ECLI:NL:RBNNE:2015:936

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 maart 2015
Publicatiedatum
4 maart 2015
Zaaknummer
18.830338-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor straatroof met geweld en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 2 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van straatroof. De verdachte heeft op 3 november 2014 in Hoogezand, gemeente Hoogezand-Sappemeer, een tas met inhoud weggenomen van een slachtoffer, waarbij hij geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de tas van het slachtoffer heeft getrokken, waardoor het slachtoffer ten val is gekomen. De verdachte heeft tijdens de terechtzitting op 16 februari 2015 een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en de aangifte van het slachtoffer als bewijs gebruikt. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde. De verdediging heeft gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en medewerking aan diagnostiek door de forensische psychiatrie. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 576,00 aan het slachtoffer toegewezen, die door de verdachte moet worden betaald. De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de ernst van het feit, het strafblad van de verdachte en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830338-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken
d.d. 2 maart 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]),
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
16 februari 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.G.E. Klatter, advocaat te Veendam.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.F. Severs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 november 2014 te Hoogezand, gemeente Hoogezand-Sappemeer,
op de openbare weg, de [straat], althans een openbare weg,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas
(met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- die [slachtoffer] van achteren heeft benaderd en/of
- onverhoeds meermalen, althans eenmaal, met (grote) kracht aan die door die
[slachtoffer] met het hengsel over de schouder en/of de nek meegevoerde tas heeft
getrokken, althans zodanig onverhoeds geweld heeft uitgeoefend op die tas dat
daardoor het hengel van die tas is geknapt of los geschoten, en/of
- die [slachtoffer] (aldus) (krachtig) heen en weer heeft geschud, en/of
- ( vervolgens) opnieuw meermalen, althans eenmaal, aan die tas heeft gerukt
en/of getrokken en/of is blijven rukken en/of trekken waardoor die [slachtoffer] ten
val is gekomen;
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen op basis van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich namens verdachte met het standpunt van de officier van justitie verenigd.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte d.d. 3 november 2014, opgenomen op pagina 165 e.v. van dossier nr. 2014138155 d.d. 19 december 2014, inhoudende de verklaring van [slachtoffer];
3. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 5 november 2014, opgenomen op pagina 168 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer].
Bewezenverklaring
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 3 november 2014 te Hoogezand, gemeente Hoogezand-Sappemeer, op de openbare weg, de [straat], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte
- die [slachtoffer] van achteren heeft benaderd en
- onverhoeds meermalen, met (grote) kracht aan die door die [slachtoffer] met het hengsel over de schouder en de nek meegevoerde tas heeft getrokken en
- die [slachtoffer] aldus (krachtig) heen en weer heeft geschud en
- vervolgens opnieuw meermalen aan die tas heeft gerukt of getrokken en is blijven rukken of trekken waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en daaraan gekoppeld reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde. Daarbij heeft hij met name aangevoerd dat het een ernstig strafbaar feit betreft, dat een enorme impact op aangeefster heeft gehad. De officier van justitie heeft gelet op de oriëntatiepunten die het openbaar ministerie hanteert bij dit soort feiten, het strafblad van verdachte en het feit dat verdachte ondanks een eerdere terugvalpreventietraining opnieuw de fout in is gegaan. De officier van justitie heeft gesteld dat het reclasseringsrapport
d.d. 5 februari 2015, waarin de reclassering adviseert een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen, te kort door de bocht is.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en een lange voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden, alles zoals is geadviseerd door de reclassering. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte het feit heeft gepleegd onder druk van een "verkeerde" vriend, aan welke druk verdachte geen weerstand heeft kunnen bieden. Het is belangrijk dat er nader onderzoek wordt gedaan naar eventuele persoonlijkheidsproblematiek. Het huidige elektronisch toezicht in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis verloopt goed. De raadsvrouw heeft erop gewezen dat het openbaar ministerie niet tegen de schorsingsbeslissing van de rechtbank in hoger beroep is gegaan.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een straatroof gepleegd, waarbij hij de tas van aangeefster heeft weggenomen en waarbij verdachte geweld heeft gepleegd. Aangeefster heeft daarbij letsel opgelopen. Voor aangeefster is een angstige en bedreigende situatie ontstaan. Slachtoffers van dergelijke feiten ondervinden vaak nog lange tijd de gevolgen. Bovendien versterken dergelijke feiten niet alleen de gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer, maar ook in de samenleving. De rechtbank rekent verdachte dit feit ernstig aan en acht het opleggen van een aanzienlijke gevangenisstraf zonder meer gerechtvaardigd.
De rechtbank houdt rekening met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten. Daar komt bij dat verdachte ten tijde van het thans bewezen verklaarde feit in een proeftijd liep.
De rechtbank houdt ook rekening met het rapport van Reclassering Nederland
d.d. 5 februari 2015, waarin het volgende wordt uiteengezet, zakelijk weergegeven:
Verdachte heeft problemen op het gebied van huisvesting en financiën. Ten tijde van de delictsituatie was er sprake van acuut geldgebrek. De rode lijn in het delictgedrag van verdachte is de beïnvloedbaarheid. De delicten zijn gepleegd in situaties waarin hij onder druk staat, meestal van anderen. Druk kan ook ontstaan als verdachte geen uitweg weet als zijn leefomstandigheden steeds ingewikkelder worden. Als een gecompliceerde situatie te lang duurt, wordt het teveel in zijn hoofd. Dan kan hij impulsief en/of meegaand reageren om te ontkomen aan de druk. Het blijft onduidelijk wat het aanjagende mechanisme is voor de handelingen van verdachte. Hij is van goede wil en heeft voldoende mogelijkheden. toch blijft het op cruciale momenten mis gaan. Een nader onderzoek naar de persoonlijkheid van het niveau en de persoonlijkheid van betrokkene is geïndiceerd. Zonder hulp en steun en controle zal verdachte het niet redden en is de kans op herhaling gemiddeld groot.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen, enerzijds teneinde te bewerkstelligen dat verdachte zich in de toekomst zal onthouden van het plegen van strafbare feiten en anderzijds om daaraan de bijzondere voorwaarden te koppelen, zoals opgenomen in voormeld reclasseringsrapport.
De rechtbank overweegt daarbij dat een onvoorwaardelijke straf gelijk aan de duur van het voorarrest, zoals door de raadsvrouw is bepleit, geen recht doet aan de ernst van het feit. Dat verdachte is geschorst uit de voorlopige hechtenis doet daaraan niet af, nu aan een schorsing geen verwachtingen kunnen worden verbonden.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
zes maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
twee jaar, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen een werkweek na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen
(050-3188188) en zich hierna blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit nodig acht;
2. dat de veroordeelde meewerkt aan diagnostiek door de forensische psychiatrie (AFPN/VNN) en, indien geïndiceerd, het behandelplan volgt bij de geïndiceerde instelling (IFZO-indicatie) of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
3. dat de veroordeelde de benodigde acties onderneemt om zijn schulden af te lossen, ook als dit inhoudt dat hij meewerkt aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, zolang de reclassering dit nodig acht;
4. dat de veroordeelde de benodigde acties onderneemt om (betaald) werk te vinden en te behouden (re-integratieproject), zolang de reclassering dit nodig acht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 576,00 (zegge: vijfhonderd zesenzeventig euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen een bedrag van € 576,00 (zegge: vijfhonderd zesenzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 11 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. Agema, voorzitter, mr. J.V. Nolta en
mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 maart 2015.