ECLI:NL:RBNNE:2015:935

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 maart 2015
Publicatiedatum
4 maart 2015
Zaaknummer
18.830339-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor straatroof met geweld in Hoogezand

Op 2 maart 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van straatroof. De verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], was op het moment van de zitting preventief gedetineerd in PI Leeuwarden. De zaak was voortgekomen uit een incident op 5 november 2014, waarbij de verdachte de tas van een slachtoffer heeft weggenomen met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de tas van het slachtoffer heeft getrokken en daarbij dreigende woorden heeft geuit. De officier van justitie heeft bewijs aangedragen, waaronder verklaringen van het slachtoffer en medeverdachten, en heeft gevorderd tot een gevangenisstraf van 9 maanden. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat het bewijs voldoende was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, die in totaal € 704,45 bedraagt, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830339-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken
d.d. 2 maart 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans preventief gedetineerd in PI Leeuwarden, Holstmeerweg 7 te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
16 februari 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J-L.A.M. le Cocq d'Armandville, advocaat te Rotterdam.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.F. Severs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 november 2014 te Hoogezand, gemeente
Hoogezand-Sappemeer, op de openbare weg, de [straat], althans op een
openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een tas (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heter daad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- die [slachtoffer] van achteren heeft benaderd, en/of
- onverwachts en/of met kracht aan die door die [slachtoffer] in de hand gedragen,
althans meegevoerde, tas heeft getrokken, en/of
- ( daarbij) dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Geef mij die tas, geef
mij die tas", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
en/of
- ( opnieuw) meermalen, althans eenmaal, (met kracht) aan die tas heeft
getrokken en/of gerukt en/of is blijven trekken en/of rukken, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] (met kracht) heeft geduwd waardoor die [slachtoffer]
ten val is gekomen, althans die [slachtoffer] ten val heeft gebracht, en/of
- ( aldus) zodanig geweld heeft uitgeoefend op die [slachtoffer] en/of tas dat het
hengsel van die tas is afgescheurd en/of die tas is losgekomen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 5 november 2014 tot en met 6 november 2014,
te Hoogezand, gemeente Hoogezand-Sappemeer, althans in Nederland, een horloge
en/of een gsm (Nokia) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van dat/die goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten
vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen op basis van de aangifte, de verklaring van [medeverdachte 1], het feit dat de weggenomen spullen bij verdachte zijn aangetroffen, alsmede het onderzoek naar de verkeersgegevens betreffende de weggenomen telefoon van aangeefster.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor vrijspraak van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niets in de richting van verdachte wijst, behalve de verklaring van [medeverdachte 1]. Het is [medeverdachte 1] die prima voldoet aan de beschrijving die aangeefster van de dader heeft gegeven en hij heeft dan ook reden om de aandacht op iemand anders te vestigen. De details die [medeverdachte 1] vertelt over de inhoud van de tas, heeft hij kunnen halen uit een proces-verbaal. Ook het feit dat de telefoon van aangeefster is aangetroffen in de broekzak van verdachte, maakt niet dat verdachte de dader is. Uit het onderzoek naar de verkeersgegevens betreffende de telefoon komt bovendien geen exacte locatie naar voren.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, telkens in de wettelijke vorm opgemaakt en zakelijk weergegeven.
Een proces-verbaal d.d. 5 november 2014, opgenomen op pagina 176 e.v. van dossier nr. 2014138155 d.d. 19 december 2014 van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van aangeefster [slachtoffer]:
Op 5 november 2014, omstreeks 17.50 uur liep ik in Hoogezand naar de [straat]. Een fietser naderde mij van achteren. De fietser was een man. Hij pakte mijn zwarte handtas vast. Ik had deze tas in mijn linkerhand. De man begon aan mijn tas te trekken en ik hoorde hem zeggen: "Geef mij die tas, geef mij die tas." Ik zei tegen hem: "Die tas krijg je niet. Het is mijn tas." Ik trok de tas terug. De man bleef met kracht aan de tas trekken. Ik schreeuwde dat de man de tas moest loslaten. Hij deed dit niet en duwde mij achteruit. Ik kwam hierdoor ten val en het hengsel van de tas scheurde vervolgens af.
Ik kan de man die mijn tas heeft weggenomen als volgt beschrijven: donkere huidskleur, tussen de 1.75 en 1.85 meter groot, normaal postuur.
In mijn tas zaten een oude mobiele telefoon, merk Nokia, kleur zwart en een zilverkleurig horloge.
Een proces-verbaal d.d. 19 november 2014, opgenomen op pagina 181 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer]:
In de tas zaten een pasfoto van mijn moeder, vijf pasfoto's van mij en een papier waarop twee foto's van mijn kinderen waren geplakt. De portemonnee was felrood van kleur.
Een proces-verbaal d.d. 18 november 2014, opgenomen op pagina 110 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1]:
Woensdag 5 november 2014 was ik thuis met mijn vriendin [getuige]. Zij kwam om ongeveer 18.00 uur thuis. Ik weet nog dat [medeverdachte 2] weg was en 's avonds laat terug kwam. Hij zei dat hij iemand de tas had afgepakt. [medeverdachte 2] zei nog iets van dat hij iets tegen die vrouw gezegd had. Die vrouw zei toen dat die tas van haar was.
Ik heb die tas gezien en heb ook gezien wat er in de tas zat. Ik zag een rode portemonnee, de telefoon die jullie mij hebben getoond, foto's van gezichten van mensen. Dat waren meerdere foto's die aan elkaar geplakt waren op papier of zo.
Een proces-verbaal d.d. 20 november 2014, opgenomen op pagina 159 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [getuige]:
[medeverdachte 2] heeft mijn fiets meegenomen op de woensdagavond.
Een proces-verbaal d.d. 6 november 2014, opgenomen op pagina 20 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]:
Op donderdag 6 november 2014 betraden wij de woning aan de [adres 1]. In de woning was een manspersoon aanwezig die na daartoe te zijn gevraagd opgaf te zijn genaamd [medeverdachte 2], geboren [geboortedatum].
In de woning heeft vervolgens een doorzoeking ter inbeslagname plaats gevonden.
Ik, [verbalisant 2], bevond mij op de eerste etage. Ik zag dat de deur linksachter, gezien vanaf de trap nog dicht was. Ik vroeg aan [medeverdachte 2] van wie deze kamer was. [medeverdachte 2] vertelde mij dat hij op deze kamer logeerde. In een witte boodschappen tas zag ik een zilverkleurig dameshorloge en een batterij van een mobiele telefoon van het fabrieksmerk Nokia liggen. Dit horloge en de batterij kwamen sterk overeen met de goederen die weggenomen waren.
Een proces-verbaal d.d. 19 december 2014, opgenomen op pagina 6 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant 3]:
De verdachte [medeverdachte 2] is voorafgaand aan zijn insluiting gefouilleerd. In de rechterbroekzak van zijn trainingsbroek zat de mobiele telefoon, merk Nokia, met het kapotte schermpje, van aangeefster [slachtoffer]. (p 12)
Uit locatiebepaling van de weggenomen telefoon van de straatroof blijkt dat de Nokia telefoon vanaf woensdag 5 november 2014 te 22.45 uur een mast aanstraalt, gevestigd aan de [adres 2]. Deze mast geeft dekking aan de woning van de verdachte [medeverdachte 1], alwaar [medeverdachte 2] verblijft. De weggenomen Nokia straalt vanaf woensdag 5 november 2014 tot en met de aanhouding van verdachte [medeverdachte 2] alleen maar dezelfde mast aan. (p 14)
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot het hiervoor weergegeven standpunt van de verdediging overweegt de rechtbank dat de verdediging geen argumenten heeft aangevoerd die verdachte als dader uitsluiten. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [medeverdachte 1]. Pas nadat [medeverdachte 1] heeft verklaard over de rode portemonnee en de op een papier geplakte foto's, heeft aangeefster over deze details nader verklaard. Bovendien sluit de beschrijving die aangeefster van de dader geeft, verdachte niet als dader uit.
De weggenomen telefoon en horloge zijn bij verdachte aangetroffen. Verdachte heeft omtrent het horloge wisselende verklaringen afgelegd. Uiteindelijk heeft verdachte verklaard dat hij het horloge en de telefoon op 6 november 2014 van ene Jason heeft gekocht. Deze verklaring wordt weersproken door het feit dat de telefoon vanaf 5 november 2014 te 22.45 uur tot en met de aanhouding van verdachte alleen de mast heeft aangestraald, die dekking geeft aan de woning waar verdachte op dat moment verbleef. Dat uit het onderzoek geen exacte locatie naar voren is gekomen, doet hieraan niet af.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 5 november 2014 te Hoogezand, gemeente Hoogezand-Sappemeer, op de openbare weg, de [straat], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een tas met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte
- die [slachtoffer] van achteren heeft benaderd, en
- onverwachts en met kracht aan die door die [slachtoffer] in de hand gedragen tas heeft getrokken, en
- daarbij dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Geef mij die tas, geef mij die tas", en
- met kracht aan die tas is blijven trekken, en
- vervolgens die [slachtoffer] (met kracht) heeft geduwd waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen, en
- ( aldus) zodanig geweld heeft uitgeoefend op die [slachtoffer] en/of tas dat het hengsel van die tas is afgescheurd.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en daaraan gekoppeld reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde. Bij het bepalen van de strafmaat heeft de officier van justitie gelet op de door het openbaar ministerie gehanteerde oriëntatiepunten, de documentatie van verdachte en het advies van de reclassering. Ook heeft de officier van justitie gelet op het feit dat artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Standpunt verdediging
Namens verdachte is, voor het geval de rechtbank het primair ten laste gelegde bewezen mocht achten, gepleit voor een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een straatroof gepleegd, waarbij hij de tas van aangeefster heeft weggenomen en waarbij verdachte geweld heeft gepleegd. Voor aangeefster is een angstige en bedreigende situatie ontstaan. Slachtoffers van dergelijke feiten ondervinden vaak nog lange tijd de gevolgen. Bovendien versterken dergelijke feiten niet alleen de gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer, maar ook in de samenleving. De rechtbank rekent verdachte dit feit ernstig aan en acht het opleggen van een aanzienlijke gevangenisstraf zonder meer gerechtvaardigd.
De rechtbank houdt rekening met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten. Daar komt bij dat verdachte ten tijde van het thans bewezen verklaarde feit in twee proeftijden liep.
Uit de omtrent zijn persoon opgemaakte rapportages komt naar voren dat er in het kader van een eerder opgelegd reclasseringstoezicht geen verandering in positieve zin in de situatie van verdachte heeft plaatsgevonden, met name omdat hij niet heeft meegewerkt aan plaatsing in de nachtopvang als basis voor het aanvragen van een uitkering. Omdat verdachte ontkennend is, heeft de reclassering geen relatie kunnen leggen tussen de diverse leefgebieden, verdachtes persoonlijkheid en het thans bewezen verklaarde feit. Verdachte is van mening dat, zodra huisvesting en inkomen zijn geregeld, hij alleen ondersteuning nodig heeft op het gebied van aflossing van zijn schulden en beheer over zijn administratie. Voor het overige is hij van mening dat hij zich zonder hulp kan redden.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank ziet, gelet op de inhoud van de rapportages, geen aanleiding voor het opleggen van bijzondere voorwaarden.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder primair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering is ter terechtzitting verlaagd tot € 204,45 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 152,45 aan materiële schade, bestaande uit de kosten met betrekking tot de portemonnee, tas, paspoort en pijnstillers, en € 500,00 aan immateriële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, voor het geval de rechtbank het primair ten laste gelegde bewezen mocht achten, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade zoals die ter zitting is verminderd, voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar. Met betrekking tot de materiële schade wijst de rechtbank toe de posten zoals die namens de benadeelde partij ter terechtzitting zijn gevorderd, te weten de posten "portemonnee", "tasje", "make-up spullen" (geschat op € 40,00), "kosten paspoort" en "kosten pijnstiller en antimaagzuurmiddel".
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22b, 24c, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
zes maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
twee jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 704,45 (zegge: zevenhonderd vier euro en vijfenveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 november 2014.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer], te betalen een bedrag van € 704,45 (zegge: zevenhonderd vier euro en vijfenveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 november 2014, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 14 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 204,45 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. Agema, voorzitter, mr. J.V. Nolta en
mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 maart 2015.