ECLI:NL:RBNNE:2015:933

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 maart 2015
Publicatiedatum
4 maart 2015
Zaaknummer
18.730765-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 3 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], werd ervan beschuldigd op of omstreeks 22 augustus 2013 in Leeuwarden met een meisje, geboren op 4 november 1997, ontuchtige handelingen te hebben gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van haar lichaam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet kon aantonen dat hij niet op de hoogte was van de leeftijd van het slachtoffer, aangezien de in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht genoemde leeftijden geobjectiveerd zijn. Dit betekent dat opzet of schuld niet vereist is voor de strafbaarheid. De rechtbank heeft het beroep op afwezigheid van alle schuld verworpen, omdat de verdachte onvoldoende inspanningen heeft geleverd om de werkelijke leeftijd van het slachtoffer te verifiëren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaar, en heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die een first offender is en zijn leven goed op orde heeft.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730765-13
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 3 maart 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 februari 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D. Uygul, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.T. Kooistra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 augustus 2013, althans in de maand augustus 2013, te Leeuwarden, met [slachtoffer] (geboren op 4 november 1997), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het ten laste gelegde;
- oplegging van een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis;
- oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 dag met aftrek van het voorarrest;
- oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren;
- gedeeltelijke hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 250,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 februari 2015;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. 29082013-A-01, d.d. 3 september 2013, inhoudende de verklaring van [slachtoffer].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 22 augustus 2013, te Leeuwarden, met [slachtoffer], geboren op
4 november 1997, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De verdediging heeft ter terechtzitting een beroep op afwezigheid van alle schuld gedaan.
De raadsman heeft hiertoe - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat, gelet op alle omstandigheden waaronder aangeefster geprostitueerd werd, verdachte verontschuldigbaar heeft gedwaald ten aanzien van de leeftijd van aangeefster.
Voor zover de verdediging bepleit dat verdachte niet wist dat het slachtoffer nog geen zestien jaar was en hij dit ook niet kon weten, overweegt de rechtbank dat de in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht genoemde leeftijden zijn geobjectiveerd, zodat opzet of schuld daaromtrent niet vereist is. De bescherming van de minderjarige staat in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht centraal, hetgeen betekent dat verdachte een vergaande onderzoeksplicht heeft om achter de (werkelijke) leeftijd van de betrokken minderjarige te komen. Voor een geslaagd beroep op afwezigheid van alle schuld is noodzakelijk dat gesproken kan worden van het volledig ontbreken van verwijtbare onwetendheid bij verdachte. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank in de onderhavige zaak geen sprake.
De rechtbank is van oordeel dat de situatie waaronder de prostitutie plaatsvond verdachte voldoende aanleiding moest geven om zich van de leeftijd van het slachtoffer te vergewissen. Uit het dossier blijkt immers - kort gezegd - dat verdachte niet naar een prostitutiegebied ging, maar via speurders.nl het slachtoffer heeft bezocht in een woonhuis. Verdachte belde met het telefoonnummer dat in de advertentie stond en kreeg toen een buurt door waar hij moest zijn. Op het moment dat hij in de bewuste buurt was kreeg hij het exacte adres door waar hij heen moest. In de woning kreeg verdachte het aanbod om niet met één maar met twee vrouwen, waaronder het slachtoffer, seks te hebben. Verdachte heeft daarbij niet met het slachtoffer gesproken, omdat zij geen Nederlands sprak.
Op grond van de voorhanden zijnde stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht, is niet gebleken dat verdachte op enig moment moeite heeft gedaan om informatie te verkrijgen over de leeftijd van het slachtoffer. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen had dit gelet op de geschetste omstandigheden wel op zijn weg gelegen. Daarnaast acht de rechtbank het een feit van algemene bekendheid dat uiterlijke kenmerken nooit absolute zekerheid omtrent een leeftijd kunnen verschaffen.
De rechtbank verwerpt op grond van het voorgaande het beroep op afwezigheid van alle schuld.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage van Reclassering Nederland
d.d. 20 november 2014, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met een meisje van vijftien jaar. Verdachte was destijds zelf drieëntwintig jaar.
Verdachte heeft via internet een afspraak met een prostituee gemaakt en zonder nader onderzoek naar de leeftijd van dit meisje te plegen heeft hij seksueel contact gehad met haar.
Het meisje was slachtoffer van mensenhandel. De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte hiervan niet op de hoogte was en hier ook geen rol bij heeft gehad.
Verdachte heeft desondanks door zijn handelen wel een inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. De rechtbank rekent dat de verdachte aan.
De ernst van het bewezen verklaarde feit en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank houdt echter ook rekening met de persoon van verdachte.
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie blijkt dat verdachte een first offender is.
Uit het reclasseringsadvies d.d. 20 november 2014 en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte zijn leven goed op orde heeft. Verdachte heeft een opleiding afgerond en is sindsdien als kok aan het werk. Hij heeft bovendien geen schulden en woont bij zijn ouders. Dit leidt ertoe dat de rechtbank afziet van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Op grond van de geschetste omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte is de rechtbank - in tegenstelling tot de officier van justitie - van oordeel dat in dit geval kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke straf. Alhoewel de rechtbank de kans op recidive gering acht, zal zij een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 1 maand om de ernst van het feit te benadrukken.

Benadeelde partij

[slachtoffer]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank stelt vast dat de onderbouwing van de gestelde schade ziet op de situatie dat zij onder dwang is geprostitueerd door andere personen en niet op het seksueel contact dat zij met verdachte had. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte niet op de hoogte was van het feit dat het meisje slachtoffer was van mensenhandel en dat hij hier ook geen rol bij heeft gehad.
De rechtbank is van oordeel dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de geleden schade ten gevolge van het handelen van verdachte te kunnen beoordelen. De rechtbank zal echter niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om de hoogte van die schade alsnog te doen aantonen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.G. Wijma, voorzitter, mr. M. Jansen en mr. W.S. Sikkema, rechters, bijgestaan door mr. E. de Vries-Haitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 maart 2015.