ECLI:NL:RBNNE:2015:932

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 maart 2015
Publicatiedatum
4 maart 2015
Zaaknummer
18.830324-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen opzetheling, diefstal (in vereniging) en medeplegen poging tot afpersing

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 2 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd bijgestaan door mr. M.C. Braak. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. N. Tromp. De verdachte was beschuldigd van meerdere feiten, waaronder medeplegen van opzetheling, diefstal in vereniging en poging tot afpersing. De tenlastelegging omvatte verschillende diefstallen van goederen, waaronder muziekapparatuur en een laptop, gepleegd in de periode van 2012 tot 2013 in verschillende gemeenten, waaronder Veendam, Groningen en Zwolle. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten handelingen heeft verricht die als diefstal en poging tot afpersing kunnen worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de aangiften van de slachtoffers in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat er voldoende bewijs was voor de tenlastelegging. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 302 dagen, waarvan 300 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder verplichtingen tot reclassering en behandeling. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 1.689,-- aan schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/830324-13
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 maart 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te 9715 CV Groningen, Sabangplein 1.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 februari 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.C. Braak, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. N. Tromp.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 17 tot en met 27 april 2013, in de
gemeente(n) Veendam en/of Groningen en/of Zwolle, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
op verschillende tijdstippen, in elk geval eenmaal, (telkens)
een cd-speler (merk/type Pioneer CDJ 2000 nexus) en/of een mengpaneel
(merk/type Pioneer DJM 250) en/of een mengpaneel (merk/type Macke profx12)
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van die/dat goed(eren) (telkens) wist(en),
althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden,
dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 17 tot en met 18 april 2013 te Veendam,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een schuur gelegen
achter een woning aan de [pleegadres 1] heeft weggenomen
geluidsapparatuur, te weten (onder meer) een cd-speler (merk/type Pioneer CDJ
2000 nexus), een mengpaneel (merk/type Pioneer DJM 250), een mengpaneel
(merk/type Macke profx12) en/of gereedschap, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan Jelis Lamain, in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
2.
hij op of omstreeks 10 juli 2012 in [pleegplaats 1], in de gemeente Tynaarlo,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan
[pleegadres 2] heeft weggenomen een laptop, een computer, een beeldscherm, een
externe harde schrijf, een digitale camera, een of meer sieraden en/of een
stofzuiger, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij in of omstreeks de periode van 28 tot en met 30 augustus 2012 te Nieuwe
Pekela, in de gemeente Pekela,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan
[pleegadres 3] heeft weggenomen een lcd/flatscreen tv (merk Philips), een
tv-draagarm, een beeldscherm, een scanner (merk Canon), een dvd-recorder, een
of meer sieraden, een houten muziekdoos, een bruin lederen (attache)koffer,
een houten sigarendoos met ivoorinleg, een of meer playmobile huizen, en/of
een zwarte tas (met reclame-opdruk), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
4.
hij op of omstreeks 19 juli 2012 in de gemeente Veendam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de
afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan die [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
met zijn mededader, althans alleen, op/aan de openbare weg
(aan/nabij [straten])
die [slachtoffer 3] (met een auto) heeft achtervolgd en/of klemgereden, en/of
(op dreigende toon) tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd: "ik wil geld van
jou/Geef mij geld" en/of "Geef haar/[medeverdachte 1] geld, Wij moeten de huur betalen",
althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
(nadat die [slachtoffer 3] was uitgestapt) die [slachtoffer 3] heeft
vastgepakt en/of (met kracht) tegen zijn auto geduwd, en/of
(vervolgens) heeft gestompt/geslagen, en/of
met die [slachtoffer 3] naar zijn huis is gereden, en/of
(aldus) een voor die [slachtoffer 3] dreigende situatie heeft geschapen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 19 juli 2012 in de gemeente Veendam
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, aan/nabij [pleegplaats 2]
, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit het
(met een auto) achtervolgen en/of klemrijden van die [slachtoffer 3] en/of
(vervolgens) die [slachtoffer 3] vastpakken en/of (met kracht) tegen zijn auto
aanduwen/drukken, en/of
slaan/stompen (in het gezicht) van die [slachtoffer 3];
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 19 juli 2012 in de gemeente Veendam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]) heeft
klemgereden en/of (vervolgens) vastgepakt en/of (met kracht) tegen zijn auto
(aan)geduwd/gedrukt, en/of in het gezicht geslagen en/of gestompt, waardoor
voornoemde [slachtoffer 3] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 primair, 2, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde kan worden bewezen. Zij heeft met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde gesteld dat gezien de aangifte en de verklaring van verdachte, afgelegd bij zowel de politie als ter terechtzitting, dat het mengpaneel gestolen zou kunnen zijn en dat hij wist dat [medeverdachte 2] zich met diefstal bezig hield, medeplegen van opzetheling in Zwolle op 20 april 2013 kan worden bewezen verklaard.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde kan op grond van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte diefstal met braak wettig en overtuigend worden bewezen. De officier van justitie heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de aangifte, zodat ook de diefstal van de laptop kan worden bewezen verklaard.
Met betrekking tot het onder 4 subsidiair ten laste gelegde kan uit de bewijsmiddelen worden vastgesteld dat verdachte en [medeverdachte 3] samen in de auto hebben gezeten en al rijdende aangever in zijn auto zijn tegengekomen. Vervolgens hebben zij met behulp van de auto aangever gedwongen om te stoppen. Verdachte en [medeverdachte 3] zijn uitgestapt, hebben de confrontatie met aangever gezocht en hebben hem op een behoorlijk agressieve wijze om geld en goederen gevraagd. Vervolgens heeft [medeverdachte 3] aangever een klap gegeven. Gezien deze omstandigheden is er wettig en overtuigend bewijs voor openlijke geweldpleging.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat het onder 1 primair ten laste gelegde met betrekking tot Zwolle en een mengpaneel wettig en overtuigend kan worden bewezen. Voor de overige elementen in de tenlastelegging is onvoldoende bewijs aanwezig, zodat verdachte hiervan vrijgesproken dient te worden. Het onder 2 ten laste gelegde kan ook wettig en overtuigend worden bewezen, met uitzondering van de laptop aangezien verdachte consequent heeft verklaard dat hij geen laptop heeft gestolen. Derhalve dient hij van dit onderdeel te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde is er wettig en overtuigend bewijs voorhanden. Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit. Gezien de verschillende verklaringen die in het dossier aanwezig zijn, is er onvoldoende bewijs voor afpersing. Met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde is het onduidelijk wat de precieze gang van zaken is geweest. Duidelijk is wel dat aangever met het geweld is begonnen door verdachte bij de keel vast te pakken. Verdachte duwt aangever weg, waarna [medeverdachte 3] aangever een klap geeft. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de rol van verdachte beperkt is geweest. Verdachte is alleen uit de auto gestapt. Dit is te weinig om het openlijk geweld aan hem toe te rekenen. Ook van het meer subsidiair ten laste gelegde kan niet worden gesproken, omdat verdachte aangever niet heeft geslagen.
Beoordeling van het bewijs
Met betrekking tot feit 3
De rechtbank past met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering.
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting van 16 februari 2015 afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 5 september 2012 met bijlage, opgenomen op p. 164 e.v. van dossier met nummer 2013040427 d.d. 2 mei 2013, van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2].
Met betrekking tot feit 1, 2 en 4
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
Feit 1
De door verdachte op de terechtzitting van 16 februari 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 20 april 2013 ben ik met [medeverdachte 2] in Zwolle geweest en heb ik daar een mengpaneel ingeleverd. Als je naar de achtergrond van [medeverdachte 2] kijkt, dan kon het mengpaneel wel gestolen zijn.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 19 april 2013 met bijlagen, opgenomen op p. 62 e.v. van dossier met nummer 2013051506 d.d. 22 november 2013, van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4]:
Op woensdag 17 april 2013 te 21.00 uur heb ik gezien dat de schuur achter mijn woning, gelegen aan de [pleegadres 1] te Veendam, was afgesloten. Op donderdag 18 april 2013 te 9.30 uur was de schuurdeur los. Ik zag dat deze deur is opengetrokken of gewrikt. Er is professionele muziekapparatuur weggenomen, onder andere een mengpaneel, merk Pioneer DJM-250.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 oktober 2013 met bijlage, opgenomen op p. 81 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verbalisant [verbalisant]:
Op 2 september 2013 kwam een manager van Used Products te Zwolle bij mij die zich voorstelde als [alias]. [alias] zei tegen mij dat hij het systeem wel wilde raadplegen. Ik verbalisant zag dat [alias] een papier uitprintte met alle gegevens er op. Ik, verbalisant, zag dat op dat papier stond dat op zaterdag 20 april 2013 er een Pioneer DJM-250 mengpaneel in doos is ingekocht van [verdachte], geboren op 27 juni 1988.
Feit 2
De door verdachte op de terechtzitting van 16 februari 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb dit feit gepleegd en het stalraam geforceerd. Daarna ben ik naar binnen geklommen. Ik was alleen. Ik heb een beeldscherm, een computer en een stofzuiger meegenomen. Het zou kunnen dat ik ook zonnebrillen heb meegenomen en sieraden van zilver.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 13 juli 2012 met bijlagen, opgenomen op p. 210 e.v. van dossier met nummer 2013040427 d.d. 2 mei 2013, van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1]:
Ik doe aangifte van diefstal door middel van braak. Op 11 juli 2012 omstreeks 8.30 uur ben ik uit mijn woning aan de [pleegadres 2] te [pleegplaats 1] vertrokken. Toen ik dezelfde dag omstreeks 14.30 uur terugkeerde bij mijn woning zag ik dat de buitendeur van de keuken openstond. Ik liep de woning binnen en zag dat mijn laptop weg was. Op mijn werkkamer zag ik dat een computer met beeldscherm was weggenomen. Tevens was een externe harde schijf met back-up van deze computer weggenomen. Toen de politie bij mij was zagen wij dat er een stalraam aan de achterzijde van de woning was geforceerd. Ik zag dat er uit de lade van de meidenkast een aantal zonnebrillen en een digitale camera met kabels was weggenomen. Ik zag dat uit de lades van mijn make-up tafel diverse sieraden waren weggenomen. Ook is een stofzuiger, Miele S5 premium Selectief, ontvreemd.
Feit 4
De door verdachte op de terechtzitting van 16 februari 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik om geld heb gevraagd. Ik wilde € 250,-- van hem hebben. Het klopt dat ik heb gezegd: "Ik wil geld van jou/Geef mij geld" en "Geef [medeverdachte 1] geld, wij moeten de huur betalen".
Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 november 2012, opgenomen op p. 24 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte]:
Op een dag in het weekend ergens in juli van dit jaar, reed ik samen met [medeverdachte 3] in mijn auto. Wij zagen [slachtoffer 3] rijden in zijn auto. Ik dwong hem te stoppen door mijn auto schuin voor die van hem te zetten. [medeverdachte 1] en ik liepen naar de auto van [slachtoffer 3] toe. Hij zag nog achter het stuur. Ik heb hem gevraagd wanneer ik mijn geld zou krijgen. Ik had nog € 250,-- van hem te goed. Hij stapte uit. Ik heb hem teruggeduwd en zei ik tegen hem: "Pas op vriend ik heb je binnen een seconde kapot". Daarna sloeg [medeverdachte 1] hem.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 24 juli 2012, opgenomen op p. 155 e.v. van dossier met nummer 2013040427 d.d. 2 mei 2013, van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3]:
Op donderdag 19 juli 2012 reed ik in mijn auto op de [straat]. Toen ik ter hoogte van het woonwagenkamp was, reed [medeverdachte 1] van Driel mij klem. Ze zette haar auto schuin voor die van mij zodat ik er niet meer langs kon. Toen zag ik dat zij en [verdachte] uitstapten en richting mijn auto liepen. Toen begon [medeverdachte 1] over geld wat ze van mij wilde hebben. [verdachte] begon ook over dat ik haar geld moest geven en dat hij en [medeverdachte 1] huur moesten betalen. Ik ben toen uitgestapt. Ik hoorde [verdachte] tegen mij schreeuwen. Hij pakte mij vast en duwde mij kennelijk opzettelijk en met kracht tegen de auto aan. Op dat moment voelde ik ook een klap in mijn gezicht en wel op mijn linker oog. [medeverdachte 1] sloeg mij kennelijk opzettelijk en met kracht met een vuist op mijn linker oog. Dit deed mij pijn.
Bewijsoverweging
Met betrekking tot feit 1 is de rechtbank van oordeel dat opzetheling wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte bekent dat hij samen met [medeverdachte 2] een mengpaneel in Zwolle heeft ingeleverd. Daarnaast heeft hij verklaard dat verdachte wist dat [medeverdachte 2] vaker gestolen spullen heeft verkocht. Voorts blijkt uit de verklaring van verdachte die hij bij de politie heeft afgelegd, dat hij onder andere samen met [medeverdachte 2] heeft ingebroken in de woning van aangever [slachtoffer 2] (feit 3). Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte minst genomen de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het mengpaneel van diefstal afkomstig was.
Met betrekking tot feit 2 heeft verdachte ontkend dat hij de laptop heeft meegenomen. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de aangifte en is dan ook van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte ook de laptop heeft meegenomen.
Met betrekking tot feit 4 kan op grond van voornoemde bewijsmiddelen worden vastgesteld dat aangever door verdachte en zijn [medeverdachte 3] is klemgereden. Hij is samen met [medeverdachte 3] uitgestapt en naar de auto van aangever gelopen. Vervolgens heeft verdachte om geld verzocht voor zowel hem als [medeverdachte 3]. Aangever is uitgestapt en de woordenwisseling is doorgegaan. Uiteindelijk heeft verdachte aangever tegen zijn auto geduwd, waarna [medeverdachte 3] aangever een klap heeft gegeven. Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat deze handelingen, in onderling samenhang bekeken, als geweldshandelingen kunnen worden aangemerkt waarmee verdachte en zijn [medeverdachte 3] hebben getracht aangever te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag. Dat verdachte door aangever bij de keel is gegrepen nadat aangever uit zijn auto is gestapt, doet hieraan niet af. Derhalve is er wettig en overtuigend bewijs voor het primair ten laste gelegde, medeplegen van poging tot afpersing.
Bewezenverklaring
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij in de periode van 17 tot en met 27 april 2013, in de gemeente Zwolle, tezamen en in vereniging met een ander een mengpaneel (merk/type Pioneer DJM 250) voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat goed wisten, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij omstreeks 10 juli 2012 in [pleegplaats 1], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan [pleegadres 2] heeft weggenomen een laptop, een computer, een beeldscherm, een externe harde schrijf, een digitale camera, een of meer sieraden en een stofzuiger, toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
3.
hij in de periode van 28 tot en met 30 augustus 2012 te Nieuwe Pekela, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan [pleegadres 3] heeft weggenomen een lcd/flatscreen tv (merk Philips), een
tv-draagarm, een beeldscherm, een scanner (merk Canon), een dvd-recorder, een
of meer sieraden, een houten muziekdoos, een bruin lederen (attache)koffer,
een houten sigarendoos met ivoorinleg, een of meer playmobile huizen, en
een zwarte tas (met reclame-opdruk), toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte en zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
4.
hij op 19 juli 2012 in de gemeente Veendam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan die [slachtoffer 3], met zijn mededader op/aan de openbare weg ([straten]) die [slachtoffer 3] met een auto heeft achtervolgd en klemgereden, en (op dreigende toon) tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd: "Ik wil geld van jou/Geef mij geld" en "Geef haar/[medeverdachte 1] geld, wij moeten de huur betalen", en (nadat die [slachtoffer 3] was uitgestapt) die [slachtoffer 3] heeft
vastgepakt en met kracht tegen zijn auto geduwd, en vervolgens heeft geslagen,
en (aldus) een voor die [slachtoffer 3] dreigende situatie heeft geschapen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:

1.Primair: medeplegen van opzetheling.

2.
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
3.
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf en het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.

4.Primair: medeplegen van poging tot afpersing.

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2, 3, 4 subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot gevangenisstraf van 302 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering is gesteld, waarvan 300 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Aan het voorwaardelijk strafgedeelte dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden, zoals geformuleerd in de reclasseringsrapportage van 5 februari 2015. Daarnaast heeft de officier van justitie een taakstraf van 240 uren gevorderd. Bij de strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met het tijdsverloop in deze zaak alsmede de ad informandum gevoegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor het opleggen van een taakstraf, waarbij rekening gehouden dient te worden met het feit dat verdachte voor het onder 4 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Sinds verdachte is geschorst gaat het erg goed met hem. Een gevangenisstraf zou het ingezette hulpverleningstraject doorkruizen, hetgeen niet wenselijk is. Verdachte kan zich vinden in de bijzondere voorwaarden zoals verwoord in het reclasseringsrapport van 5 februari 2015. De ad informandum gevoegde feiten kunnen worden meegenomen, nu verdachte deze erkent.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de ad informandum gevoegde feiten, zoals deze op de dagvaarding zijn vermeld en die door verdachte zijn erkend.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het (mede)plegen van vermogensdelicten en het medeplegen van poging tot afpersing. Dit zijn ernstige feiten waarmee verdachte geen enkel respect heeft getoond voor de eigendommen van anderen en die voor de slachtoffers hinder en schade hebben teweeggebracht. Daarnaast worden door dergelijke misdrijven de gevoelens van onveiligheid in de maatschappij versterkt, zeker nu de poging tot afpersing op klaarlichte dag en op de openbare weg heeft plaatsgevonden. Het gemak waarop verdachte deze feiten heeft gepleegd, waarbij hij puur uit verveling en eigen financieel gewin heeft gehandeld, rekent de rechtbank hem aan.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank zal voorts rekening houden met het tijdsverloop in deze zaak. Verdachte heeft inmiddels contact met Unlimited en met de reclassering, hetgeen tot gevolg heeft gehad dat hij thans over een woonplek beschikt en een dagbesteding heeft. Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf hoger dan het reeds ondergane voorarrest deze positieve ontwikkeling zou doorkruizen, hetgeen niet wenselijk wordt geacht. Gezien de ernst van de feiten acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de officier van justitie geëist op zijn plaats, alsmede een forse werkstraf. De rechtbank acht het noodzakelijk om aan het voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden te verbinden zoals hierna verwoord, teneinde te voorkomen dat verdachte nieuwe strafbare feiten gaat plegen.
Vordering van de benadeelde partij m.b.t. het onder 2 bewezen verklaarde
[slachtoffer 1]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 1.689,-- aan materiële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, minus de kosten van de laptop.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22b, 22c, 22d, 24c, 36f, 45, 47, 57, 63, 311, 317, 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het onder 1 primair, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 302 dagen.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 300 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
 dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
 dat veroordeelde zich na het onherroepelijk worden van het vonnis zal melden bij de verslavingsreclassering van Verslavingszorg Noord Nederland, Canadalaan 1 te Groningen, zo frequent en zolang de reclassering dit tijdens de proeftijd noodzakelijk acht;
 dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd van twee jaar onder behandeling zal stellen van de Forensische Poli van de VNN of een soortgelijke ambulante (forensische) zorg instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
 dat veroordeelde gedurende de proeftijd het contact met hulverleningsorganisatie Unlimited of een soortgelijke organisatie voortzet en zich meewerkend en behandelbaar opstelt ten aanzien van de hulpverlening.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 240 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.689,-- (zegge: duizendzeshonderdennegenentachtig euro). Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen een bedrag van € 1.689,-- (zegge: duizendzeshonderdennegenentachtig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 26 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 1.689,-- aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. F.J. Agema en mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg, rechters, bijgestaan door mr. L.J. van der Heide, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 maart 2015.