ECLI:NL:RBNNE:2015:927

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2015
Publicatiedatum
4 maart 2015
Zaaknummer
18.830333-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor een reeks gekwalificeerde inbraken in Groningen met opzetheling

Op 19 februari 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere gekwalificeerde inbraken en opzetheling in Groningen. De verdachte, die op 21 juli 2014 en 22 juli 2014 samen met anderen inbraken heeft gepleegd, werd beschuldigd van het stelen van diverse goederen, waaronder laptops, televisies en spelcomputers, uit woningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich toegang tot de woningen heeft verschaft door middel van inklimming, wat de ernst van de feiten vergroot. Tijdens de zitting op 5 februari 2015 heeft de verdachte bekend, en er was voldoende bewijs in de vorm van aangiften van de slachtoffers. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, terwijl de verdediging pleitte voor een kortere straf. De rechtbank heeft uiteindelijk de verdachte veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de schade die hij had veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/830333-14
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 februari 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans preventief gedetineerd in [verblijfplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 februari 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.I.T. Spaan, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S. Kromdijk.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 juli 2014 te [pleegplaats]
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan [adres 1]
heeft weggenomen een (HP) laptop en/of een Ipad, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
2.
hij op of omstreeks 22 juli 2014 te [pleegplaats]
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit (een of meer kamers
in) een (studenten)woning aan [adres 2] heeft weggenomen
- een playstation en/of een of meer spelletjes, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of
- een xbox, een (Philips)tv, en/of een of meer mobiele telefoons, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 22 juli 2014 te [pleegplaats]
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit woning aan [adres 3]
heeft weggenomen een (flatscreen)tv (merk Samsung) en/of een
laptop (merk/type Packard Bell Easy Note LV), in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 22 tot en met 25 juli 2014 in de gemeente
Groningen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een (flatscreen)tv (merk Samsung) en/of een laptop (merk/type Packard Bell
Easy Note LV) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven
of het voorhanden krijgen van die/dat goed(eren) wist(en),
althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden,
dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4.
hij in of omstreeks de periode van 22 tot en met 23 juli 2014 te [pleegplaats]
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit (een of meer kamers
in) een (studenten)woning aan [adres 4] heeft weggenomen
- een laptop (merk Asus), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of
- een laptop (merk HP), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming;
5.
hij op of omstreeks 24 juli 2014 te [pleegplaats]
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan
[adres 5], alwaar verdachte(n) zich buiten weten of tegen de wil van de
rechthebbende bevond(en), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen een Imac computer, een laptop (merk HP), een telefoon (merk
Nokia), computerapparatuur, en/of een cowboybag (met inhoud), in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde kan worden bewezen. Daartoe heeft zij erop gewezen dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is, nu de verdachte de feiten heeft bekend en er ter zake van deze feiten een aangifte in het dossier aanwezig is. Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de diefstal van de telefoon, nu verdachte ontkent de telefoon te hebben gestolen en er ter zake van deze diefstal geen wettig bewijs is.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich verenigd met het standpunt van de officier van justitie.
Beoordeling van het bewijs
Feit 1 ([adres 1])
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit onder 1 de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal aangifte d.d. 22 juli 2014, opgenomen in proces-verbaal met nr. PL0100-2014-07965723, d.d. 24 november 2014, van Politie Eenheid Noord-Nederland, district Groningen, met bijlage goederen, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] (p. 165-167).
Feit 2 ([adres 2])
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit onder 2 de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal aangifte d.d. 24 juli 2014, met bijlage goederen, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] (p. 180-183);
Een proces-verbaal aangifte d.d. 5 augustus 2014, met bijlage goederen, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] (p. 184-186).
Feit 3 ([adres 3])
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit onder 3 (subsidiair) de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal aangifte d.d. 28 juli 2014, met bijlage goederen, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] (p. 188-190).
Feit 4 ([adres 4])
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit onder 4 de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal aangifte d.d. 23 juli 2014, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [persoon 1], namens de benadeelden [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] (p. 191-193).
Feit 5 ([adres 5])
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit onder 5 de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal aangifte d.d. 12 augustus 2014, met bijlage goederen, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van[slachtoffer 7] (p. 200-203).
Bewezenverklaring
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 21 juli 2014 te [pleegplaats]
tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan [adres 1] heeft weggenomen een HP laptop en een Ipad,
toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van inklimming;
2.
hij op 22 juli 2014 te [pleegplaats]
telkens tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit kamers in een studentenwoning aan [adres 2] heeft weggenomen
- een playstation en spelletjes, toebehorende aan [slachtoffer 2], en
- een xbox, een Philips tv, en mobiele telefoons, toebehorende aan [slachtoffer 3],
waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van inklimming;
3. ( subsidiair)
hij in de periode van 22 tot en met 25 juli 2014 in de gemeente Groningen, een flatscreen tv merk Samsung en een laptop (merk/type Packard Bell Easy Note LV) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
4.
hij in de periode van 22 tot en met 23 juli 2014 te [pleegplaats]
telkens tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit kamers in een studentenwoning aan [adres 4] heeft weggenomen
- een laptop (merk Asus), toebehorende aan [slachtoffer 5], en
- een laptop (merk HP), toebehorende aan [slachtoffer 6],
waarbij zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van inklimming;
5.
hij op 24 juli 2014 te [pleegplaats]
tezamen en in vereniging met anderen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan [adres 5], alwaar verdachten zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen een Imac computer, een laptop, computerapparatuur, en een cowboybag (met inhoud), toebehorende aan [slachtoffer 7], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van inklimming.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van de feiten

Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
subsidiair: opzetheling
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 (subsidiair), 4 en 5 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door Reclassering Nederland voorgesteld en met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte ten tijde van de uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht (zijnde 97 dagen) en waarbij het voorwaardelijke deel 9 maanden zal zijn, met een proeftijd van twee jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door Reclassering Nederland voorgesteld.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage van reclassering Nederland, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de ad informandum gevoegde feiten, zoals deze op de dagvaarding zijn vermeld en die door verdachte zijn erkend.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ten laste van verdachte is bewezen verklaard dat hij tezamen en in vereniging met een ander/anderen verschillende inbraken heeft gepleegd, waarvan één gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd. Een inbraak heeft in het algemeen grote impact op slachtoffers. De onderhavige inbraken zijn bovendien kort na elkaar gepleegd in woningen die niet ver van elkaar zijn gelegen. Bij de slachtoffers, maar naar alle waarschijnlijkheid ook bij de buurtbewoners, is daardoor een gevoel van onveiligheid ontstaan. Als reactie op dergelijke feiten is naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend.
Voor enig vergelijk heeft de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS in aanmerking genomen. Als uitgangspunt voor een woninginbraak wordt daar een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden gehanteerd. In het onderhavige geval is sprake geweest van meerdere, kort na elkaar gepleegde woninginbraken die zijn gepleegd door inklimming. Voor de 4 bewezen verklaarde inbraken zou derhalve in beginsel – zonder rekening te houden met de meerdaadse samenloop – een gevangenisstraf van 12 maanden als uitgangspunt kunnen dienen.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld tot taakstraffen wegens openlijke geweldpleging, belediging van een ambtenaar in functie, maar ook wegens soortgelijke feiten als de onderhavige (gekwalificeerde diefstallen). Met betrekking tot de openlijke geweldpleging bevond verdachte zich ten tijde van het begaan van de onderhavige strafbare feiten bovendien nog in zijn proeftijd.
Voorts houdt de rechtbank rekening met het reclasseringsadvies van 15 december 2014, waarin wordt geadviseerd om verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met daaraan gekoppeld een meldplicht bij Reclassering Nederland en het verlenen van medewerking aan de aanmeld- en intakeprocedure bij de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord Nederland (AFPN) en eventueel een CoVa plus training.
Ten voordele van de verdachte houdt de rechtbank rekening met de jonge leeftijd van de verdachte. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat alle strafbare feiten binnen een relatief korte tijdsspanne zijn gepleegd.
Op grond van al het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door Reclassering Nederland voorgesteld, passend en geboden is.
Vordering van de benadeelde partijen (m.b.t. het onder 4 en 5 bewezen verklaarde)
[slachtoffer 5] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 829,- aan materiële schade.
[slachtoffer 6] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 538,99 aan materiële schade en een niet nader genoemd bedrag aan immateriële schade.
Namens [slachtoffer 7] is voor de aanvang van de terechtzitting het voorgeschreven voegingsformulier benadeelde partij ingediend bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 5 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 866,36 aan materiële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van [slachtoffer 5] (hoofdelijk) zal worden toegewezen tot een bedrag van € 690,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van [slachtoffer 6] (hoofdelijk) zal worden toegewezen tot een bedrag van € 339,99, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van [slachtoffer 7] niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de vordering van [slachtoffer 5] gedeeltelijk kan worden toegewezen, onder meer rekening houdend met een evenredige toerekening van het te vergoeden schadebedrag naar rato van het aantal betrokkenen bij de inbraak.
Voorts heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat [slachtoffer 6] in zijn vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Ten slotte heeft de raadsvrouw bepleit dat de vordering van [slachtoffer 7] niet-ontvankelijk moet worden verklaard, dan wel slechts ten dele kan worden toegewezen.
Beoordeling
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 5]:
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade naar haar aard voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De gestelde omvang van de schade is echter onvoldoende aannemelijk geworden, nu kennelijk geen rekening is gehouden met de gebruikelijke afschrijvingen.
De rechtbank acht de vordering daarom tot een bedrag van € 690,- gegrond en voor toewijzing vatbaar. Tot dat bedrag is de vordering niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsvrouw weersproken. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Dat deel van de vordering kan de benadeelde partij slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade. De rechtbank zal tevens de hoofdelijkheid bepalen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 6]:
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade naar haar aard voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Het gestelde bedrag van de schade is echter onvoldoende aannemelijk geworden, nu voor wat betreft de laptop kennelijk geen rekening is gehouden met de gebruikelijke afschrijvingen. Voor wat betreft de gestelde schade in verband met de diefstal van een horloge acht de rechtbank het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan (in zoverre) niet bewezen, reeds omdat het horloge niet in de tenlastelegging voorkomt.
De rechtbank acht de vordering daarom tot een bedrag van € 300,- gegrond en voor toewijzing vatbaar. Tot dat bedrag is de vordering onvoldoende door verdachte en diens raadsvrouw weersproken. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Dat deel van de vordering kan de benadeelde partij slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
De rechtbank zal tevens de hoofdelijkheid bepalen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 7]:
Naar het oordeel van de rechtbank is omtrent de hoedanigheid van de benadeelde partij en in het bijzonder omtrent de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de indiener van de vordering onvoldoende komen vast te staan. Er is geen machtiging overgelegd waaruit blijkt dat de indiener bevoegd was om namens de benadeelde partij een vordering in te dienen. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 47, 57, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
 dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
 dat veroordeelde zich binnen 5 dagen volgend op zijn ontslagdatum uit detentie meldt bij Reclassering Nederland op het adres Leonard Springerlaan 21 in Groningen;
 dat veroordeelde zich hierna moet blijven melden zo frequent en zolang de reclassering noodzakelijk acht.
 dat betrokkene dient mee te werken aan de totstandkoming van een nieuw ambulant onderzoek door de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord Nederland (AFPN) en/of een vergelijkbare instelling en een eventueel daaruit voortvloeiende behandeling, zolang de behandelaar en/of de reclassering dit noodzakelijk acht(en), en eventueel een CoVa plus training indien de reclassering dit noodzakelijk acht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt veroordeelde mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 690,- (zegge: zes honderd en negentig euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van veroordeelde geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Veroordeelt veroordeelde in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5], te betalen een bedrag van € 690,- (zegge: zes honderd en negentig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 13 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van veroordeelde geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 690,- aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5], daarmee de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien veroordeelde aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt veroordeelde mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 300,- (zegge: drie honderd euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van veroordeelde geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Veroordeelt veroordeelde in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6], te betalen een bedrag van € 300,- (zegge: drie honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van veroordeelde geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 300,- aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6], daarmee de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien veroordeelde aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 7] in haar vordering niet-ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door mrs. H.L. Stuiver, voorzitter, M.J. Oostveen en A. Heidekamp, rechters, bijgestaan door mr. A.J. van Baren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 februari 2015.