ECLI:NL:RBNNE:2015:867

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2015
Publicatiedatum
27 februari 2015
Zaaknummer
18.244878-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor mishandeling en herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 13 februari 2015 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van twee eenvoudige mishandelingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden. De mishandelingen vonden plaats op 20 september 2014 en 2 november 2014, waarbij de verdachte zijn stiefzoon en een ander slachtoffer heeft mishandeld. De rechtbank heeft ook een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling behandeld, waarbij gedeeltelijke herroeping is bevolen en bijzondere voorwaarden zijn geadviseerd, zoals een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling bij een GGZ-instelling. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van € 97,00 aan de benadeelde partij, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard en de verdachte strafbaar geacht, waarbij rekening is gehouden met eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten. De rechtbank heeft de straffen gemotiveerd door te verwijzen naar de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals de rapportages van de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/244878-14
vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling met het v.i. zaaknummer 99-000081-34 (parketnummer 17/924122-11)
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 februari 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 januari 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.S. Bauer, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.F. Severs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 september 2014, te [pleegplaats], in de gemeente Smallingerland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] (met kracht) bij de keel te pakken en/of die [slachtoffer 1] tegen het lichaam te duwen, waardoor, in elk geval mede waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen, waardoor die [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 02 november 2014 te [pleegplaats], gemeente Smallingerland,
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] in/tegen het gezicht, in elk geval tegen het hoofd te slaan en/of te stompen, waardoor die [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1. en 2. ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden;
- gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 97,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag;
- gedeeltelijke herroeping van de vordering na voorwaardelijke invrijheidsstelling, te weten de herroeping van 4 maanden gevangenisstraf;
- ten aanzien van het resterende deel van de voorwaardelijke invrijheidsstelling de volgende bijzondere voorwaarden toevoegen: 1. meldplicht bij Reclassering Nederland te Leeuwarden en houden aan aanwijzingen van reclassering, ook als dat inhoudt het deelnemen aan alcoholcontroles en 2. ambulante verplichting bij GGZ P.I. Groep of een soortgelijke instelling.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank overweegt -onder toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering- dat met betrekking tot de ten laste gelegde feiten de volgende bewijsmiddelen worden toegepast:
1. de door verdachte ter terechtzitting van 30 januari 2015 afgelegde verklaring;
2. een proces-verbaal, nr. PL0200-2014104021-1 d.d. 25 september 2014 op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 1], inhoudende de aangifte van [slachtoffer 1]
3. een proces-verbaal, nr. PL0100-2014136888-1 d.d. 2 november 2014 op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 2], inhoudende de aangifte van [slachtoffer 2].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 20 september 2014, te [pleegplaats], in de gemeente Smallingerland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] met kracht bij de keel te pakken en die [slachtoffer 1] tegen het lichaam te duwen, waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen, waardoor die [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 2 november 2014 te [pleegplaats], gemeente Smallingerland, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] in het gezicht te stompen, waardoor die [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Mishandeling;
2. Mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages van Reclassering Nederland d.d. 15 januari 2015, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn stiefzoon. Aanleiding voor deze mishandeling was een conflict tussen het slachtoffer en zijn zus. Verdachte heeft zich daarin ongevraagd gemengd. Hij is naar de woning van het slachtoffer gegaan, is daar naar binnen gegaan en heeft het slachtoffer in aanwezigheid van anderen mishandeld. Anderhalve maand later heeft verdachte zich opnieuw schuldig gemaakt aan mishandeling. Nadat hij van zijn stiefzoon hoorde dat het slachtoffer hem had lastiggevallen, is verdachte met zijn stiefzoon naar de woning van het slachtoffer gegaan. Toen het slachtoffer de deur opendeed heeft verdachte haar mishandeld. Door de mishandelingen heeft verdachte de lichamelijke integriteit van genoemde personen geschonden. Dat verdachte zich op deze agressieve en gewelddadige wijze mengt in problemen van anderen is ontoelaatbaar en geeft reden tot zorg, temeer nu ten tijde van deze feiten sprake was van een voorwaardelijke invrijheidsstelling.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg van Voorzitters van de Strafsectoren (LOVS).
Strafverzwarend werkt dat verdachte eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de eis van de officier passend en geboden en zal verdachte overeenkomstig deze vordering veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.

Benadeelde partij

[slachtoffer 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2. ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade. Daarnaast zal de rechtbank bepalen dat de vordering -zoals gevorderd- wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade, te weten 2 november 2014.

Vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 3 februari 2012, gewezen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank te Leeuwarden, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van de voorlopige hechtenis.
Met ingang van 13 mei 2014 is voorwaardelijke invrijheidstelling verleend voor een periode van 487 dagen, met daaraan de algemene voorwaarde gekoppeld dat verdachte gedurende de proeftijd van 487 dagen geen strafbaar feit mocht plegen.
Bij vordering d.d. 4 november 2014 heeft de officier van justitie gevorderd de voorwaardelijke invrijheidstelling te herroepen voor een periode van 487 dagen nu verdachte zich niet heeft gehouden aan de algemene voorwaarde, zijnde het niet plegen van enig strafbaar feit, door de in deze zaak ten laste gelegde feiten te plegen.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie zijn vordering mondeling gewijzigd.
De officier van justitie heeft mede gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport ter terechtzitting het volgende gevorderd: partiële herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, te weten de herroeping van 4 maanden gevangenisstraf.
Ten aanzien van het resterende deel van de voorwaardelijke invrijheidsstelling heeft de officier van justitie gevorderd om de volgende bijzondere voorwaarden toe te voegen:
1. meldplicht bij Reclassering Nederland te Leeuwarden en houden aan aanwijzingen van reclassering, ook als dat inhoudt het deelnemen aan alcoholcontroles en 2. ambulante behandelverplichting bij GGZ P.I. Groep of een soortgelijke instelling.
De rechtbank stelt vast dat de bewezenverklaarde feiten zijn gepleegd binnen de proeftijd.
In het over verdachte opgemaakte adviesrapport van Reclassering Nederland d.d. 15 januari 2015 komt het volgende naar voren.
Verdachte heeft tijdens de detentie deelgenomen aan een Penitentiair Programma en zijn detentiefasering is zonder problemen verlopen. Sinds de voorwaardelijke invrijheidstelling heeft verdachte zich ingezet om zijn leven op orde te krijgen door afstand te nemen van zijn oude buurt, een dagbesteding te vinden en zijn alcoholgebruik aanzienlijk te minderen. Dit heeft echter nog niet geleid tot het voorkomen van recidive. Positief is dat verdachte zich bewust is van zijn agressieproblematiek en het patroon van geweldsdelicten wil doorbreken.
De rechtbank is overeenkomstig het advies van de reclassering - en met de officier van justitie en de raadsvrouw – van oordeel dat toezicht van de reclassering en behandeling van de agressieproblematiek van verdachte de voorkeur verdient boven het volledig herroepen van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
De rechtbank zal overeenkomstig de vordering van de officier van justitie bepalen dat een gedeelte, groot 4 maanden, zal worden herroepen.
De rechtbank zal voorts op de voet van het bepaalde in artikel 15j, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht adviseren dat – kort gezegd – een meldplicht en ambulante behandelverplichting door de GGZ PI Groep of een soortgelijke instelling als voorwaarden aan de resterende voorwaardelijke invrijheidstelling, 367 dagen, worden verbonden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om alcoholcontroles te adviseren, nu de reclassering in haar rapport heeft aangegeven dat er geen sprake meer is van problematische alcoholconsumptie.
Het verlengen van de proeftijd, zoals de officier van justitie nog ter zitting naar voren heeft gebracht, behoort niet tot de wettelijke mogelijkheden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 15f, 15j, 36f, 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 97,00 (zegge: zevenennegentig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 november 2014.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], te betalen een bedrag van € 97,00 (zegge: zevenennegentig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 november 2014, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 97,00 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Beslissing op de vordering herroeping na voorwaardelijke invrijheidsstelling met het v.i. zaaknummer 99-000081-34 (parketnummer 17/924122-11):
De rechtbank gelast de gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden aan het vonnis van rechtbank Leeuwarden van 3 februari 2012 en wel voor een deel groot 120 dagen.
De rechtbank geeft het advies om aan de voorwaarden verbonden aan het resterende deel van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe te voegen:
- veroordeelde moet zich zo snel mogelijk na zijn invrijheidstelling melden bij Reclassering Nederland, Zoutbranderij 1 te Leeuwarden en zich gedurende de proeftijd blijven melden zo frequent als Reclassering Nederland dit wenselijk en nodig acht;
- veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd ambulant laten behandelen door de GGZ PI Groep of een soortgelijke instelling.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door mr. E. de Vries-Haitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 februari 2015.
w.g.
Dölle
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Sikkema
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
de Wit
locatie Leeuwarden,
de Vries-Haitsma

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/244878-14
vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling met het v.i. zaaknummer 99-000081-34 (parketnummer 17/924122-11)
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 30 januari 2015
Tegenwoordig:
mr. A.H.M. Dölle, voorzitter,
mr. W.S. Sikkema en mr. M.B. de Wit, rechters, en
mr. E. de Vries-Haitsma, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. J.F. Severs.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Als raadsvrouw van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. J.S. Bauer, advocaat te Leeuwarden.
……
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 13 februari 2015 te 13:00 uur.
Verdachte doet afstand van zijn recht bij de uitspraak van het vonnis aanwezig te zijn.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.