ECLI:NL:RBNNE:2015:850

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 februari 2015
Publicatiedatum
26 februari 2015
Zaaknummer
18.630444-11
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor betrokkenheid bij hennepkwekerijen en valsheid in geschrift

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 27 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere hennepkwekerijen en valsheid in geschrift. De verdachte, geboren in [geboorteplaats] en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd bijgestaan door mr. M.C. van Linde. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 26 januari 2015. De tenlastelegging omvatte onder andere het telen van hennepplanten in verschillende gemeenten, valsheid in geschrift met betrekking tot werkgeversverklaringen en het plegen van gewoontewitwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van hennepteelt en valsheid in geschrift, en dat hij een gewoonte had gemaakt van witwassen. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf op van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank motiveerde de straf door te wijzen op de ernst van de feiten, de maatschappelijke impact van de hennepteelt en de valsheid in geschrift, en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte enkel uit eigen financieel belang had gehandeld en dat er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.630444-11
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 februari 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
[postadres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft inhoudelijk plaatsgehad op 26 januari 2015.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. M.C. van Linde, advocaat te Groningen.

Tenlastelegging

De verdachte is bij ter terechtzitting gewijzigde dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2011 tot en met 4 oktober 2011, te [pleegplaats 1], in elk geval in de gemeente Boarnsterhim, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [pleegplaats 1]) ongeveer 400, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte 3] en/of een of meer (onbekend gebleven) andere personen in of omstreeks de periode van 1 juni 2011 tot en 4 oktober 2011, te [pleegplaats 1], in elk geval in de gemeente Boarnsterhim, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [pleegplaats 1]) ongeveer 400, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1 april 2011 tot en met 4 oktober 2011, in de gemeente(n) Oldambt en/of Boarnsterhim, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door onder meer
  • het regelen van een energieaansluiting voor voornoemd pand op naam van [persoon 1] en/of
  • het regelen van een wateraansluiting voor voornoemd pand op naam van [persoon 1];
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2011 tot en met 11 oktober 2011 te [pleegplaats 2], in elk geval in de gemeente Borger-Odoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan het [pleegplaats 2]) ongeveer 1454, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
een of meer (onbekend gebleven) personen in of omstreeks de periode van 1 juni 2011 tot en 11 oktober 2011 te [pleegplaats 2], in elk geval in de gemeente Borger-Odoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan het [pleegplaats 2]) ongeveer 1454, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1 juni 2011 tot en met 11 oktober 2011, in de gemeente(n) Oldambt en/of Borger-Odoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door onder meer
  • zich voor te doen als/uit te geven voor [persoon 1], de huurder van voornoemd pand en/of
  • het opgeven en/of gebruiken en/of ter beschikking stellen van zijn, verdachte’s telefoonnummer als het telefoonnummer van die [persoon 1] en/of
  • het betalen van de huur van voornoemd pand vanaf de bankrekening met [rekeningnummer] op naam van het [bedrijf 1] en/of
  • het regelen van een energieaansluiting voor voornoemd pand op naam van [persoon 2] en/of
  • het regelen van een wateraansluiting voor voornoemd pand op naam van [persoon 1] en/of
  • zich voor te doen als/uit te geven voor [persoon 2], energiecontractant voor voornoemd pand en/of
  • het valselijk opmaken en/of overleggen van een verklaring vorige verhuurder;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 januari 2012, te [pleegplaats 3], in elk geval in de gemeente Bellingwedde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [pleegplaats 3]) ongeveer 963, althans een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
een of meer (onbekend gebleven) personen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en 31 januari 2012 te [pleegplaats 3], in elk geval in de gemeente Bellingwedde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [pleegplaats 3]) ongeveer 963, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 januari 2012, in de gemeente(n) Oldambt, en/of Bellingwedde, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door onder meer
  • het regelen van een energieaansluiting en/of wateraansluiting voor voornoemd pand op naam van [persoon 3] en/of
  • het opgeven en/of gebruiken en/of ter beschikking stellen van zijn, verdachte’s telefoonnummer als het telefoonnummer van die [persoon 3] en/of
  • het betalen van de elektriciteitsrekening van voornoemd pand vanaf de bankrekening met [rekeningnummer] op naam van het [bedrijf 1];
4.
hij op of omstreeks 18 januari 2012, althans in of omstreeks de maand januari 2012, in de gemeente Delfzijl en/of in de gemeente Winschoten, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een (ten name van [betrokkene 5] gesteld) verantwoordingsformulier PGB-AWBZ 2011 - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst,
immers heeft verdachte valselijk op dat formulier vermeld of doen vermelden dat - zakelijk weergegeven - over de periode waarover dat formulier betrekking had, te weten de periode van 1 juli 2011 tot en met 31 december 2011, die [betrokkene 5] een bedrag van 4300,- euro
had betaald aan diens zorgverlener(s), en/of (vervolgens) dat formulier heeft ondertekend met een handtekening die door moest gaan voor de handtekening van die [betrokkene 5], althans heeft ondertekend, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2010 tot en met 31 januari 2012, in de
gemeente Oldambt, althans in Nederland, meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer geschriften, te weten
- een of meer werkgeversverklaringen betreffende [betrokkene 1], en/of
- een of meer werkgeversverklaringen betreffende [betrokkene 2], en/of
- een werkgeversverklaring betreffende [betrokkene 3], en/of
- een werkgeversverklaring betreffende [betrokkene 4]
zijnde (een) geschrift(en) die/dat bestemd waren/was om tot bewijs van enig feit te dienen
- valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk op die/dat formulier(en) vermeld dat — zakelijk weergegeven —
- dat genoemde [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4]
werknemer(s) waren/was bij het [bedrijf 1], en/of
- dat die [betrokkene 1] en/of die [betrokkene 2] en/of die [betrokkene 3] en/of die [betrokkene 4]
een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd had(den) of waren/was aangesteld in vaste dienst bij dat bedrijf [bedrijf 1], en/of
- dat die [betrokkene 1] en/of die [betrokkene 2] en/of die [betrokkene 3] en/of die [betrokkene 4]
bij dat [bedrijf 1] een bruto jaarsalaris van respectievelijk € 36.000,- ([betrokkene 1])
en/of € 39.600,- ([betrokkene 2]) en/of € 53,426,40 ([betrokkene 3]) en/of een
vakantietoeslag van respectievelijk € 2880,- ([betrokkene 1]) en/of€ 2750,- ([betrokkene 2])
en/of € 3168,- ([betrokkene 2]) en/of € 4.274,11 ([betrokkene 3]) genoten/genoot, althans
een (hoger(e) en/of ander(e)) bruto jaarsalaris en/of vakantietoeslag genoten/genoot dan
die [betrokkene 1] en/of die [betrokkene 2] en/of die [betrokkene 3] en/of die [betrokkene 4] in
werkelijkheid bij dat [bedrijf 1] genoten/genoot,
en/of die/dat formulier(en) heeft ondertekend, zulks met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
6.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2011, in de
gemeente Winschoten en/of elders in Nederland en/of in de bondsrepubliek Duitsland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van
witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben/heeft verdachte en/of verdachtes mededader(s), een of meer voorwerpen, te weten
- een of meer geldbedragen tot een totaal van ongeveer 340.436,- euro, althans een of
meer geldbedragen, en/of
- de woning [adres 1] en/of de woning/het perceel [adres 2] en/of (een gedeelte van) de gelden waarmee die woning(en)/dat perceel was/waren gefinancierd, en/of
- een auto (VW Beetle, [kenteken 1]), en/of
- een auto (VW Passat, [kenteken 2]), en/of
- een motorboot (Sunbird 171)
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van (een of meer van) genoemde voorwerpen, gebruik gemaakt, terwijl verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren/was uit enig misdrijf;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2011, in de
gemeente Winschoten en/of elders in Nederland en/of in de bondsrepubliek Duitsland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer voorwerpen, te weten
- een of meer geldbedragen tot een totaal van ongeveer 340.436,- euro, althans een of meer geldbedragen, en/of
- de woning [adres 1] en/of de woning/het perceel [adres 2] en/of (een gedeelte van) de gelden waarmee die woning(en) / dat perceel was/waren gefinancierd, en/of
- een auto (VW Beetle, [kenteken 1]), en/of
- een auto (VW Passat, [kenteken 2]), en/of
- een motorboot (Sunbird 171)
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van (een of meer van) genoemde voorwerpen, gebruik gemaakt, terwijl verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren/was uit
enig misdrijf;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting,
niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat “verdachte en/of zijn mededader(s)” lezen alsof daar staat “verdachte en/of zijn medeverdachte(n)”. De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. D. Homans-de Boer acht hetgeen onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 subsidiair, 4, 5 en 6 primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
 een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest;
 verbeurdverklaring van de woning aan de [adres 2], de
woning aan de [adres 1], een personenauto VW Passat, een
personenauto VW Beetle en een motorboot.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak

De verdachte dient van het onder
1 primair en subsidiair en 3 primairtenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht ten aanzien van feit 1, anders dan de officier van justitie en evenals de raadsman van verdachte, in het dossier onvoldoende aanknopingspunten aanwezig om verdachte als (mede)pleger van of medeplichtige aan de hennepteelt in [pleegplaats 1] aan te kunnen merken.
De rechtbank acht ten aanzien van feit 3 primair, evenals de officier van justitie en de raadsman van verdachte, niet bewezen dat de rol van verdachte bij de aangetroffen hennepkwekerij te [pleegplaats 3] kan worden gekwalificeerd als (mede)pleger.

Bewijsmotivering

Ten aanzien van feit 2 primair ([pleegplaats 2])
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en anders dan de raadsman van verdachte, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen in een pand te [pleegplaats 2] hennepplanten heeft geteeld.
In het pand aan het [pleegplaats 2] is op 11 oktober 2011 een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. In het dossier bevindt zich een huurcontract voor het pand, waarin [persoon 1] als huurder is vermeld. Onder verdachte is een loonregistratie van deze [persoon 1] aangetroffen. De makelaar herkent verdachte, als degene die zich tijdens de ondertekening van het huurcontract heeft uitgegeven als [persoon 1]. Tevens herkent de verhuurder van het pand verdachte als [persoon 1]. Het door verdachte aan de makelaar verstrekte telefoonnummer van [persoon 1], is het telefoonnummer van verdachte. Verdachte heeft de huur voor het pand betaald via het bedrijf dat op naam staat van zijn vrouw, maar waar hij feitelijk de leiding had. Verdachte heeft, zo blijkt uit de verklaring van zijn collega, door tussenkomst van deze collega de energieaansluiting voor het pand geregeld op naam van [persoon 2]. De verhuurder was op 11 oktober 2011 bij zijn verhuurd pand aanwezig en had telefonisch contact (op het telefoonnummer van verdachte) met [persoon 1]. De verhuurder vroeg aan hem waarom hij niet meer via de toegangsdeur in de garage kon kijken omdat er nu een gordijn hing. Het antwoord luidde dat daar een speelhok voor de kinderen was gemaakt. De verhuurder trof echter daar een hennepkwekerij aan. Tevens ontvluchtte een jongeman in onderbroek het pand en werd er een auto bij het pand aangetroffen, waarover verdachte kort daarna contact heeft met [medeverdachte 2].
De rechtbank is van oordeel dat gelet op voormelde gang van zaken, waarbij verdachte zijn identiteit en de hennepkwekerij geheim probeert te houden, blijkt van opzet op hennepteelt. Tussen verdachte en de medeverdachte(n) bestond een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij de geschetste bijdrage van verdachte aan het delict bestond uit meerdere essentiële gedragingen van een dusdanig gewicht dat verdachte als medepleger van hennepteelt dient te worden aangemerkt.
De rechtbank heeft het bewijs gebaseerd op de navolgende bewijsmiddelen.
Op 11 oktober 2011 troffen [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op locatie het [pleegplaats 2] te [pleegplaats 2], een hennepplantage aan [1] met ongeveer 1454 hennepplanten. Eigenaar van het pand [getuige 6] had op 1 juli 2011 zijn woning via [getuige 5] verhuurd aan een zekere [persoon 1].
[getuige 5] verklaart -zakelijk weergegeven- [2] : De huurovereenkomst is door [persoon 1] op 5 juli ondertekend. Hij was alleen. De woning is gevestigd [pleegplaats 2].
Uit een betaalrekening [bank 1] [3] blijkt dat de huur werd betaald door tussenkomst van [bedrijf 1].
[verbalisant 3] verklaart -zakelijk weergegeven- [4] : Op 11 oktober 2011 is in de avonduren een in werking zijnde hennepkwekerij ontmanteld aan het [pleegplaats 2] te [pleegplaats 2]. Deze woning is in eigendom van [getuige 6] en was verhuurd aan [persoon 1] uit [plaats 1]. Omtrent het ontdekken van deze kwekerij heeft [getuige 6] op die avond naar het toestel van [verdachte] gebeld en gesms’t en om een verklaring gevraagd. In deze gesprekken stelt [verdachte] zich voor als [persoon 1] en wordt hij ook [persoon 1] genoemd.
[verdachte] verklaart -zakelijk weergegeven- [5] :
Het [bedrijf 1] is in eerste instantie opgericht voor bemiddeling in aan- en/of verkoop van onroerend goed.
[verdachte] verklaart -zakelijk weergegeven- [6] :
Opmerking verbalisanten: Op 11 oktober 2011 werd in een woning aan [pleegplaats 2] een hennepplantage aangetroffen. Deze plantage is ontdekt door de eigenaar van het pand, de [getuige 6].
V: Wat weet jij van deze plantage?
A: Met de heer [persoon 1] ben ik mee geweest om te bemiddelen bij het huren van dit pand. We zijn bij de makelaar geweest en hij heeft dit pand gehuurd.
Tapgesprek [7] : Op 11 oktober 2011 is in [pleegplaats 2] een hennepkwekerij met ongeveer 1400 planten ontruimd. De eigenaar van het perceel had de woning verhuurd aan ene [persoon 1]. Uit tapgesprekken van [verdachte] is gebleken dat hij zich voor deed als [persoon 1]. Betreffende gesprekken tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] op 11 oktober 2011:
OMI: ....bij [persoon 4] door de tuin heen, achter door het bos heen helemaal naar het ziekenhuis gegaan, op blote voeten. Verder geen privépapieren met adres links hier, nee he?
OM2: .... wat komt uit mij jas ..ntv... die....
OMI: Originele autopapieren en dergelijke die lagen nog in de auto op de.... overschrijvingsbewijzen et cetera, ook?
OMI : ..zeggen dat zijn auto gejat is of weet ik veel.,... de politie bellen: Mijn auto is weg.
[verbalisant 4] verklaart -zakelijk weergegeven- [8] : [getuige 5] en [getuige 6] werden geconfronteerd met een fotoselectie van 6 personen. [getuige 5] en [getuige 6] herkenden [verdachte] als zijnde [persoon 1], de huurder.
[getuige 6] gaf aan de medewerkers van het onderzoeksteam een afschrift van een [bank 1] rekeningoverzicht [9] , waarop de huurbetalingen zijn geregistreerd over de maand augustus, september en oktober 2011. De bedragen zijn overgemaakt door [bedrijf 1]. Het [bedrijf 1] staat op naam van [medeverdachte 1].
[getuige 1] verklaart -zakelijk weergegeven- [10] : Ik ben energieconsulent. Vanuit die functie heb ik een keer een verzoek gekregen van een collega genaamd [verdachte] om een paar panden aan te melden.
Een mailbericht [11] van [verdachte] aan [getuige 1], d.d. 23 juli 2011, betreffende [pleegplaats 2]. [verdachte] geeft gas- elektrastanden en voorschot door. [verdachte] mailt de gegevens van de contractant van het pand op dat adres: [persoon 2].
Ten aanzien van feit 3 subsidiair ([pleegplaats 3])
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en anders dan de raadsman van verdachte, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte medeplichtig is aan het door een ander of anderen in een pand te [pleegplaats 3] opzettelijk telen van hennepplanten.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte voor het betrokken pand energie- en wateraansluitingen heeft geregeld op naam van [persoon 3] (valse naam). Verdachte heeft als telefoonnummer van die [persoon 3], zijn eigen telefoonnummer ter beschikking gesteld. De elektriciteitsrekening voor het pand werd betaald via de bankrekening van het bedrijf van de vrouw van verdachte, over welke rekening verdachte kon beschikken. Daarnaast blijkt uit tapgesprekken [12] begin oktober 2011 tussen verdachte, [betrokkene 1] en [medeverdachte 2] dat er in verdekte bewoordingen over hennep wordt gesproken.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op voorgaande gang van zaken blijkt van opzet bij verdachte op de hennepteelt in het pand en bij de hand- en spandiensten die hij ten behoeve van die hennepteelt heeft verricht. Voormelde bijdragen van verdachte maken hem naar het oordeel van de rechtbank medeplichtig aan de hennepteelt in het pand.
De rechtbank heeft het bewijs gebaseerd op de navolgende bewijsmiddelen.
Op 31 januari 2012 werd op het adres [pleegplaats 3] een hennepkwekerij aangetroffen [13] met 963 hennepplanten in meerdere ruimten.
[getuige 2] verklaart -zakelijk weergegeven- [14] : Ik heb het perceel [pleegplaats 3] verhuurd aan [medeverdachte 5] voor een bedrag van 850 euro.
[getuige 1] verklaart -zakelijk weergegeven- [15] : Ik ben energieconsulent. Vanuit die functie heb ik een keer een verzoek gekregen van een collega genaamd [verdachte] om een paar panden aan te melden. Die panden moesten energie hebben en daarvoor had [verdachte] een bankrekeningnummer nodig. Ik heb toen een oud bankrekeningnummer van mij gegeven. Het was de bedoeling dat dit nummer later zou worden gewijzigd. In de brief van u stond [pleegplaats 3] vermeld. Dat komt mij wel bekend voor. Volgens mij heb ik daar namelijk een woning aangemeld.
0: De navolgende gegevens werden door Energiedirect betreffende perceel [pleegplaats 3] verstrekt: Soort klant: Particulier. [persoon 3]. [telefoonnummer 1]. Tenaamstelling: [getuige 1].
A: V: Wie is [persoon 3]?
A: [verdachte] heeft mij de gegevens van [persoon 3] aangeleverd, deze waren ingevuld op een formulier.
V: Wat is het mobiele nummer van [verdachte]?
A: Ik kijk even in mijn mobiel. Dit is het nummer waarop ik [verdachte] kon bereiken. Het nummer is [telefoonnummer 1].
Het contract met het waterbedrijf [16] staat ook op naam van [persoon 3] sinds begin 2011.
Bij [verdachte] zijn inbeslaggenomen 3 brieven van Energiedirect [17] gericht aan [persoon 3], [pleegplaats 3].
Uit bankafschriften met [rekeningnummer] [18] op naam van [bedrijf 1] blijkt van 2 betalingen aam Energiedirect.
[medeverdachte 4] verklaart -zakelijk weergegeven- [19] : Ik kreeg het geld voor de huur van [medeverdachte 2] voor de panden. Ik kan u vertellen dat [medeverdachte 5] de panden regelde en dat ze dan werden verhuurd aan [medeverdachte 2]. [pleegplaats 3] huurden wij voor 850 euro en verhuurden wij voor 1050 euro aan [medeverdachte 2].
V: Wat was de bedoeling met deze panden?
A: [adres 3] weet ik niet, maar de andere panden waren de bedoeling om hier hennepkwekerijen in te zetten of die waren er al in gezet.
Ten aanzien van feit 4 (PGB-fraude)
De rechtbank acht op grond van onderstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte valsheid in geschrift heeft gepleegd met betrekking tot een verantwoordingsformulier persoonsgebonden budget van [betrokkene 5].
[verbalisant 5] verklaart -zakelijk weergegeven- [20] : Uit inbeslaggenomen administratie in pand [adres 2] is gebleken dat de [verdachte] zich mogelijk schuldig maakt aan valsheid in geschrifte met zogenaamde Persoonsgebonden Budget Fraude.
[getuige 3] (ev [betrokkene 5]) [21] verklaart -zakelijk weergegeven-: Ik ben getrouwd met [betrokkene 5]. [verdachte] maakt de papieren klaar voor het PGB.
V; Hoeveel geld krijgt u per jaar?
A; Een keer was het € 2.300,= en een ander keer was € 1.900,=.
V; Wie heeft voor u de verantwoordingsformulieren van het PGB ingevuld?
A; Ik niet. Ik weet niet of [verdachte] of mijn man die formulieren heeft ingevuld.
0; Tonen stukken van [zorgverzekeraar], welke zijn gevoegd als bijlage bij dit proces-verbaal.
V; Wat heeft u hierop te zeggen?
A; Deze formulieren zijn niet door mij of mijn man getekend. Ik zie dat op één van de verantwoordingsformulieren de naam van mijn man [betrokkene 5], datum 18 januari 2012 te [plaats 2] met een handtekening staat. Ik zie dat deze tekst niet door mijn man is geschreven. Ik zie ook dat dit niet de handtekening van mijn man is. Ik zie ook dat het niet mijn handtekening en mijn handschrift is. Ik heb hier ook niemand de opdracht voor gegeven.
V; Er zit ook een formulier bij van een toekenningsbeschikking van het PGB. Wat heeft u hierover te zeggen?
A; Dat geldbedrag hebben wij gekregen van [zorgverzekeraar]. De aantekeningen die hierop zijn gemaakt zijn niet van mij of mijn man. [verdachte] heeft mijn PGB papieren ingevuld.
Een verantwoordingsformulier PGB-AWBZ 2011 houdt -zakelijk weergegeven- [22] in: Budgethouder [betrokkene 5]. Verantwoordingsperiode van 01-07-2011 tot en met 31-12-2011. Welk bedrag heeft u in totaal aan uw zorgverlener(s) betaald over deze periode?: € 4300,--. Ondertekening met de naam [betrokkene 5], te [plaats 2] d.d. 18 januari 2012 en voorzien van een handtekening. Als zorgverlener wordt in het formulier [bedrijf 1] genoemd. [23]
[verbalisant 5] en [verbalisant 4] verklaren -zakelijk weergegeven- [24] : Wij hebben hetzelfde verantwoordingsformulier getoond aan [betrokkene 5]. Wij hoorden dat hij ons verklaarde dat dit niet zijn handtekening was. Hij liet ons zijn rijbewijs en identiteitsbewijs zien op ons verzoek. Wij zagen dat deze handtekeningen welke op zijn rijbewijs en identiteitsbewijs stonden helemaal niet overeenkwam met de handtekening op het verantwoordingsformulier.
[verdachte] verklaart -zakelijk weergegeven- [25] :
V; Hoe vaak heb je de formulieren van het PGB voor [betrokkene 5] ingevuld?
A; Ik denk één of twee keer. Ik hielp hun met het invullen van de formulieren. Ik heb hen geholpen met het invullen hiervan. We hebben dit handmatig ingevuld en verstuurd met de post.
V; Wie heeft daadwerkelijk de formulieren ingevuld?
A; Ik heb alles met pen ingevuld.
V; Wie heeft de handtekeningen gezet?
A; Of zij of ik heb een kruisje daar neergezet. Ik heb een handtekening neer gezet namens [bedrijf 1] op de verantwoordingsformulieren.
0; Er worden een drietal verantwoordingsformulieren van het PGB welke in de administratie van [verdachte] zijn aangetroffen aan [verdachte] getoond (bijlage P4).
V; Wie heeft dit geschreven?
A; De gegevens op P4-1 heb ik geschreven.
[verdachte] verklaart -zakelijk weergegeven- [26] :
V: wat heeft het [bedrijf 1] voor werkzaamheden verricht voor [betrokkene 5]?
A: Niets.
Ten aanzien van feit 5 (valselijk opgemaakte werkgeversverklaringen)
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en anders dan verdachte, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte valselijk werkgeversverklaringen heeft opgemaakt betreffende [betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 4].
De rechtbank heeft het bewijs gebaseerd op grond van de volgende bewijsmiddelen.
[verdachte] verklaart -zakelijk weergegeven- [27] : Ik heb wel eens een werkgevers-verklaring geschreven voor iemand om een huurpand in diens bezit te krijgen. Dat is in 2011 geweest. De betreffende had zijn papieren niet in orde en vroeg mij om het maken van een werkgeversverklaring. Aan dat verzoek heb ik voldaan. Ik weet niet wat het resultaat geweest is van mijn actie. Ik weet niet of er iets gehuurd dan wel gekocht is. In die verklaring heb ik mij voorgedaan als werkgever, zijnde [bedrijf 1]. De naam van de persoon, die mij dat vroeg staat me zo niet meer bij. Er is iemand die een werkgeversverklaring heeft, waaruit blijkt, dat hij als algemeen medewerker in dienst is van [bedrijf 1] voor bepaalde tijd met een gewoon salaris van ongeveer € 2.000,- per maand. Als er voor controle gebeld zou zijn, door iemand die de relatie werkgever-werknemer wilde controleren, dan zou ik gezegd hebben, dat de verklaring niet klopte. Ik weet niet zeker of die verklaring ook daadwerkelijk gebruikt is. Ik wist niet, dat het valselijk opmaken ook al leidt tot een strafbaar feit.
[verdachte] verklaart -zakelijk weergegeven- [28] :
V: wanneer wordt er een werkgeversverklaring opgemaakt?
A: Als ze er om vragen.
V: Waar heeft men een werkgeversverklaring voor nodig?
A: [betrokkene 1] wou volgens mij een huis huren bij de woningbouwvereniging en had daar een werkgeversverklaring voor nodig.
[medeverdachte 1] verklaart -zakelijk weergegeven- [29] :
V: Heeft het [bedrijf 1] werknemers? Zo ja, wie zijn de werknemers van het [bedrijf 1]?
A: Nee. Wel aan het werk maar op zo’n basis als er wat binnen kwam dan gingen daar de onkosten vanaf en dan werd dat bedrag gedeeld. De laatste tijd was dat alleen [medeverdachte 6]. [medeverdachte 4] is ook wel eens geweest.
[betrokkene 1] verklaart -zakelijk weergegeven- [30] :
0: In dit onderzoek zijn meerdere telefoons afgeluisterd. Wij hebben ook gesprekken beluisterd waarin jij contact hebt met [verdachte]. Wij willen je enkele gesprekken voorlezen. Gespreksgegevens: 630440-11 TAP-003 280210667.
Tijdstip : 18-10-11 16:39:02 In/uit: U. Met [telefoonnummer 2]. Tenaamstelling [betrokkene 1].
Inhoud
: Belt [verdachte] (sh) naar [betrokkene 1] (sh). [betrokkene 1] vraagt of [verdachte] al iets heeft gehoord. [verdachte] zegt dat hij met de bank had gebeld en dat die de boel al had opgestuurd en dat het al bij de notaris moet zijn. [verdachte] zegt dat hij zo contact gaat zoeken. [betrokkene 1] zegt dat hij ook nog niks heeft gehoord. [verdachte] zegt dat [betrokkene 1] nog van hem zal horen.
A: Ja, nu weet ik het wel. Ik was toen bezig om een boerderij te kopen. Hij wilde mij helpen met een financiering zodat ik de boerderij aan [adres 4] kon kopen. Alle maanden dat ik bij [verdachte] heb gewerkt, kreeg ik betaald via de bank. Ik denk iets van 1700 euro per maand. Ik kon geen hypotheek krijgen omdat ik geen vaste baan had. [verdachte] wilde mij hier wel mee helpen. Hij kon mij op papier wel een vaste baan geven maar dat moest ik mezelf betalen. Het was niet mijn idee. Jullie kunnen dan zelf wel invullen wiens idee het was.
V: Op wiens verzoek werden de werkgeversverklaringen opgesteld?
A: Op mijn verzoek. Ik zei tegen [verdachte]: ‘ik ben een werkgeversverklaring nodig’. [verdachte] zei tegen mij dat dit geen probleem was en hij zou er wel een voor mij uitschrijven. Ik heb twee keer een werkgeversverklaring van hem gehad.
V: Hoe kwam je aan je loonstroken?
A: Ook via [verdachte]. Hij gaf ze mij of hij mailde ze mij.
V: Welke werkzaamheden heb je nu daadwerkelijk verricht voor [verdachte]?
A: Niets. Ik heb één of twee keer de tuin van [verdachte] gedaan. Daar heb ik niets voor gekregen.
V: Wat zijn die loonstroken en werkgeversverklaringen nu?
A: Volgens de wet klopt het natuurlijk niet.
V: Samengevat is het dus allemaal vals.
A: Ja, dat klopt.
O: In de aangifte staat vermeld dat [betrokkene 1] een bankafschrift van de [bank 2] heeft aangeleverd waarop een bijschrijving van 2000 euro staat vermeld met als omschrijving ‘[bedrijf 1], salaris november 2011’.
V: Wat kun jij ons hierover vertellen?
A: Dat is het bedrijf van [verdachte]. Over de salarisconstructie heb ik reeds verteld.
Een werkgeversverklaring [31] houdt -zakelijk weergegeven- in: Werkgever [bedrijf 1]. Werknemer [betrokkene 1]. De werkgever heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of is aangesteld in vaste dienst Bruto jaarsalaris € 36.000,--. Vakantietoeslag € 28.800,--. Getekend op 12 januari 2012 door werkgever [bedrijf 1].
Uit een aangifte van de [bank 3] blijkt [32] -zakelijk weergegeven-: De aangifte heeft betrekking op de aanvraag voor een hypothecaire geldlening voor [betrokkene 1]. Van [betrokkene 1]hebben wij een werkgeversverklaring ontvangen die op 12 januari 2012 is ondertekend door [verdachte]. Volgens deze werkgeversverklaring is [betrokkene 1] sinds 1 mei 2011 werkzaam bij [bedrijf 1]. De functie van [betrokkene 1] volgens de werkgeversverklaring is Vertegenwoordiger en het bruto jaarsalaris bedraagt € 36.000,- exclusief € 2.880,- vakantietoeslag. Uit de door [betrokkene 1] aangeleverde loonstrook van [bedrijf 1] van december 2011 blijkt een bruto maandsalaris van € 3.000,- en een netto maandsalaris van € 2.000,-. Aanvullend heeft [betrokkene 1] een bankafschrift van [bank 2] aangeleverd waarop een bijschrijving van
€ 2.000,- staat vermeld met als omschrijving ‘[bedrijf 1], salaris november 2011’.
Uit een aangifte van de [bank 4] blijkt [33] -zakelijk weergegeven-: Op 17 augustus 2011 is een hypotheekofferte aangevraagd bij [bank 4] voor een hypotheek groot
€ 139.500,00 met betrekking tot de financiering van het pand aan [adres 4]). De hypotheekofferte is aangevraagd ten name van [betrokkene 1]. [betrokkene 1] zou volgens de aangeleverde inkomensgegevens sinds 1 mei 2011 werkzaam zijn bij [bedrijf 1], [adres 2], als vertegenwoordiger. Zijn bruto jaarsalaris zou € 36.000,00 zijn en zijn vakantietoeslag € 2.880,00. De werkgeversverklaring is op 15 oktober 2011 ondertekend door [verdachte].
Een werkgeversverklaring [34] houdt -zakelijk weergegeven- in: Werkgever [bedrijf 1]. Werknemer [betrokkene 1]. De werkgever heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of is aangesteld in vaste dienst. Bruto jaarsalaris € 36.000,-- Vakantietoeslag € 28.800,--. Getekend op 15 oktober 2011 door werkgever [bedrijf 1]
Uit een aangifte van de [bank 4] blijkt [35] -zakelijk weergegeven-: Op 3 februari 2011 is een hypotheekofferte aangevraagd hij [bank 4] voor een hypotheek. De hypotheekofferte is aangevraagd ten name van [betrokkene 2]. [betrokkene 2] zou volgens de aangeleverde inkomensgegevens sinds 15 november 2010 werkzaam zijn bij [bedrijf 1], [adres 2], als ICT medewerker. De werkgever heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of is aangesteld in vaste dienst. Zijn bruto jaarsalaris zou € 39.600,00 bedragen en zijn vakantietoeslag € 3.168,00. De werkgeversverklaring [36] is op 28 maart 2011 ondertekend door [verdachte].
[betrokkene 2] verklaart -zakelijk weergegeven- [37] :
V: Bij welke bank of banken is er een hypotheek aanvraag gedaan voor woning [adres 5]?
A: [bank 4] en [bank 3] of onderdeel van de [bank 3].
V :Kun je ons vertellen welke onderliggende stukken (salarisstroken etc) er gebruikt zijn bij de [bank 4]
A ; Dat heeft die adviseur voor mij gedaan, dat is [verdachte]. Die komt uit [plaats 1]. Ik werkte bij hem twee maanden in loondienst. Dat is [bedrijf 1]. Gebruikt zijn bij de [bank 3] (salarisstrook december 2010/april 2011 en werkgeversverklaring.)
A; Dat heeft [verdachte] ingeleverd, die loonstroken zijn van de periode dat ik daar heb gewerkt. Hij zou alles regelen.
V. Heb jij gewerkt bij het [bedrijf 1]?
A. Ja, ik heb twee maanden gewerkt, eind 2010. Ik had een proeftijd van 3 maanden, Ik heb 2 maanden gewerkt. Ik heb twee keer 1725 euro betaald gekregen en 1 x 2100 euro.
Uit een aangifte van de [bank 3] blijkt [38] -zakelijk weergegeven-: De aangifte heeft betrekking op de aanvraag voor een hypothecaire geldlening voor [betrokkene 2]. Er dient, in geval van een loondienstverband, een werkgeversverklaring en een recente loonstrook aangeleverd te worden waaruit moet blijken wat de status van het dienstverband. [betrokkene 2] hebben wij een werkgeversverklaring [39] ontvangen die op 25 mei 2011 is ondertekend door [verdachte]. Volgens deze werkgeversverklaring is [betrokkene 2] sinds 1 november 2010 werkzaam bij [bedrijf 1]. De functie van [betrokkene 2] volgens de werkgeversverklaring is Systeembeheerder en het bruto jaarsalaris bedraagt € 39.600,- exclusief € 3.168,- vakantietoeslag. [betrokkene 2] heeft hiervoor nog een werkgeversverklaring [40] aangeleverd van [bedrijf 1]. Deze is op 3 mei 2011 getekend door [verdachte]. Het salaris bedroeg toen € 37.346,40 bruto exclusief € 2.977,70 vakantietoeslag.
[betrokkene 3] verklaart -zakelijk weergegeven- [41] : Ik heb voor [verdachte] gewerkt in maart 2010 of iets eerder nog tot december 2010.
V: Wie was de baas van dit bedrijf?
A: [verdachte]. Ik vertelde [verdachte] dat ik op zoek was naar een huisje. [verdachte] zei dat hij alles voor mij zou regelen. Hij belde voor mij met de bank en de makelaar. Er was zelfs al een afspraak bij de notaris. Op papier verdiende ik wel 3800 euro bruto bij [verdachte] maar ik heb echter nooit een stuiver gezien.
V: Wanneer had je in de gaten dat je geen vast contract had?
A: Gisteren ben ik bij mijn boekhouder geweest en hij heeft voor mij gekeken of er voor mijn loonbelasting was betaald. Mijn boekhouder vertelde mij dat ik nooit voor [verdachte] had gewerkt! Ik heb in totaal misschien 60 uur voor [verdachte] gewerkt. Heel eerlijk gezegd vond ik 3800 euro bruto natuurlijk ook wel erg veel.
V: Jij hebt eind 2010 een hypotheekaanvraag gedaan bij de [bank 4]. Wat kun je ons hierover vertellen?
A: Dat zou [verdachte] allemaal regelen.
V: Bij de hypotheekaanvraag werd een model werkgeversverklaring ten behoeve van het aanvragen van Nationale Hypotheek Garantie met daarop de gegevens van de werkgever [bedrijf 1] en de gegevens van jou, werknemer [betrokkene 3], geboren op [geboortedatum] gevoegd. Zoals omschreven op de werkgeversverklaring; het bruto jaarsalaris betreft 53426,40 euro met een vakantietoeslag van 4274,11 euro. Het formulier is ondertekend door [verdachte] op [datum]. Wat kun jij ons hierover vertellen?
A: Ze wilden ook bankafschriften hebben maar [verdachte] had echter nooit loon gestort. [verdachte] zou dat ook wel allemaal regelen.
V: Een arbeidsovereenkomst betreffende [bedrijf 1], vertegenwoordigd door [verdachte], werd op 1 maart 2010 te Amsterdam door jullie beiden, [betrokkene 3] en [verdachte], ondertekend (bevoegd als bijlage). Wat kun je ons hierover vertellen?
A: U laat mij nu een formulier zien. Dat is niet mijn handtekening. Ik heb dit formulier niet ondertekend. Ik heb wel een doordrukformulier ondertekend maar dit formulier ken ik niet.
Een werkgeversverklaring [42] houdt -zakelijk weergegeven- in: Werkgever [bedrijf 1]. Werknemer [betrokkene 3]. De werkgever heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of is aangesteld in vaste dienst. Bruto jaarsalaris € 53.426,40,. Vakantietoeslag
€ 4.274,11. Getekend op 30 december 2010 door werkgever [bedrijf 1].
Uit een aangifte van de [bank 4] blijkt [43] -zakelijk weergegeven-: Op 7 december 2010 is een hypotheekofferte aangevraagd bij [bank 4] voor een hypotheek ten name van [betrokkene 3]. [betrokkene 3] zou volgens de aangeleverde inkomensgegevens sinds 1 maart 2010 werkzaam zijn bij [bedrijf 1]. Haar bruto jaarsalaris zou € 53 426,40 zijn en haar vakantietoeslag € 4.274,11. De werkgeversverklaring is op 30 december 2010 ondertekend door [verdachte].
[betrokkene 4] verklaart -zakelijk weergegeven- [44] : Ik ben bij [verdachte] geweest om te vragen of hij wat voor mij kon betekenen in verband met hypotheken enzo.
V: Wat zegt [bedrijf 1] jou?
A: Dat staat op zijn visitekaartje.
V: Ben jij werkzaam geweest voor [bedrijf 1]?
A: Nee.
V: In de administratie van [verdachte] troffen wij de volgende documenten van u aan een werkgeversverklaring [bedrijf 1] betreffende [betrokkene 4].
A: Ik heb zelf nooit een werkgeversverklaring opgesteld, ik weet daar niets van. U heeft mij zojuist een werkgeversverklaring laten zien. Ik wist niet eens van het bestaan van deze werkgeversverklaring. U heeft mij ook een loonstrookje laten zien van [bedrijf 1] van juli 2009. Ik weet dat echt niets van. [verdachte] heeft mij gewoon gebruikt. Die hypotheek, dat klopt. Kennelijk heeft [verdachte] middels niet juiste werkgeversverklaringen getracht om toch een hypotheek rond te krijgen. Ik kan over de valse werkgeversverklaring zeggen dat dit volledig buiten mij om is gegaan. [verdachte] heeft dit zonder medeweten van mij opgesteld. Ik weet nog wel dat ik voor dat ongeluk in 2010 gesprekken heb gehad met [verdachte] omtrent werkzaamheden. Ik heb echter nooit voor [verdachte] gewerkt.
Een werkgeversverklaring [45] houdt -zakelijk weergegeven- in: Werkgever [bedrijf 1] Werknemer [betrokkene 4]. De werkgever heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of is aangesteld in vaste dienst. Bruto jaarsalaris € 37.826,40. Vakantietoeslag € 3.026,11.
Ten aanzien van feit 6 primair (Witwassen)
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en anders dan verdachte en zijn raadsman, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen.
De rechtbank stelt op grond van na te noemen bewijsmiddelen op basis van de uitgebreide kasopstelling met bijlagen vast dat verdachte in de periode van 01 januari 2006 tot en met 31 december 2011 heeft kunnen beschikken over geldbedragen tot een totaal van ongeveer
€ 340.436,00. Dit bedrag kan niet worden verklaard uit de legale inkomsten en ontvangsten.
De rechtbank stelt voorop dat op grond van het doel en de strekking van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht en mede in het licht van de geschiedenis van de totstandkoming van die bepaling moet worden aangenomen dat uit de bewijsmiddelen niet behoeft te kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende geldbedrag afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Voorts geldt dat indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen kan worden geacht dat een geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is.
Op grond van de bewijsmiddelen, waaruit, zoals hiervoor is overwogen, naar voren komt dat verdachte betrokken is bij hennepteelt en valsheid in geschrift en in aanmerking genomen dat tijdens het onderzoek niet van dusdanige legale herkomst (o.a. inkomsten uit arbeid van verdachte en zijn echtgenote, huurinkomsten en inkomsten [bedrijf 1]) van de gelden is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van verdachte een ernstig vermoeden bestaat dat een groot deel van de uitgaven uit enig misdrijf afkomstig is. Van verdachte mag onder deze omstandigheden dan ook worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Die verklaring dient concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Door en namens verdachte is verklaard dat in de kasopstelling niet de legale geldtransacties met betrekking tot [getuige 4] en [bedrijf 2] zijn verdisconteerd en de kasopstelling derhalve geen goed beeld geeft.
De rechtbank overweegt met betrekking tot bedoelde geldtransacties het volgende.
Volgens verdachte heeft hij tweemaal een geldbedrag van respectievelijk € 60.000 en € 70.000 in contante bedragen geleend van de [persoon 5] (van het [bedrijf 3]), waarbij het gaat om een rechtmatige geldlening die had moeten worden meegenomen in de kasopstelling. Deze door verdachte geschetste gang van zaken over de herkomst van het geld acht de rechtbank op voorhand hoogst onwaarschijnlijk, omdat de rechtbank een aantal omstandigheden met betrekking tot die lening heeft geconstateerd die er toe leiden dat zij in hoge mate twijfelt aan het bestaan en de rechtmatigheid van die lening. Het volgens de leenovereenkomst aan die geldlening gekoppelde rentepercentage van 6% is beduidend hoger dan het rentepercentage van 4% of 0%, waartegen het geld vervolgens door verdachte ([bedrijf 1]) volgens de in het dossier bevindende leenovereenkomst is geleend aan [getuige 4]. Daarnaast heeft [persoon 5] verklaard dat hij verdachte en [getuige 4] niet kent en dat hij niet weet van een lening. Daarbij komt dat het de rechtbank bevreemdt dat de geldbedragen -in de door verdachte geschetste gang van zaken- niet rechtstreeks via [persoon 5]/[bedrijf 3] aan [getuige 4] zijn geleend, nu verdachte heeft aangegeven dat hij slechts als intermediair tussen beiden in opgetreden. Bovendien bevindt zich is het dossier een -in de door verdachte geschetste gang van zaken niet te verklaren- kwitantie die betrekking heeft op betaling van [getuige 4] van het totale geldbedrag aan verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat in de kasopstelling de door verdachte gestelde ontvangsten (via [bedrijf 1]) afkomstig uit de geldlening met [persoon 5] ([bedrijf 3]) terecht niet als legale inkomsten zijn opgenomen. De namens verdachte ter terechtzitting overgelegde verklaring van [persoon 6] doet aan het oordeel van de rechtbank niet af. Onvoldoende is onderbouwd en derhalve te toetsen dat deze verklaring betrouwbaar is. Dit alles in aanmerking nemend acht de rechtbank de uitleg van verdachte ongeloofwaardig.
Verdachte ([bedrijf 1]) heeft inzake [bedrijf 2] verklaard dat hij factureerde aan [bedrijf 2]. [bedrijf 2] betaalde de facturen via de bank aan [bedrijf 1] en het bedrag van de facturen min 5 % kreeg [persoon 7] ([bedrijf 2]) contant weer terug. Deze hoogst ongebruikelijke handelwijze is door verdachte niet (nader) onderbouwd. Verdachte heeft ter terechtzitting gezegd dat hij op deze manier een paar (pro)centen kon verdienen. Hij heeft echter géén verklaring gegeven waarom bedragen die eerst per bank door [bedrijf 2] betaald waren in contanten weer terugbetaald werden en waarop de afspraken tussen hem en [bedrijf 2] hieromtrent berustten. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte dan ook niet geloofwaardig en onaannemelijk. Terecht is daarmee in de kasopstelling naar het oordeel van de rechtbank geen rekening gehouden.
De rechtbank acht de gehanteerde uitgebreide kasopstelling, die tot stand is gekomen op basis van een zeer uitgebreid onderzoek, waarbij wat redelijkerwijs te onderzoeken was ook daadwerkelijk onderzocht is, deugdelijk en betrouwbaar. Verdachte heeft reeds bij de politie aangeven dat hij door middel van overlegging van stukken (administratie en bescheiden) op de kasopstelling zou reageren, hetgeen niet is gebeurd.
De rechtbank acht niet bewezen dat de in de tenlastegelegde vermelde (financiering van) woningen, auto’s en boot zijn witgewassen, nu niet duidelijk is geworden dat deze met crimineel geld zijn verkregen.
De rechtbank stelt op grond van hetgeen hiervoor is overwogen vast dat aan de gedane feitelijke uitgaven tot een bedrag van € 340.436 geen legale ontvangsten aan ten grondslag liggen en dat deze uitgegeven geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf en dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Gelet op de periode en de hoeveelheid handelingen die verdachte heeft verricht, is de rechtbank van oordeel dat verdachte daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
De rechtbank heeft voor het bewijs gebaseerd op de volgende bewijsmiddelen.
De kasopstelling [46] met bijlagen [47] over de jaren 2011 tot en met 2011:
Beginsaldo per 1 januari: 6.597
Legale ontvangsten:
2006 49.240
2007 63.887
2008 49.313
2009 59.004
2010 75.272
2011 62.675
359.391
Eindsaldo per 31 december 2011 4.235
Beschikbaar voor het doen van uitgaven 2006-2011 361.752
Feitelijke uitgaven:
2006 52.207
2007 100.801
2008 235.352
2009 87.281
2010 107.472
2011 119.074
702.118
Geldbedrag afkomstig van misdrijf 340.436 -

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 2 primair, 3 subsidiair, 4, 5 en 6 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij in de periode van 1 juni 2011 tot en met 11 oktober 2011 te [pleegplaats 2], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan het [pleegplaats 2], ongeveer 1454 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
een of meer personen in de periode van 1 januari 2011 tot en 31 januari 2012 te [pleegplaats 3], opzettelijk heeft/hebben geteeld in een pand aan de [pleegplaats 3], ongeveer 963 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 januari 2012 in Nederland, opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest, door
  • het regelen van een energieaansluiting en wateraansluiting voor voornoemd pand op naam van [persoon 3] en
  • het opgeven en gebruiken en ter beschikking stellen van zijn, verdachte’s telefoonnummer als het telefoonnummer van die [persoon 3] en
  • het betalen van de elektriciteitsrekening van voornoemd pand vanaf de bankrekening met [rekeningnummer] op naam van het [bedrijf 1];
4.
hij in de maand januari 2012, in de gemeente Delfzijl, een ten name van [betrokkene 5] gesteld verantwoordingsformulier PGB-AWBZ 2011 - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk op dat formulier vermeld dat - zakelijk weergegeven - over de periode waarover dat formulier betrekking had, te weten de periode van 1 juli 2011 tot en met 31 december 2011, die [betrokkene 5] een bedrag van 4300,- euro had betaald aan diens zorgverlener, en
vervolgens dat formulier heeft ondertekend met een handtekening die door moest gaan voor de handtekening van die [betrokkene 5], althans heeft ondertekend, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
5.
hij in de periode van 1 december 2010 tot en met 31 januari 2012 in Nederland, meermalen, op verschillende tijdstippen, geschriften, te weten
- werkgeversverklaringen betreffende [betrokkene 1], en
- werkgeversverklaringen betreffende [betrokkene 2], en
- een werkgeversverklaring betreffende [betrokkene 3], en
- een werkgeversverklaring betreffende [betrokkene 4]
zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk op die formulieren vermeld dat - zakelijk weergegeven -
- dat genoemde [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en [betrokkene 4] werknemers waren bij het [bedrijf 1]., en
- dat die [betrokkene 1] en die [betrokkene 2] en die [betrokkene 3] en die [betrokkene 4] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd hadden, en
- dat die [betrokkene 1] en die [betrokkene 2] en die [betrokkene 3] en die [betrokkene 4] bij dat [bedrijf 1] een bruto jaarsalaris van respectievelijk € 36.000,- ([betrokkene 1]) en
€ 39.600,- ([betrokkene 2]) en € 53,426,40 ([betrokkene 3]) en een vakantietoeslag van respectievelijk € 2880,- ([betrokkene 1]) en € 2750,- ([betrokkene 2]) en € 3168,- ([betrokkene 2]) en € 4.274,11 ([betrokkene 3]) genoten,
en/of die formulieren heeft ondertekend, zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
6.
hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2011, in Nederland en in Duitsland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben/heeft verdachte en/of verdachtes medeverdachte(n),
- geldbedragen tot een totaal van ongeveer 340.436,- euro,
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en omgezet, terwijl verdachte en/of verdachtes medeverdachte (n) wist(en) dat bovenomschreven geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 2 primair, 3 subsidiair, 4, 5 en 6 primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificaties

Het bewezen geachte levert respectievelijk op:
onder 2 primair: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet in verbinding met artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 3 subsidiair: medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet in verbinding met artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 4: valsheid in geschrift,
strafbaar gesteld bij artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 5: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd,
telkens strafbaar gesteld bij artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 6 primair: van het plegen van witwassen een gewoonte maken,
strafbaar gesteld bij artikel 420ter in verbinding met artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van hennepteelt in [pleegplaats 2]. Tevens is hij medeplichtig aan het medeplegen van telen van hennepplanten in [pleegplaats 3], door onder andere de elektriciteitsaansluiting voor het betrokken pand te regelen en te betalen. Verdachte heeft derhalve de hennepteelt door anderen gefaciliteerd.
Softdrugs zijn stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Dit is de reden dat het kweken van softdrugs door de overheid aan banden is gelegd. Door de handelwijze van verdachte, het op grote schaal (mede)kweken en verkopen van hennepstekken, wordt dit beleid doorkruist. Daarnaast gaat de handel in softdrugs vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit, veroorzaakt overlast en levert schade op voor de maatschappij.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte met betrekking tot PGB-gelden en werkgeversverklaringen en gedurende een aantal jaren van gewoontewitwassen van geldbedragen met als dekmantel de onderneming van zijn echtgenote.
Het witwassen van gelden heeft een ontwrichtende werking op de integriteit van het financieel en economisch verkeer en op de openbare orde. Fraude met PGB-gelden leidt tot afname van het draagvlak voor deze regeling binnen de maatschappij.
Verdachte heeft bij het plegen van de strafbare feiten enkel gehandeld uit eigen financieel belang. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 11 december 2014, waaruit blijkt dat verdachte eerder terzake van vermogensdelicten is veroordeeld. Deze veroordeling is strafverzwarend bij de bepaling van de strafmaat.
De rechtbank houdt voorts rekening met de eis van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman van verdachte. De officier van justitie heeft 30 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest, gevorderd. De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de berechting niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden, nu de berechting meer dan 2 jaar heeft geduurd en er geen bijzondere omstandigheden zijn. Hij heeft daarom gepleit voor een aanzienlijke strafvermindering en voor een andere strafmodaliteit.
De rechtbank is -evenals de officier van justitie, anders dan de raadsman van verdachte- van oordeel dat er geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen de berechting van verdachte heeft plaatsgevonden. Uit het dossier volgt dat verdachte op 31 januari 2012 is aangehouden. De rechtbank is van oordeel dat dit een vanwege de Staat jegens de verdachte verrichte handeling is waaraan verdachte in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De behandeling van de strafzaak is vervolgens niet binnen twee jaar afgerond. De rechtbank is echter van oordeel dat er in deze strafzaak bijzondere omstandigheden aanwezig zijn geweest die een termijnoverschrijding rechtvaardigen. Onderhavig opsporingsonderzoek was omvangrijk met diverse feiten en vele verdachten en de feiten werden gepleegd in wisselende samenstellingen. Daarnaast is er een diepgaand financieel onderzoek tegen de verdachte en zijn echtgenote geweest dat onderdeel uitmaakt van het onderhavige strafrechtelijk onderzoek.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden is. Het voorwaardelijk strafdeel dient om de verdachte in de toekomst ervan te weerhouden wederom (dergelijke) strafbare feiten te plegen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en subsidiair, 3 primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 2 primair, 3 subsidiair, 4, 5 en 6 primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 primair, 3 subsidiair, 4, 5 en 6 primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot:
- een
gevangenisstrafvoor de duur van 30 maanden, waarvan een gedeelte groot 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter,
en mr. O.J. Bosker en mr. J.G. de Bock, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 27 februari 2015,
zijnde mr. Bosker buiten staat dit vonnis binnen de door wet gestelde termijn mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.op pagina 1801ev van het eindproces-verbaal Heiderups (het PV)
2.op pagina 1936ev van het PV
3.op pagina 1893 van het PV
4.op pagina 1895 van het PV
5.op pagina 550 van het PV
6.op pagina 557ev van het PV
7.op pagina 574ev van het PV
8.op pagina 169 van de 1ste aanvulling op het Eindproces-verbaal heiderups (PV1)
9.op pagina 2750 van de 2de aanvulling op het Eindproces-verbaal heiderups (PV2)
10.op pagina 2061ev van het PV
11.op pagina 194/195 van PV1
12.op pagina 324ev van het BOB-dossier van het PV
13.op pagina 143ev en 2032 van het PV
14.op pagina 2034ev van het PV
15.op pagina 2061ev van het PV
16.op pagina 2039ev van het PV
17.op pagina 976ev van PV1
18.op pagina 3635 van PV2
19.op pagina 732ev van het PV
20.op pagina 123 van PV1
21.op pagina 1488ev van PV1
22.op pagina 1778 van PV1
23.op pagina 871 van PV1
24.op pagina 1776 van PV1
25.op pagina 867ev van PV1
26.op pagina 868 van PV1
27.op pagina 556ev van het PV
28.op pagina 2487ev van PV2
29.op pagina 2521ev van PV2
30.op pagina 1526ev van PV1
31.op pagina 1549 van PV1
32.op pagina 2085ev van PV1
33.op pagina 2129 van PV1
34.op pagina 2133 van PV1
35.op pagina 2157ev van PV1
36.op pagina 2161 van PV1
37.op pagina 2168ev van PV1
38.op pagina 2183ev van PV1
39.op pagina 2203 van PV1
40.op pagina 2204 van PV1
41.op pagina 1586ev van PV1
42.op pagina 2233 van PV1
43.op pagina 2230ev van PV1
44.op pagina 2979ev van PV1
45.op pagina 2984 van PV1
46.op pagina 2442ev van PV2
47.op pagina 2474ev van PV2