V. Heb jij gewerkt bij het [bedrijf 1]?
A. Ja, ik heb twee maanden gewerkt, eind 2010. Ik had een proeftijd van 3 maanden, Ik heb 2 maanden gewerkt. Ik heb twee keer 1725 euro betaald gekregen en 1 x 2100 euro.
Uit een aangifte van de [bank 3] blijkt-zakelijk weergegeven-: De aangifte heeft betrekking op de aanvraag voor een hypothecaire geldlening voor [betrokkene 2]. Er dient, in geval van een loondienstverband, een werkgeversverklaring en een recente loonstrook aangeleverd te worden waaruit moet blijken wat de status van het dienstverband. [betrokkene 2] hebben wij een werkgeversverklaringontvangen die op 25 mei 2011 is ondertekend door [verdachte]. Volgens deze werkgeversverklaring is [betrokkene 2] sinds 1 november 2010 werkzaam bij [bedrijf 1]. De functie van [betrokkene 2] volgens de werkgeversverklaring is Systeembeheerder en het bruto jaarsalaris bedraagt € 39.600,- exclusief € 3.168,- vakantietoeslag. [betrokkene 2] heeft hiervoor nog een werkgeversverklaringaangeleverd van [bedrijf 1]. Deze is op 3 mei 2011 getekend door [verdachte]. Het salaris bedroeg toen € 37.346,40 bruto exclusief € 2.977,70 vakantietoeslag.
[betrokkene 3] verklaart -zakelijk weergegeven-: Ik heb voor [verdachte] gewerkt in maart 2010 of iets eerder nog tot december 2010.
V: Wie was de baas van dit bedrijf?
A: [verdachte]. Ik vertelde [verdachte] dat ik op zoek was naar een huisje. [verdachte] zei dat hij alles voor mij zou regelen. Hij belde voor mij met de bank en de makelaar. Er was zelfs al een afspraak bij de notaris. Op papier verdiende ik wel 3800 euro bruto bij [verdachte] maar ik heb echter nooit een stuiver gezien.
V: Wanneer had je in de gaten dat je geen vast contract had?
A: Gisteren ben ik bij mijn boekhouder geweest en hij heeft voor mij gekeken of er voor mijn loonbelasting was betaald. Mijn boekhouder vertelde mij dat ik nooit voor [verdachte] had gewerkt! Ik heb in totaal misschien 60 uur voor [verdachte] gewerkt. Heel eerlijk gezegd vond ik 3800 euro bruto natuurlijk ook wel erg veel.
V: Jij hebt eind 2010 een hypotheekaanvraag gedaan bij de [bank 4]. Wat kun je ons hierover vertellen?
A: Dat zou [verdachte] allemaal regelen.
V: Bij de hypotheekaanvraag werd een model werkgeversverklaring ten behoeve van het aanvragen van Nationale Hypotheek Garantie met daarop de gegevens van de werkgever [bedrijf 1] en de gegevens van jou, werknemer [betrokkene 3], geboren op [geboortedatum] gevoegd. Zoals omschreven op de werkgeversverklaring; het bruto jaarsalaris betreft 53426,40 euro met een vakantietoeslag van 4274,11 euro. Het formulier is ondertekend door [verdachte] op [datum]. Wat kun jij ons hierover vertellen?
A: Ze wilden ook bankafschriften hebben maar [verdachte] had echter nooit loon gestort. [verdachte] zou dat ook wel allemaal regelen.
V: Een arbeidsovereenkomst betreffende [bedrijf 1], vertegenwoordigd door [verdachte], werd op 1 maart 2010 te Amsterdam door jullie beiden, [betrokkene 3] en [verdachte], ondertekend (bevoegd als bijlage). Wat kun je ons hierover vertellen?
A: U laat mij nu een formulier zien. Dat is niet mijn handtekening. Ik heb dit formulier niet ondertekend. Ik heb wel een doordrukformulier ondertekend maar dit formulier ken ik niet.
Een werkgeversverklaringhoudt -zakelijk weergegeven- in: Werkgever [bedrijf 1]. Werknemer [betrokkene 3]. De werkgever heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of is aangesteld in vaste dienst. Bruto jaarsalaris € 53.426,40,. Vakantietoeslag
€ 4.274,11. Getekend op 30 december 2010 door werkgever [bedrijf 1].
Uit een aangifte van de [bank 4] blijkt-zakelijk weergegeven-: Op 7 december 2010 is een hypotheekofferte aangevraagd bij [bank 4] voor een hypotheek ten name van [betrokkene 3]. [betrokkene 3] zou volgens de aangeleverde inkomensgegevens sinds 1 maart 2010 werkzaam zijn bij [bedrijf 1]. Haar bruto jaarsalaris zou € 53 426,40 zijn en haar vakantietoeslag € 4.274,11. De werkgeversverklaring is op 30 december 2010 ondertekend door [verdachte].
[betrokkene 4] verklaart -zakelijk weergegeven-: Ik ben bij [verdachte] geweest om te vragen of hij wat voor mij kon betekenen in verband met hypotheken enzo.
V: Wat zegt [bedrijf 1] jou?
A: Dat staat op zijn visitekaartje.
V: Ben jij werkzaam geweest voor [bedrijf 1]?
A: Nee.
V: In de administratie van [verdachte] troffen wij de volgende documenten van u aan een werkgeversverklaring [bedrijf 1] betreffende [betrokkene 4].
A: Ik heb zelf nooit een werkgeversverklaring opgesteld, ik weet daar niets van. U heeft mij zojuist een werkgeversverklaring laten zien. Ik wist niet eens van het bestaan van deze werkgeversverklaring. U heeft mij ook een loonstrookje laten zien van [bedrijf 1] van juli 2009. Ik weet dat echt niets van. [verdachte] heeft mij gewoon gebruikt. Die hypotheek, dat klopt. Kennelijk heeft [verdachte] middels niet juiste werkgeversverklaringen getracht om toch een hypotheek rond te krijgen. Ik kan over de valse werkgeversverklaring zeggen dat dit volledig buiten mij om is gegaan. [verdachte] heeft dit zonder medeweten van mij opgesteld. Ik weet nog wel dat ik voor dat ongeluk in 2010 gesprekken heb gehad met [verdachte] omtrent werkzaamheden. Ik heb echter nooit voor [verdachte] gewerkt.
Een werkgeversverklaringhoudt -zakelijk weergegeven- in: Werkgever [bedrijf 1] Werknemer [betrokkene 4]. De werkgever heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of is aangesteld in vaste dienst. Bruto jaarsalaris € 37.826,40. Vakantietoeslag € 3.026,11.
Ten aanzien van feit 6 primair (Witwassen)
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en anders dan verdachte en zijn raadsman, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen.
De rechtbank stelt op grond van na te noemen bewijsmiddelen op basis van de uitgebreide kasopstelling met bijlagen vast dat verdachte in de periode van 01 januari 2006 tot en met 31 december 2011 heeft kunnen beschikken over geldbedragen tot een totaal van ongeveer
€ 340.436,00. Dit bedrag kan niet worden verklaard uit de legale inkomsten en ontvangsten.
De rechtbank stelt voorop dat op grond van het doel en de strekking van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht en mede in het licht van de geschiedenis van de totstandkoming van die bepaling moet worden aangenomen dat uit de bewijsmiddelen niet behoeft te kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende geldbedrag afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Voorts geldt dat indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen kan worden geacht dat een geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is.
Op grond van de bewijsmiddelen, waaruit, zoals hiervoor is overwogen, naar voren komt dat verdachte betrokken is bij hennepteelt en valsheid in geschrift en in aanmerking genomen dat tijdens het onderzoek niet van dusdanige legale herkomst (o.a. inkomsten uit arbeid van verdachte en zijn echtgenote, huurinkomsten en inkomsten [bedrijf 1]) van de gelden is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van verdachte een ernstig vermoeden bestaat dat een groot deel van de uitgaven uit enig misdrijf afkomstig is. Van verdachte mag onder deze omstandigheden dan ook worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Die verklaring dient concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Door en namens verdachte is verklaard dat in de kasopstelling niet de legale geldtransacties met betrekking tot [getuige 4] en [bedrijf 2] zijn verdisconteerd en de kasopstelling derhalve geen goed beeld geeft.
De rechtbank overweegt met betrekking tot bedoelde geldtransacties het volgende.
Volgens verdachte heeft hij tweemaal een geldbedrag van respectievelijk € 60.000 en € 70.000 in contante bedragen geleend van de [persoon 5] (van het [bedrijf 3]), waarbij het gaat om een rechtmatige geldlening die had moeten worden meegenomen in de kasopstelling. Deze door verdachte geschetste gang van zaken over de herkomst van het geld acht de rechtbank op voorhand hoogst onwaarschijnlijk, omdat de rechtbank een aantal omstandigheden met betrekking tot die lening heeft geconstateerd die er toe leiden dat zij in hoge mate twijfelt aan het bestaan en de rechtmatigheid van die lening. Het volgens de leenovereenkomst aan die geldlening gekoppelde rentepercentage van 6% is beduidend hoger dan het rentepercentage van 4% of 0%, waartegen het geld vervolgens door verdachte ([bedrijf 1]) volgens de in het dossier bevindende leenovereenkomst is geleend aan [getuige 4]. Daarnaast heeft [persoon 5] verklaard dat hij verdachte en [getuige 4] niet kent en dat hij niet weet van een lening. Daarbij komt dat het de rechtbank bevreemdt dat de geldbedragen -in de door verdachte geschetste gang van zaken- niet rechtstreeks via [persoon 5]/[bedrijf 3] aan [getuige 4] zijn geleend, nu verdachte heeft aangegeven dat hij slechts als intermediair tussen beiden in opgetreden. Bovendien bevindt zich is het dossier een -in de door verdachte geschetste gang van zaken niet te verklaren- kwitantie die betrekking heeft op betaling van [getuige 4] van het totale geldbedrag aan verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat in de kasopstelling de door verdachte gestelde ontvangsten (via [bedrijf 1]) afkomstig uit de geldlening met [persoon 5] ([bedrijf 3]) terecht niet als legale inkomsten zijn opgenomen. De namens verdachte ter terechtzitting overgelegde verklaring van [persoon 6] doet aan het oordeel van de rechtbank niet af. Onvoldoende is onderbouwd en derhalve te toetsen dat deze verklaring betrouwbaar is. Dit alles in aanmerking nemend acht de rechtbank de uitleg van verdachte ongeloofwaardig.
Verdachte ([bedrijf 1]) heeft inzake [bedrijf 2] verklaard dat hij factureerde aan [bedrijf 2]. [bedrijf 2] betaalde de facturen via de bank aan [bedrijf 1] en het bedrag van de facturen min 5 % kreeg [persoon 7] ([bedrijf 2]) contant weer terug. Deze hoogst ongebruikelijke handelwijze is door verdachte niet (nader) onderbouwd. Verdachte heeft ter terechtzitting gezegd dat hij op deze manier een paar (pro)centen kon verdienen. Hij heeft echter géén verklaring gegeven waarom bedragen die eerst per bank door [bedrijf 2] betaald waren in contanten weer terugbetaald werden en waarop de afspraken tussen hem en [bedrijf 2] hieromtrent berustten. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte dan ook niet geloofwaardig en onaannemelijk. Terecht is daarmee in de kasopstelling naar het oordeel van de rechtbank geen rekening gehouden.
De rechtbank acht de gehanteerde uitgebreide kasopstelling, die tot stand is gekomen op basis van een zeer uitgebreid onderzoek, waarbij wat redelijkerwijs te onderzoeken was ook daadwerkelijk onderzocht is, deugdelijk en betrouwbaar. Verdachte heeft reeds bij de politie aangeven dat hij door middel van overlegging van stukken (administratie en bescheiden) op de kasopstelling zou reageren, hetgeen niet is gebeurd.
De rechtbank acht niet bewezen dat de in de tenlastegelegde vermelde (financiering van) woningen, auto’s en boot zijn witgewassen, nu niet duidelijk is geworden dat deze met crimineel geld zijn verkregen.
De rechtbank stelt op grond van hetgeen hiervoor is overwogen vast dat aan de gedane feitelijke uitgaven tot een bedrag van € 340.436 geen legale ontvangsten aan ten grondslag liggen en dat deze uitgegeven geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf en dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Gelet op de periode en de hoeveelheid handelingen die verdachte heeft verricht, is de rechtbank van oordeel dat verdachte daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
De rechtbank heeft voor het bewijs gebaseerd op de volgende bewijsmiddelen.
De kasopstellingmet bijlagenover de jaren 2011 tot en met 2011:
Beginsaldo per 1 januari: 6.597
Legale ontvangsten:
2006 49.240
2007 63.887
2008 49.313
2009 59.004
2010 75.272
2011 62.675
359.391
Eindsaldo per 31 december 2011 4.235
Beschikbaar voor het doen van uitgaven 2006-2011 361.752
Feitelijke uitgaven:
2006 52.207
2007 100.801
2008 235.352
2009 87.281
2010 107.472
2011 119.074
702.118
Geldbedrag afkomstig van misdrijf 340.436 -