RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Parketnummers: 18/830328-14 en 18/179743-14 (gevoegd ter terechtzitting, onder welk parketnummer reeds waren gevoegd de parketnummers 18/175190-14, 18/146352-14, 18/154668-14 en 18/172294-14)
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 februari 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in [verblijfplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 februari 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.H. Kappelhof, advocaat te Delfzijl.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H. Supèr.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 september 2014 te [pleegplaats 1], in de gemeente Vlagtwedde,
opzettelijk één of meer personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
met het oogmerk (een) ander(en), te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
te dwingen iets te doen of niet te doen, hierin bestaande dat verdachte
de woning van die [slachtoffer 1] in binnengedrongen/gegaan, en/of die [slachtoffer 1] heeft
gedwongen te gaan zitten en/of een pistool/vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, heeft gepakt en/of doorgeladen en/of (vervolgens) op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gericht (gehouden), en/of (daarbij) gezegd "Jij/jullie blijft/blijven zitten",
en/of "Ik wil mijn hond, die hond is hier" en/of "Jij gaat helemaal niemand
bellen", en/of "Jij blijft hier"
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 17 september 2014 te [pleegplaats 1], in de gemeente Vlagtwedde,
opzettelijk één of meer personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
hierin bestaande dat verdachte de woning van die [slachtoffer 1] in binnengedrongen/gegaan, en/of die [slachtoffer 1] heeft gedwongen te gaan zitten en/of een pistool/vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, heeft gepakt en/of doorgeladen en/of (vervolgens) op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gericht (gehouden), en/of (daarbij) gezegd "Jij/jullie blijft/blijven zitten",
en/of "Ik wil mijn hond, die hond is hier" en/of "Jij gaat helemaal niemand bellen", en/of "Jij blijft hier"
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 17 september 2014 te [pleegplaats 1], gemeente Vlagtwedde,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een pistool/vuurwapen, althans een
daarop gelijkend voorwerp, gepakt en/of doorgeladen en/of (vervolgens) op die
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gericht (gehouden), en/of (daarbij) dreigend heeft
gezegd "Jij/jullie blijft/blijven zitten", en/of "Ik wil mijn hond, die hond
is hier" en/of "Jij gaat helemaal niemand bellen", en/of "Jij blijft hier"
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij op of omstreeks 14 september 2014 te [pleegplaats 2]
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit winkel van Jumbo aan
[straat 1]) heeft weggenomen 10 blikjes bier, een pakje Tuc, en/of een
pakje nootjes, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
supermarkt Jumbo, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen een of meer medewerkers van die Jumbo, te
weten (onder meer) [medewerker 1] en/of [medewerker 2] en/of [medewerker 3],
gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- na door die [medewerker 1] en/of [medewerker 2] en/of [medewerker 3] te zijn
aangesproken - tegen dreigend tegen die medewerker(s) van die Jumbo heeft
gezegd: "Laat me nu gaan, anders sla ik je neer" en/of "Ga aan de kant of ik
sla je neer" en/of "Ik sla jullie koppen in";
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 14 september 2014 te [pleegplaats 2]
[medewerker 1] en/of [medewerker 2] en/of [medewerker 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [medewerker 1] en/of [medewerker 2]
en/of [medewerker 3] dreigend de woorden toegevoegd : "Laat me nu gaan,
anders sla ik je neer" en/of "Ga aan de kant of ik sla je neer" en/of "Ik sla
jullie koppen in", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij op of omstreeks 5 juni 2014, te [pleegplaats 2],
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
is binnengedrongen in een gebouw gelegen aan de [weg],
toebehorende aan [bedrijf 1], waarvan het
gebruik door de rechthebbende is beëindigd, immers heeft verdachte toen daar
genoemd gebouw tezamen met een ander of anderen, althans alleen, (zonder
toestemming) betreden;
hij op of omstreeks 5 juni 2014, te [pleegplaats 2]
een wapen van categorie I, onder 4, te weten (een stift met daarin) een mes,
althans een blank wapen, voorhanden heeft gehad.
hij op of omstreeks 17 augustus 2014 te [pleegplaats 2], althans in de gemeente
Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een pak koek(en) en/of soep, althans winkelgoederen, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan supermarkt Plus (vestiging
[straat 2]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
hij op of omstreeks 17 augustus 2014 te [pleegplaats 2], althans in de gemeente
Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een zak chips (Bugels chips), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan supermarkt Jumbo [straat 3], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte;
hij, op of omstreeks 12 augustus 2014, in de gemeente Groningen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een maaltijdpakket
en/of een fles drank (Safari) en/of een pak kaas, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
hij op of omstreeks 8 juli 2014 te [pleegplaats 3], gemeente Oldambt,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
poloshirt, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel]
in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
hij op of omstreeks 19 juli 2014 te [pleegplaats 2], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere blikjes drank en/of overige levensmiddelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf Jumbo, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
hij op of omstreeks 9 augustus 2014 te [pleegplaats 2] ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
weg te nemen een (bak)fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), met die opzet om het slot van die (bak)fiets open te
zagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 meer subsidiair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde kan worden bewezen.
Hij heeft met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen valt af te leiden dat verdachte de woning van zijn zus binnen is gegaan, dat hij een wapen uit zijn broek heeft gepakt, dit wapen heeft doorgeladen en dit op zijn zus heeft gericht. Daarbij heeft hij bedreigende woorden geuit. Dit levert geen gijzeling op, nu verdachte niet het oogmerk had om een ander dan zijn zus tot iets te dwingen, noch wederrechtelijke vrijheidsberoving, gelet op de korte tijdsduur van het hele gebeuren en het feit dat de vriend van de zus van verdachte en diens dochter de woning kennelijk zonder (enige) belemmering konden verlaten. Van bedreiging met een wapen was wel sprake, met dien verstande dat dit enkel geldt ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 1].
Met betrekking tot de feiten 2 primair, 3 en 4 geldt dat deze kunnen worden bewezen, nu verdachte deze feiten heeft bekend.
18/179743-14 (en de daaronder gevoegde parketnummers)
De officier van justitie heeft met betrekking tot al deze feiten geconcludeerd dat zij kunnen worden bewezen, nu verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd met betrekking tot deze feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er wettig bewijs is voor de feitelijke gang van zaken voor zover inhoudende dat verdachte de woning van zijn zus binnenkwam, in die woning een wapen tevoorschijn haalde, dit doorlaadde en het op zijn zus richtte. Dit levert echter niet de juridische kwalificatie gijzeling op, nu verdachte daarmee niet een ander wilde dwingen iets te doen. Ook van wederrechtelijke vrijheidsberoving is geen sprake, nu de hele situatie hooguit een kwartier heeft geduurd en de indruk uit het dossier naar voren komt dat niemand verdachte echt serieus nam, getuige het feit dat twee van de drie aanwezigen zomaar weg konden lopen en er over en weer geschreeuwd werd tussen verdachte en zijn zus. Mede gelet op het feit dat aangeefster tegen verdachte schreeuwde dat hij haar woning uit moest gaan, bestaat ook twijfel over de vraag of aangeefster zich wel daadwerkelijk bedreigd heeft gevoeld. Ook van bedreiging moet verdachte dus worden vrijgesproken.
De raadsman heeft voorts betoogd dat het onder 2 primair, 3 en 4 kan worden bewezen.
18/179743-14 (en de daaronder gevoegde parketnummers)
De raadsman heeft betoogd dat alle onder deze parketnummers ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
De rechtbank overweegt dat het onder 3 ten laste gelegde, het zogenoemde kraken, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte en zijn medeverdachte hebben weliswaar wederrechtelijk in een gebouw vertoefd, maar het gebruik van dit gebouw was nog niet door de rechthebbende beëindigd, hetgeen wel vereist is voor een bewezenverklaring en kwalificatie. In de aangifte van [persoon 1] namens [bedrijf 1] geeft aangever immers expliciet aan dat het pand nog in gebruik is. Dat dit feitelijk ook het geval is, blijkt uit de verklaring van [persoon 2]. Zij is directeur van het [bedrijf 2], dat gevestigd is in het gebouw waarin verdachte vertoefde. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder 3 ten laste gelegde.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 18 september 2014, opgenomen op p. 53 e.v. van dossier nummer PL0100-2014110681 d.d. 19 november 2014, van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1]:
Op woensdag 17 september 2014 waren [slachtoffer 2], mijn vriend, en [naam], zijn dochter, bij mij op het [adres 1] op bezoek. Omstreeks 21:15 uur werd er op het raam van de woonkamer geklopt. Ik ben toen naar de voordeur gegaan. Toen ik de deur opende zag ik dat mijn broertje [verdachte] voor de deur stond. Ik zei tegen hem: "Ik heb liever niet dat je hier komt, ik wil dat je hier weggaat". [verdachte] trok zich daar echter niets van aan en liep door naar binnen. Bij het naar binnen stappen duwde hij mij ook aan de kant. Hij duwde mij voor zich aan door de hal de woonkamer in. Vrijwel direct nadat ik de woonkamer in kwam, zag ik dat [verdachte] iets achter uit zijn broek trok. Ik zag dat het een zwart pistool betrof. Ik zag dat hij het pistool ging doorladen. Ik hoorde hierbij ook geklik. Ik zag dat [verdachte] dit pistool vervolgens na het doorladen op mijn hoofd richtte. Hij stond toen recht voor mij. Ik keek daarbij dus recht in de loop van het pistool. Ik was erg bang en in de veronderstelling dat het om een echt pistool ging en nadat hij het had doorgeladen en op mijn hoofd richtte had ik het gevoel dat hij mij daadwerkelijk wilde neerschieten. Ik hoorde [verdachte] zeggen, terwijl hij het pistool op mij richtte, dat ik op de bank moest gaan zitten. Ik zei toen tegen [verdachte] dat ik de politie ging bellen. Ik hoorde [verdachte] zeggen: "Jij gaat helemaal niemand bellen".
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 24 september 2014, opgenomen op p. 62 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2]:
Op 17 september 2014 tegen 20:00 à 20:15 uur was ik in de woning van mijn vriendin [slachtoffer 1] aan de [adres 1]. Ik, mijn dochter [naam] en [slachtoffer 1] zaten op de bank. Er werd op een gegeven moment op het raam gebonsd. [slachtoffer 1] deed de deur open en ik zag [verdachte] staan. Hij pakte vanachter zich een zwart wapen weg ter hoogte van de broeksband. Ik zag dat hij deze doorlaadde en dat [verdachte] het wapen tegen [slachtoffer 1] haar voorhoofd zette. Hierop sommeerde [verdachte] [slachtoffer 1] te gaan zitten. Daarop ging [slachtoffer 1] op de bank zitten.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 2 oktober 2014, opgenomen op p. 65 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [persoon 3]:
Ik weet dat mijn zoon [verdachte] regelmatig een wapen op zak heeft. Ik heb die avond met hem gebeld en hem gevraagd of hij met een wapen bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] was geweest. Hij zei tegen me dat hij [slachtoffer 1] niet had mogen bedreigen met een wapen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat van gijzeling geen sprake was, nu verdachte niet het oogmerk had om een ander dan zijn zus iets te laten doen of dulden. Ook van wederrechtelijke vrijheidsberoving was, alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, geen sprake. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Uit bovenstaande bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte de woning van zijn zus is binnengegaan, een wapen heeft gepakt, dit heeft doorgeladen en vervolgens heeft gericht op zijn zus. Verdachte heeft daarbij dwingende uitlatingen gedaan. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank een bedreigende situatie op. Aangeefster heeft verklaard dat zij daardoor erg bang was en zich ook daadwerkelijk bedreigd voelde. De rechtbank acht bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan ook wettig en overtuigend bewezen, voor zover gericht tegen [slachtoffer 1]. Voor zover het [slachtoffer 2] aangaat, was naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van bedreiging. Verdachte zal van dat onderdeel van de tenlastelegging dan ook worden vrijgesproken.
De rechtbank past met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 15 september 2014, opgenomen op p. 31 e.v. van dossier nummer PL0100-2014110681 d.d. 19 november 2014, van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [medewerker 3], mede namens Jumbo [straat 1] te [pleegplaats 2];
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 24 september 2014, opgenomen op p. 47 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medewerker 1];
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 29 september 2014, opgenomen op p. 50 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medewerker 2].
De rechtbank past met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van aanhouding d.d. 5 juni 2014, opgenomen op p. 27 e.v. van dossier nummer PL01K-2014080571 d.d. 24 juli 2014, van Politie Noord-Nederland;
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juni 2014, opgenomen op p. 97 e.v. van voornoemd dossier.
De rechtbank past met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 17 augustus 2014, opgenomen op p. 20 e.v. van dossier nummer PL01KF-2014095990 d.d. 8 september 2014, van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [medewerker 4], namens Plus [straat 2] te [pleegplaats 2];
De rechtbank past met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 17 augustus 2014, opgenomen op p. 36 e.v. van dossier nummer PL01KF-2014095990 d.d. 8 september 2014, van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [medewerker 5], namens Jumbo [pleegplaats 2] [straat 3].
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 12 augustus 2014, opgenomen op p. 3 e.v. van dossier nummer PL01KC-2014088191 d.d. 13 augustus 2014, van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [medewerker 6], namens Albert Heijn [straat 4] te [pleegplaats 2].
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 8 juli 2014, opgenomen op p. 3 e.v. van dossier nummer PL01PE-2014075355 d.d. 24 juli 2014, van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [medewerker 7], namens [winkel] te [pleegplaats 3];
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2014, opgenomen op p. 8 e.v. van voornoemd dossier.
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een aangifteformulier d.d. 19 juli 2014, opgenomen op p. 3 e.v. van dossier nummer PL01MD-2014078760 d.d. 29 juli 2014, van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [medewerker 8], namens Jumbo [adres 2] te [pleegplaats 2].
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 augustus 2014, opgenomen op p. 1 e.v. van dossier nummer PL01PC-2014087069 d.d. 20 augustus 2014, van Politie Noord-Nederland;
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 9 augustus 2014, opgenomen op p. 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige];
Een proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 9 augustus 2014, opgenomen op p. 4 e.v. van voornoemd dossier.
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1. meer subsidiair.
hij op 17 september 2014 te [pleegplaats 1], gemeente Vlagtwedde, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een pistool/vuurwapen gepakt en doorgeladen en vervolgens op die [slachtoffer 1] gericht, en daarbij dreigend gezegd "Jij gaat helemaal niemand bellen";
2 primair.
hij op 14 september 2014 te [pleegplaats 2], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit een winkel van Jumbo aan de [straat 1]) heeft weggenomen 10 blikjes bier, een pakje Tuc en een pakje nootjes, toebehorende aan supermarkt Jumbo, welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen medewerkers van die Jumbo, te weten [medewerker 1] en [medewerker 2] en [medewerker 3], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte - na door die [medewerker 1] en/of [medewerker 2] en/of [medewerker 3] te zijn aangesproken - tegen die medewerkers van die Jumbo heeft gezegd: "Laat me nu gaan, anders sla ik je neer" en/of "Ik sla jullie koppen in";
hij op 5 juni 2014, te [pleegplaats 2], een wapen van categorie I, onder 4, te weten (een stift met daarin) een mes, voorhanden heeft gehad.
hij op 17 augustus 2014 te [pleegplaats 2], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pak koek en soep, toebehorende aan supermarkt Plus (vestiging
[straat 2]);
hij op 17 augustus 2014 te [pleegplaats 2], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een zak chips (Bugles), toebehorende aan supermarkt Jumbo [pleegplaats 2] [straat 3];
hij op 12 augustus 2014, in de gemeente Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een maaltijdpakket en een fles drank (Safari) en een pak kaas, toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn;
hij op 8 juli 2014 te [pleegplaats 3], gemeente Oldambt, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een poloshirt, toebehorende aan [winkel];
hij op 19 juli 2014 te [pleegplaats 2], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere blikjes drank en overige levensmiddelen, toebehorende aan het winkelbedrijf Jumbo;
hij op 9 augustus 2014 te [pleegplaats 2] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een bakfiets, toebehorende aan in elk geval een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, met dat opzet het slot van die bakfiets open te
zagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op: