ECLI:NL:RBNNE:2015:810

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2015
Publicatiedatum
25 februari 2015
Zaaknummer
18.830328-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging met een wapen en winkeldiefstallen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 19 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van een reeks strafbare feiten, waaronder zeven winkeldiefstallen en bedreiging met een wapen. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, had in een periode van enkele maanden meerdere winkeldiefstallen gepleegd, waarbij hij soms geweld of bedreiging met geweld gebruikte. Een van de meest ernstige feiten betrof een bedreiging met een vuurwapen tegen zijn zus in haar woning, waarbij hij haar dwong te gaan zitten en haar bedreigde met de woorden dat ze niemand mocht bellen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en diefstal, waarbij de verdachte ook een wapen voorhanden had. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere ten laste gelegde feiten, waaronder gijzeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving, omdat niet kon worden aangetoond dat hij het oogmerk had om anderen te dwingen iets te doen.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de noodzaak van behandeling voor zijn alcohol- en psychiatrische problemen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 26 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met de verplichting tot klinische behandeling. De rechtbank heeft benadrukt dat het van groot belang is dat de verdachte zo snel mogelijk aan deze behandeling begint om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummers: 18/830328-14 en 18/179743-14 (gevoegd ter terechtzitting, onder welk parketnummer reeds waren gevoegd de parketnummers 18/175190-14, 18/146352-14, 18/154668-14 en 18/172294-14)
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 februari 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in [verblijfplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 februari 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.H. Kappelhof, advocaat te Delfzijl.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H. Supèr.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
18/830328-14
1.
hij op of omstreeks 17 september 2014 te [pleegplaats 1], in de gemeente Vlagtwedde,
opzettelijk één of meer personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
met het oogmerk (een) ander(en), te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
te dwingen iets te doen of niet te doen, hierin bestaande dat verdachte
de woning van die [slachtoffer 1] in binnengedrongen/gegaan, en/of die [slachtoffer 1] heeft
gedwongen te gaan zitten en/of een pistool/vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, heeft gepakt en/of doorgeladen en/of (vervolgens) op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gericht (gehouden), en/of (daarbij) gezegd "Jij/jullie blijft/blijven zitten",
en/of "Ik wil mijn hond, die hond is hier" en/of "Jij gaat helemaal niemand
bellen", en/of "Jij blijft hier"
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 17 september 2014 te [pleegplaats 1], in de gemeente Vlagtwedde,
opzettelijk één of meer personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
hierin bestaande dat verdachte de woning van die [slachtoffer 1] in binnengedrongen/gegaan, en/of die [slachtoffer 1] heeft gedwongen te gaan zitten en/of een pistool/vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, heeft gepakt en/of doorgeladen en/of (vervolgens) op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gericht (gehouden), en/of (daarbij) gezegd "Jij/jullie blijft/blijven zitten",
en/of "Ik wil mijn hond, die hond is hier" en/of "Jij gaat helemaal niemand bellen", en/of "Jij blijft hier"
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 17 september 2014 te [pleegplaats 1], gemeente Vlagtwedde,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een pistool/vuurwapen, althans een
daarop gelijkend voorwerp, gepakt en/of doorgeladen en/of (vervolgens) op die
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gericht (gehouden), en/of (daarbij) dreigend heeft
gezegd "Jij/jullie blijft/blijven zitten", en/of "Ik wil mijn hond, die hond
is hier" en/of "Jij gaat helemaal niemand bellen", en/of "Jij blijft hier"
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 14 september 2014 te [pleegplaats 2]
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit winkel van Jumbo aan
[straat 1]) heeft weggenomen 10 blikjes bier, een pakje Tuc, en/of een
pakje nootjes, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
supermarkt Jumbo, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen een of meer medewerkers van die Jumbo, te
weten (onder meer) [medewerker 1] en/of [medewerker 2] en/of [medewerker 3],
gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- na door die [medewerker 1] en/of [medewerker 2] en/of [medewerker 3] te zijn
aangesproken - tegen dreigend tegen die medewerker(s) van die Jumbo heeft
gezegd: "Laat me nu gaan, anders sla ik je neer" en/of "Ga aan de kant of ik
sla je neer" en/of "Ik sla jullie koppen in";
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 14 september 2014 te [pleegplaats 2]
[medewerker 1] en/of [medewerker 2] en/of [medewerker 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [medewerker 1] en/of [medewerker 2]
en/of [medewerker 3] dreigend de woorden toegevoegd : "Laat me nu gaan,
anders sla ik je neer" en/of "Ga aan de kant of ik sla je neer" en/of "Ik sla
jullie koppen in", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 5 juni 2014, te [pleegplaats 2],
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
is binnengedrongen in een gebouw gelegen aan de [weg],
toebehorende aan [bedrijf 1], waarvan het
gebruik door de rechthebbende is beëindigd, immers heeft verdachte toen daar
genoemd gebouw tezamen met een ander of anderen, althans alleen, (zonder
toestemming) betreden;
4.
hij op of omstreeks 5 juni 2014, te [pleegplaats 2]
een wapen van categorie I, onder 4, te weten (een stift met daarin) een mes,
althans een blank wapen, voorhanden heeft gehad.
18/179743-14
1.
hij op of omstreeks 17 augustus 2014 te [pleegplaats 2], althans in de gemeente
Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een pak koek(en) en/of soep, althans winkelgoederen, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan supermarkt Plus (vestiging
[straat 2]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 17 augustus 2014 te [pleegplaats 2], althans in de gemeente
Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een zak chips (Bugels chips), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan supermarkt Jumbo [straat 3], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte;
18/175190-14
hij, op of omstreeks 12 augustus 2014, in de gemeente Groningen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een maaltijdpakket
en/of een fles drank (Safari) en/of een pak kaas, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
18/146352-14
hij op of omstreeks 8 juli 2014 te [pleegplaats 3], gemeente Oldambt,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
poloshirt, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel]
in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
18/154668-14
hij op of omstreeks 19 juli 2014 te [pleegplaats 2], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere blikjes drank en/of overige levensmiddelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf Jumbo, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
18/172294-14
hij op of omstreeks 9 augustus 2014 te [pleegplaats 2] ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
weg te nemen een (bak)fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), met die opzet om het slot van die (bak)fiets open te
zagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
18/830328-14
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 meer subsidiair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde kan worden bewezen.
Hij heeft met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen valt af te leiden dat verdachte de woning van zijn zus binnen is gegaan, dat hij een wapen uit zijn broek heeft gepakt, dit wapen heeft doorgeladen en dit op zijn zus heeft gericht. Daarbij heeft hij bedreigende woorden geuit. Dit levert geen gijzeling op, nu verdachte niet het oogmerk had om een ander dan zijn zus tot iets te dwingen, noch wederrechtelijke vrijheidsberoving, gelet op de korte tijdsduur van het hele gebeuren en het feit dat de vriend van de zus van verdachte en diens dochter de woning kennelijk zonder (enige) belemmering konden verlaten. Van bedreiging met een wapen was wel sprake, met dien verstande dat dit enkel geldt ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 1].
Met betrekking tot de feiten 2 primair, 3 en 4 geldt dat deze kunnen worden bewezen, nu verdachte deze feiten heeft bekend.
18/179743-14 (en de daaronder gevoegde parketnummers)
De officier van justitie heeft met betrekking tot al deze feiten geconcludeerd dat zij kunnen worden bewezen, nu verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd met betrekking tot deze feiten.
Standpunt van de verdediging
18/830328-14
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er wettig bewijs is voor de feitelijke gang van zaken voor zover inhoudende dat verdachte de woning van zijn zus binnenkwam, in die woning een wapen tevoorschijn haalde, dit doorlaadde en het op zijn zus richtte. Dit levert echter niet de juridische kwalificatie gijzeling op, nu verdachte daarmee niet een ander wilde dwingen iets te doen. Ook van wederrechtelijke vrijheidsberoving is geen sprake, nu de hele situatie hooguit een kwartier heeft geduurd en de indruk uit het dossier naar voren komt dat niemand verdachte echt serieus nam, getuige het feit dat twee van de drie aanwezigen zomaar weg konden lopen en er over en weer geschreeuwd werd tussen verdachte en zijn zus. Mede gelet op het feit dat aangeefster tegen verdachte schreeuwde dat hij haar woning uit moest gaan, bestaat ook twijfel over de vraag of aangeefster zich wel daadwerkelijk bedreigd heeft gevoeld. Ook van bedreiging moet verdachte dus worden vrijgesproken.
De raadsman heeft voorts betoogd dat het onder 2 primair, 3 en 4 kan worden bewezen.
18/179743-14 (en de daaronder gevoegde parketnummers)
De raadsman heeft betoogd dat alle onder deze parketnummers ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
18/830328-14
Vrijspraak feit 3
De rechtbank overweegt dat het onder 3 ten laste gelegde, het zogenoemde kraken, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte en zijn medeverdachte hebben weliswaar wederrechtelijk in een gebouw vertoefd, maar het gebruik van dit gebouw was nog niet door de rechthebbende beëindigd, hetgeen wel vereist is voor een bewezenverklaring en kwalificatie. In de aangifte van [persoon 1] namens [bedrijf 1] geeft aangever immers expliciet aan dat het pand nog in gebruik is. Dat dit feitelijk ook het geval is, blijkt uit de verklaring van [persoon 2]. Zij is directeur van het [bedrijf 2], dat gevestigd is in het gebouw waarin verdachte vertoefde. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder 3 ten laste gelegde.
Feit 1
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 18 september 2014, opgenomen op p. 53 e.v. van dossier nummer PL0100-2014110681 d.d. 19 november 2014, van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1]:
Op woensdag 17 september 2014 waren [slachtoffer 2], mijn vriend, en [naam], zijn dochter, bij mij op het [adres 1] op bezoek. Omstreeks 21:15 uur werd er op het raam van de woonkamer geklopt. Ik ben toen naar de voordeur gegaan. Toen ik de deur opende zag ik dat mijn broertje [verdachte] voor de deur stond. Ik zei tegen hem: "Ik heb liever niet dat je hier komt, ik wil dat je hier weggaat". [verdachte] trok zich daar echter niets van aan en liep door naar binnen. Bij het naar binnen stappen duwde hij mij ook aan de kant. Hij duwde mij voor zich aan door de hal de woonkamer in. Vrijwel direct nadat ik de woonkamer in kwam, zag ik dat [verdachte] iets achter uit zijn broek trok. Ik zag dat het een zwart pistool betrof. Ik zag dat hij het pistool ging doorladen. Ik hoorde hierbij ook geklik. Ik zag dat [verdachte] dit pistool vervolgens na het doorladen op mijn hoofd richtte. Hij stond toen recht voor mij. Ik keek daarbij dus recht in de loop van het pistool. Ik was erg bang en in de veronderstelling dat het om een echt pistool ging en nadat hij het had doorgeladen en op mijn hoofd richtte had ik het gevoel dat hij mij daadwerkelijk wilde neerschieten. Ik hoorde [verdachte] zeggen, terwijl hij het pistool op mij richtte, dat ik op de bank moest gaan zitten. Ik zei toen tegen [verdachte] dat ik de politie ging bellen. Ik hoorde [verdachte] zeggen: "Jij gaat helemaal niemand bellen".
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 24 september 2014, opgenomen op p. 62 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2]:
Op 17 september 2014 tegen 20:00 à 20:15 uur was ik in de woning van mijn vriendin [slachtoffer 1] aan de [adres 1]. Ik, mijn dochter [naam] en [slachtoffer 1] zaten op de bank. Er werd op een gegeven moment op het raam gebonsd. [slachtoffer 1] deed de deur open en ik zag [verdachte] staan. Hij pakte vanachter zich een zwart wapen weg ter hoogte van de broeksband. Ik zag dat hij deze doorlaadde en dat [verdachte] het wapen tegen [slachtoffer 1] haar voorhoofd zette. Hierop sommeerde [verdachte] [slachtoffer 1] te gaan zitten. Daarop ging [slachtoffer 1] op de bank zitten.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 2 oktober 2014, opgenomen op p. 65 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [persoon 3]:
Ik weet dat mijn zoon [verdachte] regelmatig een wapen op zak heeft. Ik heb die avond met hem gebeld en hem gevraagd of hij met een wapen bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] was geweest. Hij zei tegen me dat hij [slachtoffer 1] niet had mogen bedreigen met een wapen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat van gijzeling geen sprake was, nu verdachte niet het oogmerk had om een ander dan zijn zus iets te laten doen of dulden. Ook van wederrechtelijke vrijheidsberoving was, alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, geen sprake. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Uit bovenstaande bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte de woning van zijn zus is binnengegaan, een wapen heeft gepakt, dit heeft doorgeladen en vervolgens heeft gericht op zijn zus. Verdachte heeft daarbij dwingende uitlatingen gedaan. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank een bedreigende situatie op. Aangeefster heeft verklaard dat zij daardoor erg bang was en zich ook daadwerkelijk bedreigd voelde. De rechtbank acht bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan ook wettig en overtuigend bewezen, voor zover gericht tegen [slachtoffer 1]. Voor zover het [slachtoffer 2] aangaat, was naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van bedreiging. Verdachte zal van dat onderdeel van de tenlastelegging dan ook worden vrijgesproken.
Feit 2
De rechtbank past met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 15 september 2014, opgenomen op p. 31 e.v. van dossier nummer PL0100-2014110681 d.d. 19 november 2014, van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [medewerker 3], mede namens Jumbo [straat 1] te [pleegplaats 2];
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 24 september 2014, opgenomen op p. 47 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medewerker 1];
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 29 september 2014, opgenomen op p. 50 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medewerker 2].
Feit 4
De rechtbank past met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van aanhouding d.d. 5 juni 2014, opgenomen op p. 27 e.v. van dossier nummer PL01K-2014080571 d.d. 24 juli 2014, van Politie Noord-Nederland;
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juni 2014, opgenomen op p. 97 e.v. van voornoemd dossier.
18/179743-14
Feit 1
De rechtbank past met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 17 augustus 2014, opgenomen op p. 20 e.v. van dossier nummer PL01KF-2014095990 d.d. 8 september 2014, van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [medewerker 4], namens Plus [straat 2] te [pleegplaats 2];
Feit 2
De rechtbank past met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 17 augustus 2014, opgenomen op p. 36 e.v. van dossier nummer PL01KF-2014095990 d.d. 8 september 2014, van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [medewerker 5], namens Jumbo [pleegplaats 2] [straat 3].
18/175190-14
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 12 augustus 2014, opgenomen op p. 3 e.v. van dossier nummer PL01KC-2014088191 d.d. 13 augustus 2014, van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [medewerker 6], namens Albert Heijn [straat 4] te [pleegplaats 2].
18/146352-14
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 8 juli 2014, opgenomen op p. 3 e.v. van dossier nummer PL01PE-2014075355 d.d. 24 juli 2014, van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [medewerker 7], namens [winkel] te [pleegplaats 3];
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2014, opgenomen op p. 8 e.v. van voornoemd dossier.
18/154668-14
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een aangifteformulier d.d. 19 juli 2014, opgenomen op p. 3 e.v. van dossier nummer PL01MD-2014078760 d.d. 29 juli 2014, van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [medewerker 8], namens Jumbo [adres 2] te [pleegplaats 2].
18/172294-14
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 augustus 2014, opgenomen op p. 1 e.v. van dossier nummer PL01PC-2014087069 d.d. 20 augustus 2014, van Politie Noord-Nederland;
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 9 augustus 2014, opgenomen op p. 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige];
Een proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 9 augustus 2014, opgenomen op p. 4 e.v. van voornoemd dossier.
Bewezenverklaring
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
18/830328-14
1. meer subsidiair.
hij op 17 september 2014 te [pleegplaats 1], gemeente Vlagtwedde, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een pistool/vuurwapen gepakt en doorgeladen en vervolgens op die [slachtoffer 1] gericht, en daarbij dreigend gezegd "Jij gaat helemaal niemand bellen";
2 primair.
hij op 14 september 2014 te [pleegplaats 2], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit een winkel van Jumbo aan de [straat 1]) heeft weggenomen 10 blikjes bier, een pakje Tuc en een pakje nootjes, toebehorende aan supermarkt Jumbo, welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen medewerkers van die Jumbo, te weten [medewerker 1] en [medewerker 2] en [medewerker 3], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte - na door die [medewerker 1] en/of [medewerker 2] en/of [medewerker 3] te zijn aangesproken - tegen die medewerkers van die Jumbo heeft gezegd: "Laat me nu gaan, anders sla ik je neer" en/of "Ik sla jullie koppen in";
4.
hij op 5 juni 2014, te [pleegplaats 2], een wapen van categorie I, onder 4, te weten (een stift met daarin) een mes, voorhanden heeft gehad.
18/179743-14
1.
hij op 17 augustus 2014 te [pleegplaats 2], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pak koek en soep, toebehorende aan supermarkt Plus (vestiging
[straat 2]);
2.
hij op 17 augustus 2014 te [pleegplaats 2], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een zak chips (Bugles), toebehorende aan supermarkt Jumbo [pleegplaats 2] [straat 3];
18/175190-14
hij op 12 augustus 2014, in de gemeente Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een maaltijdpakket en een fles drank (Safari) en een pak kaas, toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn;
18/146352-14
hij op 8 juli 2014 te [pleegplaats 3], gemeente Oldambt, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een poloshirt, toebehorende aan [winkel];
18/154668-14
hij op 19 juli 2014 te [pleegplaats 2], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere blikjes drank en overige levensmiddelen, toebehorende aan het winkelbedrijf Jumbo;
18/172294-14
hij op 9 augustus 2014 te [pleegplaats 2] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een bakfiets, toebehorende aan in elk geval een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, met dat opzet het slot van die bakfiets open te
zagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:
18/830328-14

1.meer subsidiair: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

2.
primair: diefstal gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;

4. handelen in strijd met artikel 13, lid 1 van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 1 van de Wet wapens en munitie;

18/179743-14

1.diefstal

2.
diefstal
18/175190-14
diefstal
18/146352-14
diefstal
18/154668-14
diefstal
18/172294-14
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18/830328-14 onder 1 meer subsidiair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde en het onder de overige parketnummers ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 20 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijk gedeelte dient de bijzondere voorwaarde klinische opname voor de duur van maximaal 18 maanden te worden verbonden. Daarbij heeft de officier van justitie onder meer aangevoerd dat verdachte een groot aantal strafbare feiten in een periode van enkele maanden heeft gepleegd. Met name het feit dat verdachte zijn zus in haar eigen woning met een wapen heeft bedreigd, rekent de officier van justitie verdachte zwaar aan. De vele winkeldiefstallen leveren veel ergernis en onkosten bij de winkeliers en de maatschappij als geheel op. Verdachte is veelpleger en mede daarom is een forse vrijheidsstraf op zijn plaats. De officier van justitie heeft ook rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de ad-informandum gevoegde feiten. Om recidive te voorkomen is het van belang dat een hulpverleningstraject wordt opgestart, dat eerder nooit van de grond is gekomen. Verdachte is daarvoor ook gemotiveerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het matigen van de eis van de officier van justitie, in die zin dat de gevangenisstraf voor wat betreft het onvoorwaardelijk deel gelijk moet zijn aan de duur van het voorarrest plus enkele weken, om directe overplaatsing vanuit detentie naar een kliniek mogelijk te maken. Er moet meer rekening worden gehouden met het beeld dat uit de Pro Justitia rapporten die in 2008 over verdachte zijn opgemaakt naar voren komt, inhoudende dat hij minder begaafd is, en voorts met het feit dat de feiten zijn gepleegd in een relatief korte periode waarin het leven van verdachte een puinhoop was, waarin hij op straat leefde en omging met alcoholisten, en tenslotte met het traject dat moet worden ingezet om recidive te voorkomen. Het is van belang dat de behandeling zo snel mogelijk aanvangt. Verdachte is op dit moment gemotiveerd en er is op korte termijn plek voor hem in de kliniek. Ook moet rekening worden gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. De ad-informandum gevoegde feiten kunnen worden meegenomen bij de oplegging van de straf, nu verdachte deze erkent.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de ad informandum gevoegde feiten, zoals deze op de dagvaarding onder parketnummer 18/830328-14 zijn vermeld en die door verdachte zijn erkend.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in een periode van ongeveer drieënhalve maand een groot aantal strafbare feiten gepleegd, te weten zeven winkeldiefstallen (waarvan één gevolgd door bedreiging met geweld), een poging tot fietsendiefstal, verboden wapenbezit, bedreiging met een wapen, huisvredebreuk en het doen van een valse aangifte. Met name de bedreiging met het wapen rekent de rechtbank verdachte zwaar aan, nu hij zijn eigen zus daarmee in haar eigen woning, de plek waar zij zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen, angst heeft aangejaagd. De vele winkeldiefstallen zijn vervelende feiten, waarmee veel ergernis, tijd en onkosten gemoeid gaan aan de zijde van de winkeliers. Verdachte was tijdens het plegen van vrijwel al deze feiten onder invloed van alcohol en heeft zich een aantal malen, waarvan eenmaal ten laste gelegd en bewezen verklaard, bedreigend geuit tegenover het winkelpersoneel toen hij werd aangesproken na betrapping, een voor hen zeer onprettige ervaring.
Uit het rapport van de VNN van 30 januari 2015 blijkt dat verdachte een fors alcoholprobleem heeft, gecombineerd met psychiatrische problematiek. Deze factoren spelen een grote rol bij het plegen van strafbare feiten. Verdachte is gemotiveerd om aan deze problematiek te werken en wil daarvoor een behandeling ondergaan, zo is ook ter zitting gebleken. Een klinische behandeling lijkt, zo stelt de VNN, de enige mogelijkheid om tot gedragsverandering te komen, welke noodzakelijk is om het recidiverisico in te perken. Ondanks het uitgebreide strafblad van verdachte is een dergelijke behandeling nog niet eerder van de grond gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat het, ter voorkoming van recidive in de toekomst, van groot belang is dat verdachte zo snel mogelijk aanvangt met de voorgestelde behandeling. De rechtbank acht het aantal feiten en de ernst daarvan, gelet op alle omstandigheden, echter dusdanig dat een vrijheidsstraf die voor wat betreft het onvoorwaardelijk deel gelijk zou zijn aan het voorarrest, zodat een behandeling vrijwel direct aan zou kunnen vangen, niet passend is. De rechtbank heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, vele malen eerder onherroepelijk is veroordeeld voor onder meer vermogensdelicten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf dient te worden opgelegd, waarvan een aanzienlijk gedeelte in voorwaardelijke vorm, waarbij verdachte wordt verplicht een klinische behandeling te ondergaan voor de duur van maximaal 18 maanden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 57, 63, 285, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
18/830328-14
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en subsidiair en onder 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair, 2 primair en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en acht verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
18/179743-14, 18/175190-14, 18/146352-14, 18/154668-14, 18/172294-14
Verklaart het onder deze parketnummers ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en acht verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 18 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
 dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
 dat veroordeelde aansluitend aan het einde van de detentie zich gedurende maximaal 18 maanden zal laten opnemen in [kliniek], althans een soortgelijke intramurale instelling op basis van een door het NIFP-IFZ af te geven indicatiestelling, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de
(geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.L. Stuiver, voorzitter, mr. M.J. Oostveen en
mr. A. Heidekamp, rechters, bijgestaan door mr. A.J. van Baren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 februari 2015.