ECLI:NL:RBNNE:2015:737

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 februari 2015
Publicatiedatum
23 februari 2015
Zaaknummer
3148094 CV EXPL 14-8692
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onverschuldigde betaling door bewindvoerder aan onder bewind gestelde

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 11 februari 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Lefier en de Gemeente Groningen, die optreedt als bewindvoerder. Lefier vorderde een bedrag van € 23.583,75 van de Gemeente Groningen, dat als bewindvoerder was aangesteld over de goederen van een onder bewind gestelde persoon. De vordering was gebaseerd op onverschuldigde betaling, omdat Lefier in 2011 per abuis een bedrag van € 35.163,00 had overgemaakt naar een rekening die niet aan de begunstigde toebehoorde. Ondanks herhaalde verzoeken om terugbetaling, bleef een deel van het bedrag onbetaald.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Lefier zonder rechtsgrond heeft betaald en dat er geen overeenkomst bestond tussen Lefier en de onder bewind gestelde persoon. De Gemeente Groningen voerde aan dat terugbetaling onaanvaardbaar zou zijn vanwege de beperkte geestelijke vermogens van de onder bewind gestelde, maar de rechter oordeelde dat deze omstandigheden niet tot een onaanvaardbare uitkomst leidden. De kantonrechter heeft de vordering van Lefier toegewezen en de Gemeente Groningen veroordeeld tot terugbetaling van het onverschuldigd betaalde bedrag, vermeerderd met rente en kosten.

Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten niet voor toewijzing in aanmerking kwamen, omdat deze niet meer omvatten dan een enkele aanmaning. De Gemeente Groningen werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 3148094 CV EXPL 14-8692
Vonnis d.d. 11 februari 2015
inzake
de stichting Lefier Stad Groningen,
gevestigd te Groningen,
eiseres, hierna te noemen Lefier,
gemachtigde mr. G.C. Visser, werkzaam bij Flanderijn en Bouwman gerechtsdeurwaarders.
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon Gemeente Groningen, p/a Groningse kredietbank,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder in het uitgesproken bewind d.d. 5 maart 2013 over de goederen die (zullen) toebehoren aan [naam],
kantoorhoudende/gevestigd te (9723 ZR) Groningen, Harm Buiterplein 1,
gedaagde, hierna de Gemeente Groningen te noemen,
gemachtigde mr. S. de Vaal, advocaat te Groningen.
PROCESGANG
Bij tussenvonnis van 20 augustus 2014 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast. Deze is gehouden op 12 januari 2015. Partijen zijn verschenen en werden bijgestaan door hun gemachtigde. Voorafgaand aan de zitting heeft Lefier producties in het geding gebracht. Door de griffier is aantekening gehouden van het verhandelde ter zitting.
Vonnis is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN

1.De vaststaande feiten

1.1
Op 16 december 2011 heeft Lefier van haar rekeningnummer[nummer] bij de ING Bank een bedrag van € 35.163,00 overgemaakt op rekeningnummer [nummer]. Dit rekeningnummer staat op naam van [naam].
1.2
Op 17 januari 2012 heeft Lefier een brief gezonden naar de ING Bank met het verzoek de betaling ten bedrage van € 35.163,00 naar haar terug te boeken, omdat de betaling naar een onjuist rekeningnummer is overgemaakt. De ING Bank heeft per brief van 3 februari 2012 laten weten dat het niet mogelijk was het bedrag terug te boeken. Tevens heeft zij aangegeven dat zij de rekeninghouder, [naam], heeft verzocht om het bedrag terug te betalen aan Lefier.
1.3
Op 27 februari 2012 heeft Lefier [naam] verzocht om het bedrag terug te betalen. [naam] heeft daarop een betaling verricht van € 15.000,-. Betaling van het resterende bedrag van
€ 20.163,- is ondanks meerdere sommaties uitgebleven.

2.2. De vordering

Lefier vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de Gemeente Groningen te veroordelen te betalen een bedrag van € 23.583,75, vermeerderd met rente en kosten.

3.De standpunten van partijen

3.1
Lefier vordert het bovenstaande bedrag van de Gemeente Groningen in haar hoedanigheid van bewindvoerder primair uit hoofde van onverschuldigde betaling, subsidiair uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking. Lefier is ervan uit gegaan dat zij het bedrag op het rekeningnummer van Stichting Elker, de begunstigde, stond.
3.2
De Gemeente Groningen heeft een beroep gedaan op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Zij voert aan dat [naam] als gevolg van een fout van Lefier een groot bedrag op zijn rekening gestort heeft gekregen. [naam] heeft vervolgens contact opgenomen met de bank om navraag te doen naar de herkomst van het geldbedrag. Nadat een medewerker van de bank hem had verteld dat de overschrijving op zijn rekening correct was, heeft [naam] een deel van het geld uitgegeven. Voorts voert zij aan dat [naam] verstandelijk beperkt is.

3.3. De beoordeling

3.1
De kantonrechter concludeert dat Lefier zonder rechtsgrond gelden aan [naam] heeft overgemaakt. Er is geen sprake van enige verhouding of overeenkomst tussen Lefier en [naam] en er is geen sprake van enig feit dat de betaling door Lefier rechtvaardigt. [naam] heeft het bovenstaande ook niet betwist. [naam] heeft inmiddels een bedrag van € 15.000,- terugbetaald. Lefier heeft in beginsel recht op terugbetaling van het resterende bedrag van
€ 20.163,-.
3.2
Namens [naam] is een beroep gedaan op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Dit beroep kan alleen slagen wanneer hetgeen uit wet, gewoonte of rechtshandeling voortvloeit in de gegeven omstandigheden tot een onaanvaardbare uitkomst leidt. Namens [naam] is aangevoerd dat hij een beperkt denkvermogen heeft en het geld, nadat een bankmedewerker had bevestigd dat de overschrijving op zijn rekening correct was, heeft uitgegeven. De kantonrechter is van oordeel dat deze omstandigheden niet leiden tot het oordeel dat terugbetaling van het onverschuldigd betaalde door [naam] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, zodat het verweer niet slaagt.
3.3
Voor zover de Gemeente Groningen met haar verweer dat een deel van het resterende bedrag op grond van de redelijkheid en billijkheid voor rekening van Lefier dient te blijven tevens heeft bedoeld een beroep te doen op eigen schuld aan de zijde van Lefier, wordt overwogen dat het voor de verbintenis tot terugbetaling van een onverschuldigd betaald bedrag niet van belang is of degene die onverschuldigd heeft betaald een verwijt treft, zodat ook dit verweer niet slaagt.
3.4
Gelet op het vorenstaande zal de kantonrechter de vordering van Lefier toewijzen. De hierover gevorderde rente zal eveneens worden toegewezen, nu [naam] met betaling in verzuim is gebleven.
3.5
Met betrekking tot de gevorderde buitengerechtelijke kosten overweegt de kantonrechter het volgende. Uitgangspunt voor toewijzing van de vordering met betrekking tot deze kosten is dat de buitengerechtelijke werkzaamheden meer moeten omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning. Nu hiervan niet is gebleken dienen deze werkzaamheden te worden aangemerkt als zijnde ter voorbereiding van de processtukken en instructie van de zaak. De buitengerechtelijke kosten komen daarom niet voor toewijzing in aanmerking.
3.6
[naam] zal ten slotte als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
BESLISSING
De kantonrechter:
veroordeelt de Gemeente Groningen, p/a Groningse Kredietbank, in haar hoedanigheid van bewindvoerder in het uitgesproken bewind over de goederen van [naam] om tegen kwijting aan Lefier te betalen € 22.373,75 vermeerderd met de wettelijke rente over
€ 20.163,00 vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de Gemeente Groningen, p/a Groningse Kredietbank, in haar hoedanigheid van bewindvoerder in het uitgesproken bewind over de goederen van [naam] tevens in de kosten van het geding, aan de zijde van Lefier tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 923,00 aan griffierecht, € 97,74 aan explootkosten en € 800,00 voor salaris van de gemachtigde;
wijst af het meer of anders gevorderde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. van den Bosch, kantonrechter, en op 11 februari 2015 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: md