ECLI:NL:RBNNE:2015:734

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 februari 2015
Publicatiedatum
23 februari 2015
Zaaknummer
18.750047-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord met voorbedachten rade door verdachte op slachtoffer met vuurwapen

Op 12 februari 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een vonnis uitgesproken in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot moord. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 26 juli 2014 in Leeuwarden met voorbedachten rade een kogel op het slachtoffer heeft afgevuurd, waardoor deze zwaar gewond raakte. De verdachte ontkende het feit, maar de rechtbank concludeerde dat hij welbewust heeft geprobeerd een mensenleven te beëindigen. De rechtbank verwierp de verweren van de raadsvrouw over de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen en alternatieve scenario's. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van het slachtoffer en getuigen, alsook op camerabeelden van de schietpartij. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde de gevangenisstraf op, met aftrek van voorarrest. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, waarbij de verdachte niet aanwezig was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/750047-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 februari 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboorteplaats],
laatstelijk verblijvende te [adres],
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 januari 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.F. Hof, advocaat te Amersfoort.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 juli 2014 te en in de gemeente Leeuwarden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met behulp van een vuurwapen een of meer kogel(s) in het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 26 juli 2014 te en in de gemeente Leeuwarden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met behulp van een vuurwapen een of meer kogel(s) in het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor primair het ten laste gelegde;
- oplegging van 8 jaar gevangenisstraf met aftrek van voorarrest.

Beoordeling van het bewijs

Betrouwbaarheid verklaringen slachtoffer / getuigen
De raadsvrouw heeft bepleit -zakelijk samengevat- dat verdachte van de gehele tenlastelegging moet worden vrijgesproken vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Het is niet mogelijk om tot een objectieve feitelijke vaststelling te komen van wat er zich die avond heeft afgespeeld met betrekking tot het neerschieten van [slachtoffer], alsmede vanwege het feit dat de daartoe afgelegde getuigenverklaringen, voor zover die al zijn afgelegd, onbetrouwbaar zijn, terwijl er eveneens sprake is van alternatieve scenario’s.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld - zoals nader uiteengezet in haar pleitnotitie- dat de verklaringen van het slachtoffer [slachtoffer] buiten beschouwing moeten worden gelaten, nu deze verklaringen onbetrouwbaar zijn. De raadsvrouw is van mening dat de waarde van een verklaring van iemand die twee verschillende dingen vertelt en de politie geen gelegenheid geeft door te vragen over het gebeurde simpelweg te gering is. Naar de mening van de raadsvrouw is het niet mogelijk om één van de door [slachtoffer] afgelegde verklaringen als betrouwbaar aan te merken en de andere te passeren. Derhalve kunnen de verklaringen van het slachtoffer niet gebruikt worden voor het bewijs.
Vooropgesteld moet worden dat verklaringen van aangevers / getuigen dienen te worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Het enkele feit dat in verklaringen op punten tegenstrijdigheden voorkomen, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Dit kan immers te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen, teweeggebracht onder invloed van emoties door het delict of door tijdsverloop. Het gaat om de totale indruk die de verklaring maakt en de wijze waarop zij is afgelegd.
[slachtoffer] heeft tweemaal met verbalisanten gesproken over de gebeurtenissen op 26 juli 2014. Verbalisanten hebben deze gesprekken vastgelegd in een tweetal processen-verbaal van bevindingen. Het eerste gesprek vond plaats op 29 juli 2014 om 9.45 uur in het ziekenhuis. Het slachtoffer was toen voor het eerst sinds het voorval weer aanspreekbaar. [slachtoffer] heeft tijdens dat gesprek uitvoerig uiteengezet hoe de gang van zaken is geweest met betrekking tot de contacten tussen hem en verdachte en de gang van zaken rondom de schietpartij. [slachtoffer] heeft verdachte daarbij aangewezen als de dader. Hij heeft verdachte als zodanig ook herkend op de hem op die dag om 14.20 uur getoonde foto's.
De rechtbank is van oordeel dat deze eerste verklaring een consistente verklaring is, die niet beïnvloed is door invloeden van buitenaf.
Deze verklaring vindt ook bevestiging in een door het slachtoffer gevoerd telefoongesprek van 2 augustus 2014, waarin hij zakelijk samengevat heeft verklaard dat hij beschoten was en bijna dood was geweest, omdat die man met een vuurwapen op hem afkwam en hij niets kon doen.
Daarnaast vindt de verklaring van [slachtoffer] steun in de verklaring die door [getuige 1] op 27 juli 2014 is afgelegd.
De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de op 29 juli 2014 te 9.45 uur afgelegde verklaring van aangever als onbetrouwbaar aan te merken, zoals door de raadsvrouw is bepleit. De verklaring kan derhalve voor het bewijs worden gebruikt.
De verklaringen van [slachtoffer] van 21 en 26 augustus 2014 laat de rechtbank buiten beschouwing. Aan die verklaringen hecht de rechtbank minder waarde, in aanmerking genomen dat deze verklaringen niet goed passen bij de hiervoor genoemde bewijsmiddelen en gelet op de tijd die is verstreken na het schietincident, op het moment waarop deze verklaringen zijn opgetekend.
De raadsvrouw heeft eveneens bepleit -zoals nader uiteengezet in haar pleitnotitie- om de verklaringen van de [getuige 2] als onbetrouwbaar aan te merken en derhalve niet voor het bewijs te gebruiken.
De [getuige 2] is getuige geweest van een schietpartij en stelt daarbij verdachte te hebben waargenomen. Hij heeft een schot gehoord en bloed gezien. Dat is het enige wat aan de hand van zijn verklaringen mag worden aangenomen. Het is de vraag wat hij heeft kunnen zien en welk gedeelte van zijn verklaringen eigen invulling is en welk gedeeltelijke feitelijke waarneming. Bovendien heeft [getuige 2] gedronken op de bewuste avond, hetgeen zijn waarnemingsvermogen kan hebben aangetast, en heeft hij wisselende verklaringen afgelegd over het aantal schoten.
De rechtbank zal de verklaring van [getuige 2] beoordelen tegen de achtergrond zoals hiervoor is overwogen. Kort gezegd gaat het om de totale indruk die de verklaring maakt en de wijze waarop zij is afgelegd.
De [getuige 2] heeft bij de politie een tweetal verklaringen afgelegd en deze naderhand ten overstaan van de rechter-commissaris grotendeels gehandhaafd.
De getuige heeft op 26 juli 2014 om 23.15 uur een eerste verklaring afgelegd. Blijkens deze verklaring kan het navolgende worden vastgesteld.
De getuige bewoont een pand dat nog geen 20 meter verwijderd ligt van de plek waar het feit zich heeft afgespeeld, te weten de [kruising].
De getuige heeft blijkens zijn eigen verklaring en de overgelegde foto's ruim zicht op deze plek. Aan het begin van de avond op 26 juli 2014 merkte hij dat het onrustig was op deze plek. Hij zag veel mensen en hoorde op een gegeven moment een persoon zeggen dat hij iemand dood zou schieten. Hij zag twee personen tegenover elkaar staan die ruzie hadden. De getuige heeft daarop 112 gebeld en verslag gedaan van hetgeen hij had gehoord en gezien. Hij heeft daarbij tevens een signalement van de bedreiger gegeven. Omstreeks 22.40 uur die dag zag de getuige dat er op de bewuste plek wederom een aantal personen stonden. Tevens zag hij dat dezelfde persoon, te weten degene die eerder die dag de bedreigingen had geuit, op de persoon waarmee hij eerder die avond ruzie had gehad afliep, een pistool pakte en hem van dichtbij neerschoot. Ook van het schietincident heeft [getuige 2] bij 112 melding gedaan.
De rechtbank is van oordeel dat de eerste verklaring van de getuige voor het bewijs kan worden gebruikt, nu deze verklaring vlak na de gebeurtenis is afgelegd.
Wellicht heeft [getuige 2] in latere verklaringen zijn waarnemingen aangevuld of ingevuld, wat maakt dat de rechtbank de meeste waarde hecht aan zijn eerste, bij de politie afgelegde, verklaring. Deze verklaring komt ook overeen met hetgeen door de getuige direct na het schietincident aan 112 is gemeld. Ten aanzien van het betoog van de raadsvrouw dat de waarneming van de getuige was vertekend door diens alcoholgebruik die dag, overweegt de rechtbank dat de waarnemingen van de getuige tevens worden ondersteund door de aldaar opgenomen camerabeelden van die dag.
Voor zover de verklaring van [getuige 2] een conclusie bevat, namelijk dat het verdachte is die heeft geschoten, overweegt de rechtbank het volgende.
[getuige 2] heeft gezien dat verdachte naar [slachtoffer] toeliep, een wapen pakte en dat richtte. Vervolgens hoorde [getuige 2] een schot en zag hij verdachte wegrennen.
De rechtbank trekt op grond van deze waarnemingen van [getuige 2], mede gelet op de inhoud van de overige bewijsmiddelen, die hierna worden vermeld, de conclusie dat verdachte [slachtoffer] heeft neergeschoten.

Bewijsmiddelen

De rechtbank overweegt met betrekking tot hetgeen aan verdachte onder primair is ten laste gelegd het volgende.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 29 januari 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 26 juli 2014 ben ik meermalen aanwezig geweest op de [locatie 1].
Ik heb omstreeks 20.30 uur een woordenwisseling gehad met [slachtoffer] op de [locatie 1]. Ik heb daarbij de zonnebril van [slachtoffer] afgepakt.
Later die avond ben ik weer naar de [locatie 1] gegaan. Ik stond in de buurt van [slachtoffer] toen hij werd neergeschoten.
2. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 2014080670 / 02CL114048, gesloten op 17 oktober 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
Een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2014080670, d.d. 30 juli 2013 (de rechtbank leest 2014), opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisanten, dan wel één hunner (blz. 201 - 204):
In het onderzoek naar aanleiding van een schietincident op 26 juli 2014 waarbij [slachtoffer] ernstig gewond raakte, bezochten wij op 29 juli 2014 het slachtoffer in het ziekenhuis. Wij spraken het slachtoffer in het ziekenhuis. Hij was helder van geest en was bereid in een gesprek te vertellen wat er gebeurd was.
Hij verklaarde:
• dat hij zaterdagavond op de [locatie 1] was.
• dat hij op hoek van de [kruising] was.
• dat er een man bij hem kwam met een klacht over zijn scooter.
• dat deze man ongeveer 20 a 25 jaar oud is en [bijnaam] genoemd wordt.
• dat deze man vermoedelijk van Armeense afkomst is.
• dat hij deze man deze scooter verkocht had.
• dat ze de scooter hebben bekeken.
• dat er te weinig olie in de scooter zat.
• dat hij voorstelde om olie te halen en dit voor de man bij te vullen.
• dat hij dat gedaan heeft.
• dat er met [bijnaam] toen een woordenwisseling ontstond over € 65.=.
• dat [bijnaam] dat bedrag nog van hem tegoed had.
• dat hij [bijnaam] vertelde dat hij dat over een week wel zou betalen.
• dat [bijnaam] daar geen genoegen mee nam.
• dat [bijnaam] vervelend werd en ruzie zocht.
• dat [bijnaam] hem zijn bril afpakte en niet terug geven wilde.
• dat [bijnaam] dreigend tegenover hem stond en net deed of hij wilde slaan.
• dat [bijnaam] hem bedreigde met de woorden:”dat hij HET wel ging zien”.
• dat [bijnaam] zei dat als hij niet zou betalen hij wel iets van hem zou pakken.
• dat hij voor [bijnaam] was gaan staan en gezegd had: “dan nu meteen maar”.
• dat hij twee uur later plots op de hoek van de [kruising] weer geconfronteerd werd met [bijnaam].
• dat [bijnaam] plots op minder dan een meter afstand voor hem stond.
• dat hij zag dat [bijnaam] een grijs kleurig pistool in de hand had.
• dat hij zag dat [bijnaam] dit pistool doorlaadde.
• dat hij zag dat [bijnaam] op hem schoot.
• dat hij een schot hoorde.
• dat hij voelde dat hij in zijn borst geraakt werd.
• dat hij hevige pijn in zijn borst en buik voelde.
• dat [bijnaam] 20 a 25 jaar oud is, blank, zwart haar en tussen de 1.75 en 1.80 lang.
Op 29 juli 2014 omstreeks 14:20 uur bezochten wij het slachtoffer opnieuw in het ziekenhuis. Door ons verbalisanten werden aan het slachtoffer 2 fotoafdrukken getoond.
De eerste fotoafdruk is een foto waarop afgebeeld een man bij een scooter.
Deze foto is afkomstig van bewakingsbeelden van [bedrijf] opgenomen op de [kruising] op 26 juli 2014 omstreeks 19:17 uur.
De tweede fotoafdruk is een foto waarop onder andere afgebeeld twee manspersonen die tegenover elkaar staan. Deze foto is afkomstig van bewakingsbeelden van [bedrijf] opgenomen op de [kruising] op 26 juli 2014 omstreeks 20:30 uur.
De derde fotoafdruk is een foto afkomstig uit het bedrijfsprocessensysteem van de
politie waarop afgebeeld: [verdachte].
Slachtoffer verklaarde dat hij de man op de eerst getoonde foto herkende als de man die op hem geschoten heeft.
Op de tweede foto herkende hij zichzelf in de linker persoon van de twee personen die tegenover elkaar staan en de man die daar rechts van staat als de man die op hem geschoten heeft.
Slachtoffer herkende de man afgebeeld op de derde foto als zijnde de man die op hem geschoten heeft en die hij als [bijnaam] kent. Dit betreft dezelfde man als waarover hij spreekt naar aanleiding van het tonen van foto's 1 en 2. Slachtoffer verklaarde dit zeker te weten.
2.2.
Een ambtsedig proces-verbaal, nummer 44, d.d. 11 augustus 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant (blz. 193 - 196):
Uit de getuigenverklaring van [getuige 2] kwam naar voren dat hij op 26 juli 2014 tot tweemaal toe de meldkamer Noord Nederland had gebeld over de incidenten die hadden plaatsgehad op de [locatie 1] ter hoogte van de [kruising]. Beide meldingen zijn woordelijk weergegeven.
1e 112-melding:
Gesprek meldkamer Noord Nederland, d.d. 26 juli 2014, 20.39:41 uur.
C = Centralist
M = melder [getuige 2].
C: U spreekt met de politie van Noord Nederland.
M: Op de [locatie 1] is weer een grote drugsdealer bezig. Op het bekende hoekje en eh.. ze bedreigen elkaar kapot te schieten. En ik zit daar aan de overkant op 3 hoog, maar er is een hele discussie aan de gang.
C: Er is eh een conflict eh.. gaande?
M: De ene dreigt met een vuurwapen..
C: Met een vuurwapen? Kunt u... dat ziet u?
M: Nee dat zie ik niet, maar 1 is met blauwe schoenen, met een blauwe spijkerbroek en een
zwarte cap en de ander is met een safari, eh safaribroek met een eh donkergrijs shirtje met
bloot.. .eh korte mouwen.
C: Maar hoe komt u dan bij vuurwapens?
M: Nou hij dreigt ermee, ik schiet je kapot.
C: Ooo, dat zegt hij?
M: Ja.
C: Dat hoort u?
M: Ja. Ik sta er recht voor.
C: Er wordt geschreeuwd?
M: Ja, er wordt geschreeuwd.
C: Ik schiet je kapot?
M: Ja.
C: Zijn ze donker of eh blank?
M: Nee blank. 1 is blank, en 1 is eh.. getint. De ene getinte heeft blauwe gymschoenen met witte veters, een blauwe spijkerbroek en een zwarte cap.
C: Goed. Er wordt niet gevochten, alleen ruzie?
M: Nee, er wordt wel heftig conflict gemaakt.
2e 112-melding:
Gesprek meldkamer Noord Nederland, d.d. 26 juli 2014, 22:45:55 uur.
o = Centralist
M= melder [getuige 2].
C: 112 politie.
M: Met [getuige 2]. Ik woon op de [locatie 1]. Bij het café eh.. op de hoek, waar de camera hangt, wordt geschoten. Er is iemand neergeknald.
C: Oke. En dus op de hoek...
M: Ja, waar die dealers staan. Iedereen eh.. springt gelijk weg.
C: Wat heeft u eh.. heeft u eh.. gezien of gehoord?
M: Ik heb, ik heb net al een signalement gegeven. Ik had al eerder gebeld.
C: Hoe laat heeft u gebeld dan?
M: Nou, twee uur geleden.
C: En u zegt nu net tegen mij er wordt nu geschoten?
M: Ja, ze hebben dus gewoon revanche gehaald.
C: Dus twee uur geleden is er geschoten en nu wordt er weer geschoten?.
M: Nee, er is nu net geschoten.
C: Oke.
M: En ik heb twee uur geleden, heb ik al een signalement gegeven, ja, dat er iemand met een safari eh grijze broek en eh nou er werd toen geschoten, nu.
C: Nou, even moment. En twee uur geleden was er een conflict gaande, zegt u hé?
M: Ja. Ik heb op dit nummer gebeld. Ik zit nou op 3-hoog, ik heb er volledig zicht op.
C: En welk adres heeft u toen doorgegeven?
M: Op de [locatie 1].
C: Ook op de [locatie 1].
M: Overkant van de [locatie 1].
C: Oke. Hoeveel schoot, schoten heeft u gehoord?
M: 1 schot, 1 schot.
C: Wat heeft u gezien?
M: Nou dat hij dus een wapen trok.
C: Wie trok een wapen?
M: Eh.. .die man met dat safaripak. Ik had al een signalement gegeven. En er was een man met een blauwe broek, met eh blauwe schoenen met witte veters en eh . . had een zwarte cap op en een blauwe scooter heb ie.
2.3.
Een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02GL-2014080670-9, d.d. 27 juli 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 2] (blz. 225, 226):
Op 26 juli 2014 omstreeks 22:40 uur was ik in mijn bovenwoning. De bovenwoning bevindt zich boven het café aan de [locatie 1] met uitzicht op [kruising].
Ik zag een groep van ongeveer vijf of zes Antilianen tegenover mijn woning staan [kruising]. Ik zag dat een man op de groep afliep. Ik zag dat hij een pistool trok. Ik zag dat hij zijn wapen richtte op een persoon en ik hoorde een schot.
De man die schoot kan ik als volgt omschrijven:
blank; safaribroek (zandkleurig); korte mouwen.
Na het schot is de man weggerend. Het slachtoffer is een Antilliaan, droeg een zwarte cap, blauwe schoenen met witte veters en reed op een blauwe scooter met LED verlichting.
Eerder op de dag heb ik gebeld omdat het erg onrustig was in de straat. Ik hoorde iemand zeggen “Ik ga je dood schieten”. Deze man is dezelfde persoon die later op de avond heeft geschoten.
2.4.
Een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02R1-2014080670-4, d.d. 27 juli 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 1] (blz. 234 - 237):
V: Kun je vertellen in eigen woorden wat er is gebeurd.
A: Ik stond met een groep vrienden te praten op [kruising].
Ineens hoorde ik een schot en zag ik een jongen rennen. Ik stond een meter of 2 a 3 van mijn vriend [slachtoffer], die zag ik meteen na het schot op de grond vallen.
V: Was er voor dat schot ruzie?
A: ja, er was wel ruzie. [slachtoffer] had al een beetje een discussie met die jongen.
V: Wie is die jongen?
A: Hij is 23 a 24 jaar, het is een blanke jongen maar niet van Nederlandse afkomst, ongeveer 1.75 meter lang. Hij had zwart haar, kort stekel haar, hij is een beetje mollig. Hij droeg een beige/crèmekleurige broek, een t-shirt, donker grijs of donker groen. Hij had geen baard of snor.
V: Welke kant liep hij op?
A: Richting [straat]. Dus vanuit [kruising] richting [straat].
V: Hoe lang stond die schutter er al?
A: Die was er niet, hij kwam aan lopen.
V: Van welke richting kwam hij?
A: Vanaf het [kruising], vanaf dezelfde richting als waar hij weer weggerend is.
V: Hoe lang is hij bij jullie geweest voor hij schoot.
A: Geen minuut, hij kwam aanlopen en ik hoorde zijn stem en meteen een knal.
V: Wie sprak hij aan?
A: Alleen [slachtoffer].
V: Weet je wat hij zei.
A: Nee. In de middag was er al wat ruzie tussen beide geweest.
V: Maar je staat er bij, dan moet je toch wel wat gehoord hebben.
A: Die jongen die schoot pakte [slachtoffer] vanmiddag zijn zonnebril van zijn hoofd. De jongen hield de zonnebril op zijn rug.
2.5.
Een ambtsedig proces-verbaal met bijlagen, nummer 02CL114048-AH-44, d.d. 14 oktober 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant (blz. 389-402):
In het belang van het onderzoek werd een telefoontap op de telefoonaansluiting
[telefoonnummer], in gebruik bij [slachtoffer], gezet.
Via deze aansluiting werden een aantal gesprekken gevoerd, waaronder:
Beller t.n.v. [telefoonnummer]
Datum: 2-8-2014.
Samenvatting:
D. belt met man NN.
D. zegt dat hij beschoten is en bijna dood was geweest, die man liep met een vuurwapen op hem af en hij kon niets doen, hij wilde met hem vechten en ik zakte in elkaar en hij rende weg.
2.6.
Een ambtsedig proces-verbaal, nummer 24, d.d. 4 augustus 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant (blz. 434 - 436):
Ik heb de camerabeelden uitgekeken die zijn gemaakt met een camera, die is geplaatst aan de
gevel van het perceel [locatie 1]. Dit pand is eigendom van [bedrijf]. Op de beelden is het kruisingsvlak van [kruising] te zien. Tevens is een gedeelte van het [locatie 2] te zien.
Tijdwaarneming. Bij het veiligstellen van de camerabeelden is de tijdwaarneming van het
camerasysteem gecontroleerd. Hierbij bleek dat er een tijdsverschil van ruim 13 minuten was met de werkelijke tijd. Dat betekent dat de tijd op het camerasysteem 13 minuten voor loopt op de werkelijke tijd. In het verslag hieronder wordt bij elke gebeurtenis de werkelijke tijd en de systeemtijd vermeld.
• Tijd 20.32 uur (systeemtijd 20.45 uur).
[slachtoffer] heeft plaatsgenomen in de vensterbank onder de camera. De Oost-Europese man komt bij hem staan en staat links van [slachtoffer] naast hem. Plotseling is te zien, dat de Oost-Europese man met een snelle beweging de zonnebril van het hoofd van [slachtoffer] wegpakt. De man loopt een paar passen achteruit. [slachtoffer] schiet dan snel overeind en loopt op de man af. Hij gaat vlak voor de man staan en probeert de bril te bemachtigen. De man houdt de bril in zijn rechterhand en houdt achteruit lopend [slachtoffer] van zich af. [slachtoffer] doet verwoede pogingen om de bril weer te bemachtigen. De Oost-Europese man houdt [slachtoffer] een aantal keren met zijn linkerhand van zich af, als [slachtoffer] te dichtbij komt. [slachtoffer] loopt voortdurend vooruit en de man loopt achteruit en houdt de zonnebril achter zijn rug, buiten bereik van [slachtoffer]. Na enkele ogenblikken geeft de man de zonnebril terug aan [slachtoffer]. [slachtoffer] gaat weer zitten in de vensterbank en de man gaat enkele meters verderop staan.
• Tijd 20.34 uur (systeemtijd 20.47 uur).
[slachtoffer] en de Oost-Europese man gaan dicht tegen over elkaar staan hebben een woordelijke
confrontatie. De beide mannen lopen al ruzie makend om elkaar heen. Beide spreiden zo nu
en dan de armen als zij tegenover elkaar staan. Er is geen sprake van een fysiek incident
het blijft bij woorden.
• Tijd 22.44 uur.
Op de camera die gericht is op het [locatie 2] richting [straat] is te zien, dat dezelfde Oost-Europese man, waarmee [slachtoffer] eerder ruzie heeft gehad, komt aanlopen.
De Oost-Europese man loopt over het trottoir van het [locatie 2] in de richting van de PD. De man loopt in één rechte lijn naar de PD. Hij loopt om de boom heen naar de overkant van het [locatie 2]. Een aantal personen komen vanachter de boom weer zichtbaar in beeld. De Oost-Europese man is nog kort zichtbaar in beeld als hij hard weg rent via het [locatie 2] in de richting van de [straat].
Tussen het komen aanlopen van de Oost-Europese man op het [locatie 2] en het
wegrennen is in totaal ongeveer 30 seconden gelegen. Er is duidelijk iets gebeurd, alle
aanwezigen staan te kijken naar een plek achter de boom.
2.5.
Een schriftelijk stuk, te weten een geneeskundige verklaring, d.d. 6 augustus 2014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (blz. 211):
Medische informatie betreffende [slachtoffer].
A: Uitwendig waargenomen letsel:
Intree schotwond ter hoogte van onderste rib links aan voorkant.
D: Datum waarop persoon werd onderzocht: 26/7/2014.
E: Overige van belang zijnde informatie (operaties, blijvend letsel e.d.):
Grote operatie gehad. Dunne darm is 5x geraakt, slagaderbloeding bij overgang dunne - dikke darm. Kogel zit in heupkom rechts.
F: geschatte duur van de genezing:
Qua buik: 2 maand
Lange termijnschade heupgewricht nu nog niet in te schatten.
Nadere bewijsoverweging
Op 26 juli 2014 vond een schietpartij plaats op de kruising van de [locatie 1] en het [locatie 2]. Tijdens deze schietpartij raakte [slachtoffer] zwaar gewond. Verdachte, die als dader van deze schietpartij is aangehouden, ontkent dat hij de schutter is geweest.
Omtrent deze schietpartij zijn diverse getuigen gehoord. Ook heeft [slachtoffer] een verklaring afgelegd.
De gehoorde [getuige 2] had vanuit zijn kamer van zijn bovenwoning rechtstreeks zicht op de kruising van de [locatie 1] en het [locatie 2]. Hij heeft verklaard dat hij heeft gezien dat een man ruzie had met [slachtoffer]. Hiertoe heeft hij tot tweemaal toe met 112 gebeld.
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft, hoewel hij geen aangifte heeft willen doen, uitvoerig verklaard tegenover verbalisanten omtrent de gang van zaken die avond en de dader van deze schietpartij. Ook de [getuige 1], die ten tijde van de schietpartij aanwezig was en [slachtoffer] naar het ziekenhuis heeft vervoerd, heeft een beschrijving gegeven van de persoon die [slachtoffer] heeft neergeschoten. De getuige heeft onder meer verklaard dat het dezelfde persoon was als degene waarmee [slachtoffer] eerder op de avond ruzie had gehad. Daarnaast heeft hij verklaard op welke wijze de schutter was komen aanlopen. Deze beschrijvingen komen overeen met de verklaring van verdachte dat hij degene is die beschreven werd en dat hij inderdaad de bewuste avond via deze weg op [slachtoffer] is afgelopen.
De verklaringen van de [getuige 2] en [getuige 1] en het slachtoffer [slachtoffer] worden ondersteund door de opgenomen camerabeelden van die dag.
Hoewel verdachte heeft ontkend dat hij de degene is geweest die [slachtoffer] heeft neergeschoten, heeft hij wel verklaard dat hij eerder die middag ruzie had gehad met [slachtoffer] en daarbij de zonnebril van [slachtoffer] had afgepakt en dat hij op het moment van de schietpartij in de buurt van [slachtoffer] aanwezig is geweest.
Gelet op al deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast, hoewel de camerabeelden het moment waarop het schot viel niet heeft vastgelegd, dat verdachte, gelet op bovenstaande bewijsmiddelen, degene is geweest die [slachtoffer] met een vuurwapen van dichtbij heeft neergeschoten.
Alternatieve scenario's
De raadsvrouw heeft in haar pleidooi een tweetal alternatieve scenario's geschetst, in die zin dat naar de mening van de raadsvrouw niet door de bewijsmiddelen wordt weerlegd dat niet verdachte, maar [slachtoffer] het wapen die bewuste dag bij zich droeg, waarna het tijdens een worsteling is afgegaan. Dan wel dat verdachte, [slachtoffer] slechts met dit vuurwapen heeft willen bedreigen, gelet op [slachtoffer] latere verklaring dat de schietpartij een ongeluk was.
De rechtbank is van oordeel dat de door de raadsvrouw aangevoerde alternatieve scenario's in het licht van de bewijsmiddelen niet, dan wel onvoldoende aannemelijk zijn geworden. De rechtbank komt op grond van deze bewijsmiddelen tot de vaststelling dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer] heeft neergeschoten.
Voorbedachten rade
De rechtbank dient voorts te beoordelen in hoeverre er sprake is geweest van voorbedachten rade.
Volgens vaste jurisprudentie moet voor een bewezenverklaring van het bestanddeel "voorbedachten rade" komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachten rade pleiten. De vaststelling dat verdachte voldoende tijd had zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen het besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat.
Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel “voorbedachten rade”, acht de rechtbank in het bijzonder de navolgende feiten en omstandigheden redengevend.
Verdachte heeft op 26 juli 2014 meermalen met het slachtoffer gesproken.
Omstreeks 20.30 uur heeft er een confrontatie plaatsgevonden tussen verdachte en het slachtoffer. Tijdens die confrontatie is er ruzie ontstaan tussen verdachte en het slachtoffer [slachtoffer].
Verdachte heeft jegens het slachtoffer doodsbedreigingen geuit, zoals ook blijkt uit de verklaring van het slachtoffer [slachtoffer] en de [getuige 2]. Verdachte heeft ter zitting erkend dat hij omstreeks dat tijdstip een woordenwisseling heeft gehad met [slachtoffer].
Meer dan twee uur later bevindt het slachtoffer [slachtoffer] zich wederom op de kruising van de [locatie 1] en het [locatie 2]. Ook verdachte komt wederom op deze plek.
Blijkens de camerabeelden loopt verdachte over het trottoir van het [locatie 2] naar de plek waar [slachtoffer] zich bevindt. Verdachte loopt doelgericht op [slachtoffer] af en schiet, zonder een gesprek aan te gaan, [slachtoffer] doelbewust neer. Daarna rent verdachte weg.
De rechtbank kan uit deze handelingen niet anders concluderen dan dat verdachte weloverwogen en met een vooropgezet plan heeft gehandeld.
De rechtbank neemt op grond hiervan als vaststaand aan dat verdachte vóór de uitvoering van zijn daad heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich hiervan daadwerkelijk rekenschap heeft gegeven.
Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachte zou hebben gehandeld is niet gebleken. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte doelbewust op [slachtoffer] is afgelopen en hem heeft neergeschoten.
Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en acht derhalve het primair tenlastegelegde, te weten de poging tot moord bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 26 juli 2014 te [pleegplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met behulp van een vuurwapen een kogel in het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Primair: Poging tot moord.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het over hem opgemaakte voorlichtingsrapport, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot moord. Hij heeft welbewust getracht een mensenleven te beëindigen door gericht een kogel op het slachtoffer af te vuren. Het slachtoffer is daardoor zwaar gewond geraakt en heeft enige dagen in coma gelegen. Onduidelijk is in hoeverre hij blijvend negatieve gevolgen zal blijven ondervinden.
Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen niet bekommerd om de gevolgen en is na zijn daad snel weggelopen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het handelen van verdachte veel weg van een afrekening, nu verdachte doelbewust op het slachtoffer is afgelopen en hem van dichtbij heeft neergeschoten. Een dergelijk feit schokt de rechtsorde en brengt ook buiten de directe omgeving van het slachtoffer gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Verdachte heeft geen openheid van zaken gegeven, heeft geen motief voor zijn handelen gegeven en heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen.
Omtrent verdachte is een voorlichtingsrapport opgemaakt. Uit dit rapport blijkt dat bij verdachte sprake is van een belast verleden. Hij heeft op jonge leeftijd traumatische ervaringen opgedaan en er is mogelijk sprake van PTSS. Verdachte is sinds 2005 in Nederland. Nadien is hij regelmatig met politie en justitie in aanraking gekomen en is thans ongewenst verklaard. Verdachte lijdt een uitzichtloos bestaan. De reclassering heeft zich voor het overige onthouden van het geven van een advies, nu verdachte een ontkennende verdachte is.
De rechtbank is van oordeel dat er wellicht sprake kan zijn van persoonlijkheidsproblematiek bij verdachte, maar de rechtbank heeft daar verder geen inzicht in verkregen. De rechtbank onderkent dat verdachte nog jong is, niet eerder geweldsdelicten heeft begaan en dat hij een bewogen leven heeft gehad, maar dit leidt niet tot strafvermindering, nu er sprake is van een ernstig feit waarvoor een forse bestraffing gerechtvaardigd is. Verdachte heeft per slot van rekening heel berekenend en koelbloedig getracht het slachtoffer van het leven te beroven.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen verklaarde, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat het handelen van verdachte moet worden bestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als door de officier van justitie is gevorderd.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. J.Y.B. Jansen en mr. N.A. Vlietstra, rechters, bijgestaan door A. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 februari 2015.
w.g.
Lootsma-Oude Nijeweme
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Jansen
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Vlietstra
locatie Leeuwarden,
Van Dijk

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/750047-14
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 29 januari 2015
Tegenwoordig:
mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,
mr. J.Y.B. Jansen en mr. N.A. Vlietstra, rechters, en
A. van Dijk, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. R.G. de Graaf.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboorteplaats],
laatstelijk verblijvende te [adres],
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Als raadsvrouw van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. A.F. Hof, advocaat te Amersfoort.
…………..
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 12 februari 2015 te 13:00 uur.
Verdachte doet afstand van zijn recht bij de uitspraak van het vonnis aanwezig te zijn.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.