Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.[A] ,
[B],
[C],
DE ONBEKENDE HUURDERS,
1.De procedure
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift aan de zijde van [C] ;
- de mondelinge behandeling van de zaak gehouden op 7 mei 2015.
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 28 mei 2015 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure van de Coöperatieve Rabobank Noordoost Friesland U.A. en Rabohypotheekbank N.V. tegen verschillende gerekwestreerden, waaronder onbekende huurders. De Rabobank verzocht om verlof om het huurbeding in te roepen, omdat de hypotheekhouders geldleningen hadden verstrekt aan de gerekwestreerden, die in gebreke waren gebleven met hun betalingsverplichtingen. De Rabobank stelde dat de woning, die als onderpand diende voor de hypotheken, verhuurd was, wat in strijd was met het huurbeding dat in de hypotheekakten was opgenomen. De voorzieningenrechter heeft de mondelinge behandeling op 7 mei 2015 gehouden, waarbij de Rabobank werd vertegenwoordigd door haar advocaat en de gerekwestreerden ook aanwezig waren.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de Rabobank geen voldoende bewijs heeft geleverd dat er huurders in de woning verblijven, en dat [C], die op het adres van de woning staat ingeschreven, deel uitmaakt van het gezin van de gerekwestreerden. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen gegronde redenen waren om aan te nemen dat de instandhouding van de huurovereenkomst in het belang was van de opbrengst bij de openbare verkoop. Daarom werd het verzoek om het huurbeding in te roepen afgewezen. Tevens werd het verzoek om de huurders te veroordelen de woning te ontruimen afgewezen, en werd de Rabobank veroordeeld in de proceskosten van de gerekwestreerden.
De beslissing van de voorzieningenrechter benadrukt het belang van bewijsvoering in zaken waarin een huurbeding wordt ingeroepen, en dat de hypotheekhouder moet kunnen aantonen dat er daadwerkelijk huurders zijn die gebruik maken van het bezwaarde goed. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden verduidelijkt waaronder een huurbeding kan worden ingeroepen en de rechten van huurders beschermt.