In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 1 maart 2016 een beschikking gegeven met betrekking tot het vaderschap en de geslachtsnaam van de man. De man had eerder, op 31 maart 2015, een verzoek ingediend tot ontkenning van het vaderschap van [belanghebbende 1]. De rechtbank verklaarde dit verzoek gegrond, wat leidde tot de rechtsgevolgen van een naamswijziging. De man, die al 44 jaar de geslachtsnaam [naam 1] droeg, was niet op de hoogte van de gevolgen van de ontkenning van het vaderschap, zoals het verlies van zijn geslachtsnaam en die van zijn kinderen. Hij verzocht de rechtbank om te bepalen dat hij zijn geslachtsnaam zou behouden, ondanks de ontkenning van het vaderschap.
Tijdens de zitting op 26 januari 2016, waar de man en zijn ex-partner aanwezig waren, werd duidelijk dat alle betrokkenen, inclusief [belanghebbende 1], instemden met het behoud van de geslachtsnaam [naam 1]. De rechtbank overwoog dat het in het belang van de sociale en emotionele ontwikkeling van de kinderen was dat zij hun geslachtsnaam zouden behouden. De rechtbank besloot dat de man, ondanks de eerdere beschikking, de geslachtsnaam [naam 1] zou behouden en dat de ambtenaar van de burgerlijke stand de eventuele naamswijziging ongedaan moest maken.
De rechtbank benadrukte dat de man niet op de hoogte was gesteld van de rechtsgevolgen van de ontkenning van het vaderschap en dat de wijziging van de geslachtsnaam grote problemen voor hem en zijn kinderen zou opleveren. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. W.P. Claus, en partijen kregen de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.