2.4De beoordeling
2.4.1De kantonrechter overweegt dat de aanwezigheid van een hennepplantage in de woning is komen vast te staan. Mede op grond van de algemene voorwaarden is sprake van een tekortkoming van [gedaagde] in de nakoming van de huurovereenkomst. In beginsel is De Huismeesters daarom op grond van artikel 6:265 BW gerechtigd de huurovereenkomst te laten ontbinden. [gedaagde] heeft echter aangevoerd dat zij niet van de hennepkwekerij heeft geweten en dat de hennepkwekerij met (volgens haar) 25 planten voor eigen gebruik was van haar vroegere partner [naam] . Daarnaast heeft zij gesteld dat zij geen overlast voor de omgeving heeft veroorzaakt, dat er niet illegaal stroom is afgetapt en er daarmee geen concreet gevaar is geweest.
Naar het oordeel van de kantonrechter doen deze omstandigheden niet af aan deernst van de tekortkoming. Het is van algemene bekendheid dat het kweken van hennep in een woning een (ernstig) gevaar oplevert van brand en/of wateroverlast voor omwonenden. Veelal brengt een hennepkwekerij bovendien gevaar van stankoverlast voor omwonenden met zich. Dat de risico’s zich niet hebben verwezenlijkt is een gelukkige bijkomende omstandigheid waar [gedaagde] overigens geen invloed op heeft gehad.
2.4.2Ook het huurverleden en de persoonlijke omstandigheden van [gedaagde] kunnen niet tot de conclusie leiden dat ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd is. Het is niet heel waarschijnlijk dat [gedaagde] in het geheel niet van de hennepkwekerij geweten heeft. Zij wist kennelijk wél dat haar partner wiet gebruikte en dat hij geen medicinale wiet kreeg voorgeschreven. Zij heeft hoogstwaarschijnlijk ook de geur van de kwekerij in de woning kunnen vernemen. [gedaagde] is hoe dan ook medeverantwoordelijk te stellen voor wat er in de woning gebeurde.
2.4.3Gelet op het voorgaande zullen de vorderingen tot ontbinding en ontruiming worden toegewezen. De termijn van ontruiming wordt op veertien dagen na betekening van dit vonnis gesteld.
2.4.4De kantonrechter ziet geen aanleiding om, zoals [gedaagde] wenst, de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van dit vonnis te weigeren. Naar het oordeel van de kantonrechter weegt het belang van De Huismeesters bij een spoedige voldoening aan dit vonnis zwaarder dan het belang van [gedaagde] bij behoud van bestaande toestand tot op een in te stellen hoger beroep is beslist.
2.4.5[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.
in (voorwaardelijke) reconventie
2.4.6De vorderingen in reconventie zijn ingediend onder de voorwaarde dat de vordering in conventie wordt toegewezen. Nu dit het geval is, zullen deze vorderingen worden beoor-deeld.
Verwerking persoonsgegevens
2.4.7De kantonrechter overweegt dat het bij de onderhavige vordering gaat om de
verwerking van de gegevens genoemd in artikel 9 van het hennepconvenant. Anders dan De Huismeesters meent, zijn deze gegevens aan te merken als strafrechtelijke persoonsgegevens in de zin van artikel 16 Wbp. Onder andere is in de melding genoemd dat de hennepkwekerij strafbaar is gesteld in de Opiumwet. Verwerking van dergelijke gegevens is verboden, behoudens het in de daarop volgende artikelen van het Wbp bepaalde.
2.4.8De kantonrechter gaat er hierna vanuit dat De Huismeesters de persoonsgegevens ingevolge artikel 22 lid 1 Wpb juncto artikel 20 van de Wet Politiegegevens rechtmatig van de Regiopolitie Groningen heeft verkregen.
2.4.9Ter comparitie heeft De Huismeesters betwist dat zij strafrechtelijke persoonsgegevens heeft verstrekt. Zij heeft uiteengezet dat bij de gegevens die [gedaagde] zelf op Woningnet heeft geplaatst, door haar een aantekening wordt gemaakt wat de reden van ontruiming is en wat de periode van uitsluiting voor een sociale hurwoning is. Daarmee is voor de selectiecommissie Groninger Woningcorporaties en de betrokken woningcorporaties kenbaar dat er een beëindiging van de huurovereenkomst heeft plaatsgevonden wegens hennepteelt, óf door opzegging door de huurder (“2 jaar”) óf door ontbinding door de rechter (“5 jaar”).
2.4.10Deze verwerking valt buiten de reikwijdte van de melding - met meldingsnummer 134901 - die De Huismeesters via de Groninger Woningcorporaties conform artikel 27 Wbp heeft gedaan bij het College Bescherming Persoonsgegevens (“CBP”) voor de verwerking van persoonsgegevens in Woningnet. Noch het
doelvan de gegevensverwerking - het tegengaan van hennepteelt in sociale huurwoningen - noch het
soort persoonsgegeven, zijn in de melding opgenomen. Ook is op dit doel en dit type gegevensverwerking de vrijstelling ex artikel 14 van het Vrijstellingsbesluit Wbp niet van toepassing.
2.4.11De onderhavige gegevensverwerking is dus verboden, behoudens het bepaalde in artikel 22 Wbp. Artikel 22 lid 4 Wbp betreft de verwerking van strafrechtelijke persoonsgegevens ten behoeve van derden. Hieronder valt ook de verwerking van voornoemde gegevens in Woningnet. Volgens artikel 22 lid 4 sub c Wbp is het verbod op verwerking van deze gegevens niet van toepassing wanneer passende en specifieke waarborgen zijn getroffen en de procedure is gevolgd als bedoeld in artikel 31 Wbp. Gesteld noch gebleken is dat voor deze gegevensverwerking de procedure van artikel 31 Wbp is gevolgd. Zolang deze procedure niet is gevolgd, is de onderhavige gegevensverwerking in strijd met de Wbp, nog afgezien van de vraag of passende en specifieke waarborgen in de zin van artikel 22 Wbp zijn getroffen. Het gevorderde verbod op het verstrekken van persoons-gegevens van [gedaagde] zal dan ook worden toegewezen. Ook de gevorderde dwangsom zal worden toegewezen zoals hieronder in de beslissing is omschreven.
2.4.12Voor wat betreft de vordering tot verwijdering van gegevens die reeds verstrekt zijn is de kantonrechter van oordeel dat niet genoeg is onderbouwd dat De Huismeesters de gegevens nu al aan de selectiecommissie Groninger woningcorporaties of aan Woningnet N.V. heeft verstrekt. De Huismeesters heeft dit gemotiveerd betwist. De vordering wordt als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
2.4.13Uitgangspunt is dat aan een woningcorporatie bij de toewijzing van door haar verhuurde woningen beleidsruimte toekomt. Deze beleidsruimte wordt beperkt, omdat corporaties als De Huismeesters een zeer belangrijke rol spelen bij de toewijzing van sociale huurwoningen. Het gaat hierbij om een eerste levensbehoefte voor mensen die elders moeilijk huisvesting kunnen vinden.
2.4.14Het is niet onrechtmatig te achten dat De Huismeesters het beleid voert dat [gedaagde] voor een bepaalde periode wordt uitgesloten van een huurwoning. De Huismeesters heeft daarbij een gerechtvaardigd belang, te weten het tegengaan van hennepkweek in door haar verhuurde woningen. Van De Huismeesters behoeft in redelijkheid niet verwacht te worden dat zij binnen een bepaalde tijd opnieuw een huurovereenkomst sluit met een huurder van wie de huurovereenkomst is ontbonden wegens toerekenbare tekortkoming zoals het kweken van hennep in de woning. Er kunnen bovendien schadelijke effecten optreden door het telen van hennep in woningen en er bestaat in het algemeen gevaar ervan voor de omgeving. De Huismeesters heeft dan ook een gerechtvaardigd belang bij het voeren van een beleid dat bij ontdekking van een hennepkwekerij ontbinding en ontruiming wordt gevorderd. Dit beleid zou geheel worden doorkruist wanneer de ontruimde huurder op korte termijn in aanmerking zou komen voor vervangende woonruimte. Ten slotte heeft De Huismeesters een gerechtvaardigd belang om een helder sanctiebeleid te hanteren vanuit het oogpunt dat aan iedereen duidelijk moet zijn dat hennepteelt in de woningen die zij verhuurt niet wordt getolereerd.
2.4.15[gedaagde] heeft geen omstandigheden aangedragen die tot de conclusie leiden dat het onaanvaardbaar is dat dit beleid op haar wordt toegepast. De omstandigheid dat zij en haar kinderen zonder eigen woonruimte komen te zitten acht de kantonrechter daartoe onvoldoende. [gedaagde] kan buiten Groningen of Haren woonruimte zoeken.
2.4.16De kantonrechter is van oordeel dat de periode van uitsluiting in het geval van [gedaagde] niet langer dient te zijn dan twee jaar, de termijn die De Huismeesters hanteert wanneer [gedaagde] de huurovereenkomst zelf zou hebben opgezegd. Aangenomen moet worden dat de termijn van drie jaar die in de brief van De Huismeesters aan [gedaagde] en [naam] van 27 februari 2015 is vermeld een vergissing is. Een goede reden waarom de uitsluitingstermijn langer zou moeten zijn in geval van ontbinding door de rechter is er niet. Het verschil in artikel 12 van het convenant tussen uitsluiting voor twee jaar wanneer de huurder - nadat hennep in zijn huurwoning is ontdekt - zelf de huurovereenkomst opzegt en uitsluiting voor vijf jaar wanneer de huurovereenkomst gerechtelijk wordt ontbonden, lijkt onjuist. Dat is inderdaad zoals [gedaagde] heeft betoogd een soort straf wanneer een huurder zijn of haar zaak aan de rechter wil voorleggen. Dan wordt de toegang tot de rechter onredelijk bemoeilijkt.
2.4.17Aan De Huismeesters komt dan ook de bevoegdheid toe om beleid te voeren waarbij [gedaagde] voor maximaal een periode van twee jaar door haar wordt uitgesloten van een sociale huurwoning. Het gevraagde verbod op uitsluiting zal daarom aldus worden toegewezen, dat het De Huismeesters verboden wordt Om [gedaagde] voor langer dan twee jaar uit te sluiten.
2.4.18Omdat partijen in reconventie over en weer deels in het gelijk en in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.