ECLI:NL:RBNNE:2015:6460

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 december 2015
Publicatiedatum
4 juli 2018
Zaaknummer
4227939 CV 15-6383
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van leasetermijnen en afgifte leaseobject na ontbinding leaseovereenkomst

In deze zaak vorderde Grenkefinance N.V. van [gedaagde] betaling van achterstallige leasetermijnen en afgifte van leaseobjecten na ontbinding van de leaseovereenkomst. De leaseovereenkomst, die op 1 mei 2012 was aangegaan, betrof de leasing van twee BCT-systemen voor een periode van 48 maanden. [gedaagde] had de leasetermijnen aanvankelijk voldaan, maar was vanaf december 2013 in gebreke gebleven. Grenkefinance ontbond de overeenkomst buitengerechtelijk op 18 juli 2014 en vorderde een totaalbedrag van € 4.703,54 aan achterstallige leasetermijnen, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten.

[gedaagde] erkende de leaseovereenkomst, maar betwistte de levering van de BCT-systemen. Hij stelde dat de leverancier, Quipment, failliet was gegaan en dat Grenkefinance haar zorgplicht had geschonden door zonder controle over de levering tot betaling over te gaan. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] door het ondertekenen van de afgiftebevestiging had bevestigd dat hij de leaseobjecten had ontvangen in goede staat. De rechter concludeerde dat Grenkefinance op goede gronden de leaseovereenkomst had kunnen ontbinden en dat [gedaagde] de betalingsverplichtingen niet was nagekomen.

De kantonrechter wees de vordering van Grenkefinance toe, inclusief de gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten. [gedaagde] werd veroordeeld tot betaling van in totaal € 5.638,48, alsook tot afgifte van de leaseobjecten binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van Grenkefinance, die op € 1.045,47 werden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 4227939 \ CV EXPL 15-6383

vonnis van de kantonrechter d.d. 2 december 2015

inzake
de naamloze vennootschap
GRENKEFINANCE N.V.,
gevestigd te Vianen,
eiseres,
gemachtigde: mr. A.J. Steenstra, Groenewegen en Partners,
tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna Grenkefinance en [gedaagde] worden genoemd.

Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

Motivering

De feiten

2.1.
In deze procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.2.
Grenkefinance is een leasemaatschappij die bedrijven de mogelijkheid biedt om it-apparatuur te leasen.
2.3.
[gedaagde] heeft op 1 mei 2012 een schriftelijke leaseovereenkomst met Grenkefinance ondertekend. Op de leaseovereenkomst staat als objectbeschrijving "2x BCT Systeem" vermeld. De leaseovereenkomst is voor een periode van 48 maanden aangegaan. Als leaseprijs is een maandelijks bedrag van € 176,12 inclusief btw overeengekomen. Quipment Netherlands B.V. (hierna Quipment) is de leverancier van de BCT.
2.4.
In de leaseovereenkomst worden de Algemene Leasingvoorwaarden (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing verklaard. In de algemene voorwaarden is - voor zover van belang - het volgende bepaald:
"(…)
Artikel 7 Verplichting tot ontvangst van het Leaseobject
7.1.
De Lessee verplicht zich ertoe de afgiftebevestiging onmiddellijk te ondertekenen en te bezorgen aan de Lessor, zodra hij het Leaseobject ontvangen heeft, het gecontroleerd heeft op mogelijke gebreken en functionaliteit en de overeengekomen staat heeft vastgesteld. Daarbij moet de Lessee het leaseobject onderzoeken met passende zorgvuldigheid, aangezien de Lessor de koopprijs aan de Leverancier betaalt op basis van de ondertekende afgiftebevestiging.
(..)
Artikel 18 Gevolgen van ontbinding
(...)
18.2.
Indien de Lessor gebruik maakt van zijn recht op ontbinding of indien de Lessee gebruik maakt van zijn opzeggingsrecht overeenkomstig artikel 15, dan heeft de Lessor recht op betaling van de voor de totale leasetijd nog uitstaande leasetermijnen. De aftrek of verrekening van bespaarde renten en andere ontbindingsgebonden voordelen - inclusief eventuele verzekeringsuitkeringen en andere schadeloosstellingen (c.f. artikel 16) - ten gunste van de Lessee geschiedt overeenkomstig de desbetreffende wettelijke bepalingen. De claim van de lessor is opeisbaar met ingang van de ontbinding dan wel de opzegging.
(…)"
2.5.
[gedaagde] heeft eveneens op 1 mei 2012 een afgiftebevestiging getekend. In deze afgiftebevestiging staat bij "datum van afgifte overeenkomstig artikel 7 van de algemene voorwaarden" 20 maart 2012 ingevuld. De afgiftebevestiging luidt - voor zover van belang - als volgt:
"
(…)
1. Ik heb/wij hebben bovengenoemd leaseobject vandaag, op de dag van de afgifte ontvangen.
2. Het leaseobject bevindt zich in een correcte en functionele staat.
3. Het is volledig geleverd. Ik heb/wij hebben de volledigheid gecontroleerd.
4. Het leaseobject stemt overeen met de beschrijvingen in de lease aanvraag/het leasecontract en voldoet aan alle, met de fabrikant of de leveringsfirma, gemaakte afspraken. (…)
(…)
Belangrijk: Op grond van de afgiftebevestiging betaalt de lessor de koopprijs aan de leverancier. Indien de lessee niet aan diens onderzoeksverplichting voldoet en controle of het leaseobject/de leaseobjecten volledig en in correcte staat ontvangen heeft, dan stelt hij de lessor vrij van alle claims en vergoedt hij de daardoor eventuele ontstane schade aan de lessor.
(…)"
2.6.
De leasetermijnen over de periode vanaf mei/juni 2012 tot en met november 2013 heeft [gedaagde] voldaan.
2.7.
Vanaf december 2013 is [gedaagde] in gebreke gebleven met de betaling van de leasetermijnen. Grenkefinance heeft [gedaagde] gesommeerd de achterstallige leasetermijnen te voldoen, en, na uitblijven van voldoening, de overeenkomst
buitengerechtelijk ontbonden bij brief van 18 juli 2014. Grenkefinance heeft daarbij de achterstallige en toekomstige leasetermijnen aan [gedaagde] in rekening gebracht zijnde een bedrag van € 4.703,54.
2.8.
Grenkefinance heeft [gedaagde] gesommeerd tot betaling van de achterstallige en toekomstige leasetermijnen.
Het standpunt van Grenkefinance
3.1.
Grenkefinance vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van
€ 4.703,54, vermeerderd met wettelijke handelsrente, tot en met 15 juni 2015 berekend op een bedrag van € 335,01, en met buitengerechtelijke incassokosten tot een bedrag van
€ 600,00. Daarnaast vordert Grenkefinance [gedaagde] te veroordelen tot afgifte van voornoemd leaseobject in goede staat aan Grenkefinance of een door Grenkefinance aan te wijzen derde binnen zeven dagen na betekening van het vonnis op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag of een gedeelte daarvan dat [gedaagde] in gebreke is hieraan te voldoen, zulks met een maximum van € 5.000,00.
3.2.
Grenekefinance heeft - samengevat - het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd. [gedaagde] is de uit de leaseovereenkomst voortvloeiende betalingsverplichting niet nagekomen. Als gevolg daarvan is Grenkefinance genoodzaakt geweest om tot ontbinding van de overeenkomst over te gaan. Ingevolge artikel 18 lid 2 van de algemene voorwaarden is [gedaagde] gehouden om aan Grenkefinance te betalen de voor de totale leaseperiode nog uitstaande leasetermijnen. Omdat [gedaagde] niet tot betaling is overgegaan, is zij ook de gevorderde rente verschuldigd. Verder rechtvaardigen de werkzaamheden die de gemachtigde van Grenkefinance heeft verricht de gevorderde buitengerechtelijke kosten.
Het standpunt van [gedaagde]
4. [gedaagde] erkent de leaseovereenkomst, maar betwist dat de BCT (Boardcomputer Taxi) geleverd is. [gedaagde] stelt dat er sprake is van een driepartijenovereenkomst, te weten Quipment (leverancier), Grenkefinance en [gedaagde] . De overeenkomst is volgens [gedaagde] aangegaan op inititatief van Quipment die op haar beurt weer een zakelijke relatie had met Grenkefinance. Quipment heeft de BTC's volgens [gedaagde] niet geleverd doordat zij kort na het aangaan van de leaseovereenkomst failliet is gegaan. [gedaagde] is daarom gestopt met de betalingen. [gedaagde] stelt dat Grenkefinance haar zorgplicht heeft geschonden doordat zij zonder enige controle of zorg of de levering van de goederen wel heeft plaatsgevonden, is overgegaan tot betaling aan Quipment. Daarnaast heeft Grenkefinance als zakenpartner van Quipment nagelaten om de financiële betrouwbaarheid van Quipment voldoende na te gaan, aldus [gedaagde] .

De beoordeling van het geschil5.1.Vrij voert als verweer aan dat zij geen betaling van de leasetermijnen verschuldigd is, omdat zij het leaseobject niet geleverd heeft gekregen.Grenkefinance stelt hier tegenover dat [gedaagde] op grond van artikel 7 van de algemene voorwaarden verplicht is om na ontvangst van de leaseobjecten te controleren op foutloosheid, functionaliteit en overeengekomen staat en dat [gedaagde] de afgiftebevestiging dient te ondertekenen en te bezorgen aan Grenkefinance. [gedaagde] is volgens Grenkefinance door het ondertekenen van het afgiftebewijs van 1 mei 2012 akkoord gegaan met de correcte en functionele staat van de geleasede objecten.

5.2
De kantonrechter stel voorop dat [gedaagde] in de afgiftebevestiging heeft getekend voor ontvangst van de BCT's. Indien de inhoud van de afgiftebevestiging niet juist zou zijn, dan had het op de weg van [gedaagde] gelegen om te stellen waarom zij de afgiftebevestiging dan getekend heeft, hetgeen zij heeft nagelaten. Grenkefinance mocht er op grond van de getekende afgiftebevestiging dan ook vanuit gaan dat een correcte levering door Quipment had plaatsgevonden. Grenkefinance had daarom geen reden om aan te nemen dat de werkelijke situatie (het niet ontvangen van het leaseobject) afwijkend zou zijn van de verklaring zoals neergelegd in de afgiftebevestiging. Dit geldt te meer nu [gedaagde] de leasetermijnen over de periode vanaf mei/juni 2012 tot en met november 2013 heeft voldaan. Bovendien is gesteld noch gebleken dat [gedaagde] aan Quipment of aan Grenkefinance heeft verzocht om levering van de BCT's of dat zij tijdig heeft geklaagd bij Grenkefinance over het uitblijven daarvan. Evenmin heeft [gedaagde] aan Grenkefinance kenbaar gemaakt dat zij niet meer tot betaling van de leasetermijnen overging indien zij de BCT's niet geleverd zou krijgen of Grenkefinance anderszins in gebreke gesteld. [gedaagde] heeft ook niet (gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst gevorderd. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat aan het verweer van [gedaagde] geen rechtsgevolgen kunnen worden verbonden. De stelling van [gedaagde] dat zij de BCT's pas na 15 januari 2014 zou hebben kunnen ontvangen omdat de BCT-certificering pas op 15 januari 2014 aan Quipment is verleend is door [gedaagde] niet onderbouwd en acht de kantonrechter gelet op het feit dat de overeenkomst al op 1 mei 2012 is gesloten en het feit dat [gedaagde] daarna diverse leasetermijnen heeft voldaan onaannemelijk.
5.3.
Niet gebleken is dat Grenkefinance haar zorgplicht jegens [gedaagde] heeft geschonden, nu de leaseovereenkomst op 1 mei 2012 is gesloten en Quipment pas op 4 juni 2014 failliet is verklaard.
5.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Grenkefinance, gelet op de onbetwiste betalingsachterstand, op goede gronden de leaseovereenkomst kunnen ontbinden, waardoor ook de toekomstige leasetermijnen opeisbaar zijn geworden.
5.5.
De kantonrechter komt tot de conclusie dat, nu [gedaagde] de hoogte van de hoofdsom niet heeft betwist, het bedrag van € 4.703,54 kan worden toegewezen.
5.6.
Omdat [gedaagde] met de betaling in verzuim is geweest, zal de gevorderde rente eveneens worden toegewezen.
5.8
[gedaagde] heeft de vordering tot afgifte van de leaseobjecten niet op zelfstandige gronden betwist. Deze vordering zal worden toegewezen, met dien verstande dat [gedaagde] het object binnen 14 dagen na betekening van het vonnis dient af te geven dan wel ter beschikking te stellen, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van
€ 1.000,00.
5.9.
Grenkefinance maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Grenkefinance heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag van
€ 600,00 aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen nu dit bedrag het bedrag van de wettelijke staffel zoals vermeld in artikel 2 van het Besluit niet overstijgt.
5.10.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat een bedrag van € 5.638,48 (zijnde
€ 4.703,54 aan hoofdsom, € 335,01 aan rente en € 600,00 wegens buitengerechtelijke incassokosten) zal worden toegewezen.
5.11.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten.
De proceskosten aan de zijde van Grenkefinance worden vastgesteld op:
- explootkosten € 77,84
- overige kosten € 1,63
- griffierecht € 466,00
- salaris gemachtigde
€ 500,00(2 punten x tarief € 250,00)
totaal € 1.045,47.

Beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Grenkefinance van een bedrag groot € 5.638,48 (zegge: vijfduizendzeshonderdachtendertig euro en achtenveertig cent) te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 4.703,54 vanaf 16 juni 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] tot afgifte van vorenbedoelde twee BCT systemen in goede staat aan Grenkefinance binnen zeven dagen na betekening van het onderhavige vonnis, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag, althans gedeelte van een dag, dat zij hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 1.000,00;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Grenkefinance vastgesteld op € 1.045,47;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. R. Giltay, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 december 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 779