ECLI:NL:RBNNE:2015:6446

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 oktober 2015
Publicatiedatum
18 augustus 2016
Zaaknummer
AWB - 14 _ 9029
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsvergunning asiel wegens verstrekking onjuiste gegevens door tweelingbroers

In deze zaak gaat het om de intrekking van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van drie Afghaanse eisers, die op basis van onjuiste gegevens hun vergunning hebben verkregen. De rechtbank Noord-Nederland heeft op 12 oktober 2015 uitspraak gedaan in de zaken van eiser 1, eiseres en eiser 2 tegen de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De intrekking van de vergunningen is gebaseerd op artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, dat stelt dat een verblijfsvergunning kan worden ingetrokken indien de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt of gegevens heeft achtergehouden die tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag zouden hebben geleid. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser 1 tijdens zijn asielprocedure niet heeft vermeld dat hij in het bezit was van een Afghaans paspoort, dat later in zijn bagage werd aangetroffen. Dit paspoort bleek authentiek te zijn, wat leidde tot de conclusie dat de identiteit van eiser 1 niet langer vaststond. Eiser 2, als tweelingbroer van eiser 1, werd ook als ongeloofwaardig beschouwd, terwijl de rechtbank onvoldoende bewijs vond dat eiseres onjuiste gegevens had verstrekt. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht de vergunningen had ingetrokken, omdat bij bekendheid met de juiste gegevens de vergunningen niet zouden zijn verleend. Het beroep van de eisers werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Afdeling bestuursrecht
zaaknummers: AWB 14/9029, AWB 14/9030 en AWB 14/9031

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 oktober 2015 in de zaken tussen

[naam] , eiser 1,

gesteld te zijn geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer] ,
zijn partner:

[naam] , eiseres,

gesteld te zijn geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer] ,
en zijn broer:

[naam] , eiser 2,

gesteld te zijn geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer] ,
allen van Afghaanse nationaliteit,
gezamenlijk te noemen: eisers,
(gemachtigde: mr. F. van Dijk),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. drs. J.P.M. Wuite).

Procesverloop

Bij onderscheiden besluiten (de bestreden besluiten) van 17 maart 2014 (eiser 1 en eiseres) en 18 maart 2014 (eiser 2), heeft verweerder de aan eisers verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 met terugwerkende kracht tot de ingangsdatum ingetrokken op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000. Tevens is aan eisers een inreisverbod voor de duur van twee jaren opgelegd.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten op 14 april 2014 beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting is op 20 november 2014 geschorst en ter zitting van 7 september 2015 hervat. Eisers zijn op 20 november 2014 ter zitting verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Bij kennisgeving van 3 september 2015 heeft de gemachtigde van eisers de rechtbank laten weten dat zijn cliënten en hij niet ter zitting aanwezig zullen zijn. Verweerder heeft zich bij beide zittingen laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. In dit geding dient te worden beoordeeld of verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eisers niet (meer) in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000.
2. Ingevolge artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 kan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 worden ingetrokken indien de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden terwijl die gegevens tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag tot het verlenen zouden hebben geleid.
3.
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), onder meer de uitspraak van 12 september 2007 (ECLI:NL:RVS:2007:BB3791), de uitspraak van 4 december 2007 (ECLI:NL:RVS:2007:BC3329) en de uitspraak van 20 maart 2013 (zaaknummer 201207237/1, www.raadvanstate.nl) volgt dat het op de weg van verweerder ligt om, indien sprake is van intrekking van een verblijfsvergunning asiel op de voet van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000, aannemelijk te maken dat zich de daarin vermelde intrekkingsgrond voordoet. Als door verweerder aan deze bewijslast is voldaan, is het vervolgens aan de vreemdeling om het door verweerder geleverde bewijs te weerleggen.
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder bij onderscheiden beschikkingen van 9 juli 2010 (eiser 1 en eiseres) en 22 september 2010 (eiser 2) aan eisers een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 heeft verleend met ingang van 19 april 2009, geldig tot 19 april 2014 (eiser 1 en eiseres) en 16 september 2010, geldig tot 16 september 2015 (eiser 2).
5. Op 7 januari 2012 werd bij controle van de bagage van eiser 1 op Schiphol, ten tijde van de binnenkomst in Nederland na een kortdurend verblijf bij familie in het buitenland (Iran), door de Koninklijke Marechaussee een Afghaanse paspoort uit 2003 aangetroffen, op naam van [naam] , geboren in [geboortejaar] . Uit het ten tijde van de controle opgemaakte proces verbaal blijkt dat eiser 1 heeft verklaard dat het Afghaanse paspoort aan zijn tweelingbroer (eiser 2) toebehoort.
6. Op 16 juli 2012 verklaart eiser 1 tijdens het gehoor naar aanleiding van het voornemen van verweerder tot intrekking van de verblijfsvergunning asiel, dat niet hijzelf maar zijn partner, eiseres, tijdens de controle door de Koninklijke Marechaussee heeft verklaard dat het Afghaanse paspoort aan eiser 2 toebehoort. Eiser 1 verklaart daarbij tevens dat het paspoort vervalst is en alleen zijn pasfoto bevat. Het paspoort was destijds (2009) geregeld door een reisagent met de bedoeling dat eiser 1 het zou gebruiken voor zijn vlucht vanuit Afghanistan naar Nederland. Hij is echter uiteindelijk met zijn partner, eiseres, gevlucht, zodat de reisagent andere documenten regelde. Het Afghaanse paspoort is ongebruikt bij de familie van eiser 1 in Afghanistan blijven liggen. Begin januari 2012, op de avond voor zijn vertrek terug naar Nederland, heeft de moeder van eiser 1 het paspoort, samen met een aantal foto’s en spullen uit de kindertijd van eiser 1, aan eiser 1 meegegeven. Hij wist niet dat het paspoort tussen zijn spullen zat, totdat op Schiphol zijn bagage werd doorzocht.
7. Verweerder heeft het in de bagage van eiser 1 aangetroffen Afghaanse paspoort uit 2003 door Bureau Documenten van de IND laten onderzoeken. Op 1 augustus 2012 rapporteert Bureau Documenten dat het paspoort, met absolute zekerheid, echt is. Bureau Documenten doet daarbij overigens geen uitspraak over de personaliagegevens in het paspoort.
8. In opdracht van eiser 1 is een contra-expertise uitgevoerd door het Arianna Expert Research & Consultancy, Centre for consultancy, research and expertise for Afghanistan (AERC). In het rapport, gedateerd 20 april 2013, concludeert het AERC dat het paspoort vervalst is om reden dat de pasfoto in het document vervangen is.
9. In reactie op de bevindingen van het AERC zijn door Bureau Documenten op 19 februari 2014 de conclusies van het AERC gemotiveerd weerlegd. Bureau Documenten blijft zonder twijfel bij de onder 7. weergegeven conclusie van 1 augustus 2012 dat het in de bagage van eiser 1 aangetroffen Afghaanse paspoort uit 2003 echt is.
10. Op verzoek van Bureau Documenten is het Afghaanse paspoort uit 2003 tevens onderzocht door een documentdeskundige van de Koninklijke Marechaussee (KMar). De KMar stelt op 27 februari 2014 dat uit technisch onderzoek is komen vast te staan dat wat betreft de paspoort- en persoonsgegevens alsmede de aangebrachte pasfoto’s, geen kenmerken van valsheid of vervalsing zijn gebleken.
11. Verweerder is van oordeel dat nu uit onderzoek van Bureau Documenten en de KMar blijkt dat het in de bagage van eiser 1 aangetroffen paspoort uit 2003 echt is, de door eiser bij zijn asielaanvraag opgegeven personalia onjuist zijn en hij op dat moment onjuiste informatie heeft verstrekt aangaande zijn identiteit. Indien de informatie op dat moment bekend was geweest, was aan eiser geen asielvergunning voor bepaalde tijd verleend. Verweerder acht het asielrelaas van eiser alsnog ongeloofwaardig. Tot slot is verweerder van oordeel dat niet gebleken is dat bij terugkeer sprake is van een dreigende schending van artikel 3 EVRM.
11.1.
Ter zake van eiseres heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat zij staat afgebeeld op een van de pasfoto’s in het in de bagage van eiser 1 aangetroffen Afghaanse paspoort uit 2003. Verweerder baseert zich hierbij op de conclusies van een fotovergelijkingsonderzoek door Bureau Documenten van 4 mei 2012, waarbij de bevinden van het onderzoek “zeer veel steun” geven aan de hypothese dat op de foto (van eiseres) op een door het Afghaanse Consulaat gelegaliseerde verklaring uit 2010 alsmede de foto die van eiseres werd genomen bij de aanmelding in Ter Apel voor het indienen van de asielaanvraag (in 2009) dezelfde persoon staat afgebeeld. De bevindingen van het onderzoek geven “enige steun” aan de hypothese dat de persoon op de pasfoto in het Afghaanse paspoort dezelfde persoon is als de persoon op de eerder genoemde foto’s. Nu eiseres in het paspoort wordt opgevoerd als echtgenote van [naam] , geboren in [geboortejaar] , stelt verweerder zich op het standpunt dat eiseres bij haar asielaanvraag in 2009 onjuiste identiteitsgegevens heeft verstrekt. Daar komt bij dat uit het Afghaanse paspoort, door de Afghaanse autoriteiten afgegeven in 2003, blijkt dat eiseres een kind heeft, dat op dat moment 8 jaar oud was en is geboren toen eiseres 28 jaar oud was, uitgaande van de geboortedatum van eiseres in het paspoort (1984) in plaats van de geboortedatum die eiseres heeft opgegeven ten tijde van haar asielaanvraag (1992).
11.2.
Ter zake van eiser 2 heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat nu zijn broer (eiser 1), gelet op het in 2012 bij hem aangetroffen echte Afghaanse paspoort uit 2003, onjuiste personalia heeft opgegeven ten tijde van de asielaanvraag (2009), ook in de situatie van eiser 2 twijfel is ontstaan over zijn identiteit. Eiser 2 is immers de tweelingbroer van eiser 1 en nu de identiteit van eiser 1 niet langer vast staat, kan niet langer worden volgehouden dat de gestelde identiteit van eiser 2 wel juist is. Het asielrelaas van eiser 2 wordt alsnog ongeloofwaardig geacht. De verleende asielvergunning wordt ingetrokken waarbij verweerder verwijst naar de wetgeschiedenis van artikel 32 Vw 2000. Hieruit blijkt dat niet is vereist dat eiser 2 de onjuiste gegevens zelf heeft verstrekt, dat hij op de hoogte was van de verstrekking van de onjuiste gegevens of dat hij daarmee heeft ingestemd. Het gaat er bij de intrekking uitsluitend om dat de situatie wordt hersteld naar de situatie zoals die had behoren te zijn.
12. Eisers stellen dat het in de bagage van eiser 1 gevonden Afghaanse paspoort uit 2003 niet aan eiser 1 toebehoort. Alleen de pasfoto in het document is van hem. Het paspoort werd door de reisagent ten behoeve van de oorspronkelijk geplande vlucht van eiser 1 vervalst, door een pasfoto van eiser 1 aan te brengen op de plaats waar eerder de pasfoto van de rechtmatige houder van het paspoort bevestigd was. Nadrukkelijk stellen eisers dat zij nimmer zelf een origineel Afghaanse paspoort hebben gehad. Eiseres bestrijdt dat zij de persoon is waarvan een pasfoto is opgenomen in het Afghaanse paspoort. Nu er geen overeenstemming is tussen de door verweerder en eisers ingeroepen experts ter zake van de beoordeling van de echtheid van het Afghaanse paspoort, verzoeken eisers de rechtbank een onafhankelijke deskundige te benoemen die andermaal het paspoort op echtheid dan wel op sporen van vervalsing moet onderzoeken. Voorts zijn eisers van mening dat een gedwongen terugkeer naar Afghanistan schending van artikel 3 EVRM oplevert. Tot slot stellen eisers zich op het standpunt dat zij bij hun asielaanvraag juiste identiteitsgegevens hebben verstrekt, dat ze de personen zijn die ze stellen te zijn en dat verweerder hen derhalve in hun asielrelaas dient te volgen.
12.1.
In de nadere gronden van beroep is door eiseres een rapport van het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau (NFO) overgelegd. Het NFO concludeert op basis van gezichtsvergelijkend onderzoek, in opdracht van eisers, dat er geen grond bestaat voor de hypothese dat de pasfoto van eiseres in het Afghaanse paspoort uit 2003 dezelfde persoon representeert als de persoon die staat afgebeeld op de foto (van eiseres) op een door het Afghaanse Consulaat gelegaliseerde verklaring uit 2010 alsmede de foto die van eiseres werd genomen bij de aanmelding in Ter Apel voor het indienen van de asielaanvraag (in 2009). Eiseres acht de conclusie van verweerder dat zij de persoon is op de pasfoto in het Afghaanse paspoort uit 2003 dan ook niet juist, althans voorbarig en niet voldoende onderbouwd. Bovendien stelt eiseres dat zij geen kind heeft, geboren in [geboortejaar] , zoals zou blijken uit het Afghaanse paspoort uit 2003, omdat zij op dat moment nog maar 12 jaar oud was (eiseres stelt geboren te zijn in [geboortejaar] , zoals ze dat ook ten tijde van haar asielaanvraag heeft opgegeven). Nu zij geboren is in [geboortejaar] bevat het paspoort, net als dat geldt voor de pasfoto, geen informatie die op eiseres betrekking heeft, maar op een andere persoon.
12.2.
In de nadere gronden van beroep zijn door eiser 2 geen gronden ingediend die specifiek zien op zijn situatie. De intrekking van zijn asielvergunning is louter een gevolg van de beoordeling van de feiten en omstandigheden in de zaak van zijn tweelingbroer (eiser 1) en diens partner (eiseres).
13. Ter zitting van 20 november 2014 heeft de rechtbank besloten het verzoek van eisers tot het doen van een nieuw deskundigenonderzoek in te willigen. Het onderzoek ter zitting is gedurende dit onderzoek door de rechtbank geschorst.
13.1.
Partijen hebben op 13 januari 2015 (eisers) en 28 januari 2015 (verweerder) ingestemd met het voorstel van de rechtbank van 17 december 2014 om het Landelijk Team Documentenonderzoek van de Douane Rijnmond te benoemen als materiedeskundige ter beantwoording van de door de rechtbank geformuleerde onderzoeksvraag:
Is de (pas)foto op pagina 3 van de houder van bijgaand paspoort echt en origineel aangebracht ten tijde van de afgifte van het paspoort door de Afghaanse autoriteiten, of zijn er aanwijzingen dat de (pas)foto later is aangebracht op de plek waar eerder de foto van de rechtmatige houder van het paspoort prijkte?
14. Uit het proces-verbaal van bevindingen van het Landelijk Team Documentenonderzoek van de Douane Rijnmond van 13 april 2015 met LROF-nummer 07150203/00022, dat 11 bijlagen bevat, blijkt het navolgende.
“(…)
Ik zag bij ontvangst van het paspoort dat er een scheur/breuklijn zat over de pasfoto. Foto bijgevoegd
(bijlage 1 en 2 ). Of deze scheur/breuklijn ook aanwezig was op het moment van eerste en/of tweede
onderzoek is mij onbekend.
Het onderzoek:
(…)
De houderpagina van het bovengenoemde paspoort is voorzien van een pasfoto welke gefixeerd is op
de houderpagina middels een groene stempelafdruk van het ministerie van Afghanistan. De gegevens
van de houder zijn handmatig ingevuld en de pagina is voorzien van een vingerafdruk. Rechtsonder is
het vak instantie handmatig ingevuld.
De houderpagina, paginanummer drie -3- is gefixeerd middels een transparant plakkend laminaat
over de gehele pagina. Dit laminaat is mee ingebonden in het paspoort.
Dit is zichtbaar tussen pagina 46 en 47 van het paspoort. (zie bijlage 3)
Ik heb geen onregelmatigheden gezien bij het ingebonden laminaat.
Bij aanstraling met UV-licht 365 nm zijn er geen bijzonderheden te zien op de houderpagina (bijlage
4), ook niet op de achterzijde van de houderpagina (zie bijlage 5).
Het stempelafdruk is een geplaatst inktstempelafdruk (zie bijlage 6). Dit stempelafdruk komt overeen
met de stempelafdrukken op pagina 5 en 7. Ik zie op de foto van de houder, op pagina 3, een
breuklijn dwars over de foto heen. Ik zie dat het laminaat niet beschadigd is ter hoogte van de
breuklijn (zie bijlage 6).
De groen geplaatste inktstempelafdruk van de autoriteiten van Afghanistan loopt deels over de foto
en deels over de houderpagina. Bij onderzoek aan het stempelafdruk, gebruikmakend van
geavanceerde apparatuur, zie ik dat de cirkels van de lay-out geheel doorlopen en één geheel
vormen (zie bijlage 7).
Ik zie aan de achterzijde van de houderpagina (bladzijde 8 en 9) ter hoogte van de pasfoto, een
scheur in het papier. Deze scheur is ter hoogte van de breuklijn, welke zichtbaar is op bladzijde 3
(zie bijlage 1). Ik zie de gekneusde papiervezels ter hoogte van de scheur (zie bijlage 10). De
afmeting van de scheur is 386,8 mm (zie bijlage 11).
Ik heb tijdens mijn gehele onderzoek gebruik gemaakt van geavanceerde onderzoeksapparatuur.

Conclusie:

De aanwezigheid van een met groene inkt geplaatst stempelafdruk, welke de pasfoto fixeert met de
pagina is niet gemanipuleerd.
De scheur/breuklijn is qua mm te klein om zonder andere schade aan te brengen de pasfoto te
vervangen.
Ik stel dat de pasfoto origineel is aangebracht ten tijde van afgifte van het paspoort door de
Afghaanse autoriteiten.”
15. De rechtbank heeft partijen op 21 april 2015 in de gelegenheid gesteld te reageren op de onder 14. beschreven onderzoeksresultaten.
15.1.
Verweerder heeft bij schrijven van 30 april 2015 aangegeven dat uit de bevindingen niet kan worden opgemaakt dat – zoals eisers hebben gesteld – het bij eiser 1 aangetroffen Afghaanse paspoort uit 2003 is vervalst.
15.2.
Eisers stellen bij schrijven van 12 mei 2015 het volgende.
(…)
De conclusies van het door de Belastingdienst / Douane Rotterdam - Rijnmond uitgevoerde onderzoek, althans de argumentatie die tot dat onderzoek leidt overtuigen niet. Dit laat zich als volgt verklaren.
De onderzoekster concludeert bij ontvangst van het paspoort dat er een scheur! breuklijn over de pasfoto zit. Eiser stelt dat een leek ziet dat op pagina 3 van het paspoort ter hoogte van de pasfoto een vouw loopt. Dit is geen scheur of een breuk. Een scheur treft men aan de andere kant van deze bladzijde. Die scheur loop evenwijdig aan de vouw. Voorts stelt de onderzoekster vast dat het haar niet bekend is of de scheur / breuklijn ook aanwezig was op het moment van eerste en / of tweede onderzoek. Eiser stelt dat de scheur aanwezig was op het moment van eerste en / volgende onderzoeken nu sinds het aantreffen van dit paspoort in de bagage van eiser door de Koninklijke Marechaussee dit paspoort geen wijzigingen of manipulaties heeft ondergaan.
Overigens merkt eiser op dat het verweerder is geweest die het paspoort destijds na inname en na onderzoek heeft geretourneerd aan eiser. Uit oogpunt van zorgvuldigheid was het beter geweest dat verweerder het paspoort onder zich had gehouden en voor contra-expertise telkens beschikbaar had gesteld totdat in rechte de conclusies van verweerder ten aanzien van het paspoort vast waren komen te staan. Nu dit niet is gebeurd kan worden gesteld dat het namens verweerder ingestelde onderzoek ten principale gebrekkig onzorgvuldig is en het bestreden besluit niet kan dragen.
Voorts concludeert de onderzoekster dat bij aanstraling van UV-licht alle bladzijden van het paspoort van optisch dood papier blijken zijn. Deze omstandigheid laat onverlet dat met het paspoort is gemanipuleerd.
Voorts stelt de onderzoekster dat de pasfoto is gefixeerd op de houderpagina met een groene stempel afdruk van het ministerie van Afghanistan. Eiser stelt dat ook een leek begrijpt dat niet de stempel de pasfoto fixeertmaar de mogelijk daartoe aangebrachte lijm tussen de pasfoto en het papier en het laminaat dat later over het papier is aangebracht.
Hoewel eiser onderzoeker volgt in de conclusie dat de cirkels van de lay-out van de in groen geplaatste inktstempel afdruk doorlopen en derhalve één geheel lijken te vormen, laat dit onverlet dat mogelijkerwijs het laminaat op pagina 3, ter hoogte van de foto, wellicht door het verwarmen van de lijm van het papier en foto is losgemaakt, waarna de eerdere foto is weggenomen en de foto van eiser is aangebracht, terwijl ofwel de foto van eiser reeds van een stempelafdruk was voorzien ofwel het laminaat ter hoogte van de foto de inkt van de origineel aangebrachte stempel heeft geabsorbeerd, waardoor het lijkt dat na het wederom vastzetten van het laminaat de door het laminaat geabsorbeerde inkt (ook) op de foto is aangebracht. De onderzoekster toetst deze eerder door eiser opgeworpen optie niet. Uitsluitsel hierover lijkt noodzakelijk alvorens een definitief oordeel kan worden geveld.
Voorts stelt eiser dat de scheur in het papier ter hoogte van de pasfoto op bladzijde 8 parallel loopt aan de vouw die over het laminaat loopt op bladzijde 3. De scheur, dan wel de vouw is wellicht aangebracht om bij of na verwarming en wegtrekken van het laminaat ter hoogte van de pasfoto, de pasfoto makkelijker te kunnen verwijderen. De conclusie dat de scheur / breuklijn qua millimeter te klein is om zonder andere schade aan te brengen de pasfoto te vervangen doet vermoeden dat de onderzoekster heeft onderzocht of de pasfoto via de scheur op bladzijde 8 is verwijderd, doch hier, zo stelt eiser, zal geen sprake van zijn geweest indien men rekening houdt met de mogelijkheid dat het laminaat is verwijderd.
Daarbij stelt eiser dat de onderzoekster onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt of het laminaat van het papier is verwijderd teneinde pasfoto’s te verwisselen. De enkele constatering dat geen onregelmatigheden zijn gezien bij het ingebonden laminaat betreft treft de inbinding van het laminaat en niet de verlijming ervan.

Vingerafdruk

Voorts trof het mij eerst nu dat het paspoort zoals ook onderzoekster concludeert, is voorzien van een
vingerafdruk.
Indien deze vingerafdruk moet worden geacht de vingerafdruk van de rechtmatige houder te zijn, dan dient deze vingerafdruk terug zijn te vinden op de destijds op 3 september 2010 door de KLPD te Ter Apel afgenomen vingerafdrukken van eiser.
Helaas ontbreken die nu juist in zowel in het door mij aangelegde dossier als in de procesdossiers die ik eerder van uw rechtbank ontving.
Per separate post zal ik verweerder hiervan op de hoogte stellen en tevens verzoeken per omgaande dit ontbrekende blad aan mij te doen toekomen, zodat een vergelijk tussen deze vingerafdrukken en de vingerafdruk op het paspoort mogelijk is.
(…)
Beoordeling
16. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiser 1 ter onderbouwing van zijn asielaanvraag van 19 april 2009 onjuiste gegevens heeft verstrekt, dan wel gegevens heeft achtergehouden, die tot afwijzing van die aanvraag zouden hebben geleid. De rechtbank betrekt daarbij dat verweerders overwegingen in het bestreden besluit en het daarin vervatte voornemen worden ondersteund door de bevindingen van het Landelijk Team Documentenonderzoek van de Douane Rijnmond. Verweerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat eiser beschikte over een Afghaanse paspoort (afgegeven 2003) op naam van [naam] , geboren in [geboortejaar] . Daarmee staat de identiteit van eiser 1 niet langer vast. De rechtbank vindt steun voor deze stellingname in de bevindingen van het Landelijk Team Documentenonderzoek van de Douane Rijnmond.
17. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat eiser 1 tijdens zijn asielprocedure in 2009 niet heeft vermeld dat hij in het bezit was van een Afghaans paspoort. De daarin opgenomen personalia komen niet overeen met hetgeen eiser 1 tijdens die asielprocedure over zijn identiteit- en reisdocumenten heeft verklaard. Bij de asielaanvraag heeft eiser 1 alleen een Afghaans identiteitsbewijs overgelegd. Op 2 juli 2009 is door Bureau Documenten verslag gedaan van het onderzoek naar de echtheid van het document, waarbij is aangegeven dat geen uitspraak kon worden gedaan ter zake van de echtheid van het document.
18. Ten aanzien van eiser 2 stelt de rechtbank vast dat, nu hij heeft verklaard de tweelingbroer van eiser 1 te zijn, zijn identiteit evenmin vaststaat en zijn asielrelaas alsnog ongeloofwaardig is.
19. Met betrekking tot eiseres is de rechtbank van oordeel dat verweerders stelling dat eiseres op de foto in het Afghaanse paspoort staat onvoldoende steun vindt in de verschillende onderzoeksresultaten. Derhalve kan verweerder niet gevolgd worden in het standpunt dat is komen vast te staan dat eiseres onjuiste gegevens heeft verstrekt ten aanzien van haar identiteit. Dit betekent echter niet dat haar asielrelaas alsnog geloofwaardig moet worden geacht aangezien zij in haar verklaringen altijd de door eiser 1 en eiser 2 verstrekte onjuiste gegevens heeft onderschreven.
20. De rechtbank betrekt bij haar beoordeling dat uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 32 van de Vw 2000 (Nota naar aanleiding van het Verslag, Kamerstukken II 1999/2000, 26 732, no. 7, blz. 25-26) volgt dat voor beantwoording van de vraag of tot intrekking op grond van het verstrekken van onjuiste gegevens dan wel het achterhouden van gegevens, als bedoeld in artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000, kan worden overgegaan, bepalend is of bij bekendheid met de juiste gegevens de ingetrokken vergunning zou zijn verleend.
Met de intrekking van de verblijfsvergunning op grond van het feit dat er bij de verlening of verlenging onjuiste gegevens zijn verstrekt, wordt slechts beoogd de situatie te herstellen zoals die rechtens zou zijn geweest indien wel de juiste gegevens zouden zijn verstrekt. Zoals in de betreffende artikelen tot uitdrukking wordt gebracht, is de intrekking gericht op het ongedaan maken van de gevolgen die aan de onjuiste gegevens zijn verbonden. Met de intrekking van de vergunning wordt dan ook nadrukkelijk niet beoogd enig leed toe te voegen. Zij is louter van reparatoire en niet van punitieve aard.
Om die reden is dan ook niet vereist dat de vreemdeling de onjuiste gegevens zelf heeft verstrekt, dat hij op de hoogte was van de verstrekking van de onjuiste gegevens of dat hij daarmee heeft ingestemd. Opzet van de vreemdeling of diens persoonlijke betrokkenheid in welke vorm dan ook, is evenmin vereist; dergelijke factoren zijn immers niet relevant voor de vraag welke beslissing rechtens de juiste zou zijn geweest indien er geen onjuiste gegevens waren verstrekt, en derhalve evenmin voor de vraag of de bestaande situatie moet worden gecorrigeerd door intrekking van de ten onrechte verleende vergunning. Het gaat er bij de intrekking uitsluitend om dat de situatie wordt hersteld naar de situatie zoals die had behoren te zijn.
21. Verweerder heeft derhalve terecht en op goede gronden de aan eisers verleende verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd ingetrokken.
22. Het beroep is ongegrond.
23. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van mr. P.C.J. Timmerman-Lindeijer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2015.
griffier rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden aan partijen op: