De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een pistool en munitie gekocht, omdat hij zich bedreigd voelde. Hij droeg deze bij zich terwijl hij door de stad liep. Toen hij op straat woorden kreeg met een hem bekende man en zich door hem aangevallen voelde, heeft verdachte het pistool gepakt en één kogel in diens richting afgevuurd. Verdachte richtte daarbij niet op de man maar ongeveer 50 centimeter naast hem. Door zo te handelen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstige vorm van bedreiging. Hij heeft niet alleen het slachtoffer de schrik van zijn leven bezorgd, maar ook omstanders in gevaar gebracht en ernstig geschokt. Daarnaast heeft verdachte het gevoel van veiligheid in [pleegplaats] in het algemeen ernstig aangetast.
Verdachte is onderzocht door een psycholoog. Deze heeft geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de zin van cannabis-afhankelijkheid. Ook heeft hij bij verhoogde druk een zekere gevoeligheid/kwetsbaarheid voor wantrouwen, achterdocht, depressie en angst. Daarnaast is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een disharmonisch intelligentieprofiel ten gunste van de performale vermogens en kenmerkt verdachtes persoonlijkheid zich door een persoonlijkheidsstoornis NAO met vermijdende, afhankelijke en antisociale trekken. Van deze stoornis en gebrekkige ontwikkeling was ook al sprake ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten. De vaardigheden van verdachte om problemen op te lossen schieten in een normale situatie al tekort en dit wordt nog versterkt in een situatie van verhoogde druk. Verdachte raakt in verhoogde angstsituaties de controle kwijt en reageert dan vanuit een sterke impulsiviteit. Hij werd overspoeld en beheerst door achterdocht en angst. De psycholoog heeft de rechtbank geadviseerd verdachte met betrekking tot de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het onder 1. meer subsidiair en 2. bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
De psycholoog schat de kans op recidive in als matig. Verdachte heeft vanwege zijn problematiek externe sturing en controle nodig om zijn leven op de rails te krijgen en te houden. Hij heeft begeleiding nodig bij het vinden en behouden van werk, het omgaan met stress, het adequaat oplossen van problemen en zijn cannabisgebruik. Hij heeft daarbij een praktische, steunende en outreachende benadering nodig. Daarom heeft de psycholoog geadviseerd verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan verbonden een verplicht reclasseringscontact en de verplichting mee te werken aan een ambulante begeleiding vanuit het FACT-team. De reclassering heeft geadviseerd verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een ambulante behandeling en ambulante begeleiding.
Op grond van de door de rechtbank gehanteerde landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting geldt als uitgangspunt dat voor het enkel voorhanden hebben van een pistool (feit 2.) een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van drie maanden. Mede gelet daarop neemt de rechtbank als uitgangspunt voor het gedurende langere tijd voorhanden hebben van een pistool met bijbehorende munitie en het bedreigen van een persoon door met dit pistool in diens richting te schieten (feiten 1. meer subsidiair en 2.) een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien maanden.
Als strafverzwarende omstandigheden weegt de rechtbank mee dat het incident op klaarlichte dag heeft plaatsvonden in een winkelstraat, waar op dat moment meerdere andere personen aanwezig waren en dat verdachte gedurende de afgelopen vijf jaar meerdere malen is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder eenmaal voor een geweldsdelict.
Als strafverminderende omstandigheid neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. Hierin ziet de rechtbank aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de psycholoog en de reclassering.
Concluderend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. Deze straf is aanzienlijk lager dan de geëiste straf, aangezien de rechtbank - anders dan de officier van justitie - het onder 1. primair en 1. subsidiair ten laste gelegde niet bewezen acht.