ECLI:NL:RBNNE:2015:6398

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 november 2015
Publicatiedatum
7 juni 2016
Zaaknummer
18.730072-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplichtigheid aan poging tot doodslag of zware mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 november 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan de poging tot doodslag en zware mishandeling van een slachtoffer. De tenlastelegging omvatte verschillende geweldsdelicten, waaronder het vastpakken van de keel van het slachtoffer en het toebrengen van schoppen en slagen. De verdachte zou op 26 oktober 2013, te [pleegplaats], informatie hebben verstrekt aan medeverdachte [medeverdachte] over de locatie van het slachtoffer, wat zou hebben bijgedragen aan de uitvoering van het voorgenomen misdrijf.

Tijdens de zittingen op 12 december 2014 en 29 oktober 2015 is de verdachte verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.R.M. Schaap. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte op het moment van het telefoongesprek met [medeverdachte] niet op de hoogte was van de gewelddadige intenties van deze medeverdachte. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte wist dat zijn informatie zou leiden tot geweld tegen het slachtoffer.

De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat de medeplichtigheid niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdachte is vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], niet-ontvankelijk verklaard, omdat het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen is. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken in de rechtbank te Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730072-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 november 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 december 2014 en 29 oktober 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.R.M. Schaap, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
[medeverdachte] op of omstreeks 26 oktober 2013 te [pleegplaats] , in ieder geval in de gemeente Ooststellingwerf, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal,
- om/bij de keel/hals heeft vastgepakt en/of vervolgens vastgehouden en die [slachtoffer] zodoende in een verwurging heeft genomen, waardoor het voor die [slachtoffer] (nagenoeg) niet meer mogelijke was adem te halen en/of
- met geschoeide voet en/of met kracht tegen het hoofd heeft getrapt en/of geschopt en/of
- met een knie tegen het hoofd heeft gestoten en/of
- tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of
- tegen (een of meerdere ander(e) de(e)l(en) van) het lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of gestompt en/of geslagen, althans getroffen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte te [pleegplaats] , op 26 oktober 2013, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of inlichtingen heeft verschaft door aldaar, omstreeks 18.39 uur, genoemde [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) (telefonisch) te vertellen dat die [slachtoffer] zich op dat moment in [pleegplaats] bevond;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte] op of omstreeks 26 oktober 2013 te [pleegplaats] , in ieder geval in de gemeente Ooststellingwerf, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [slachtoffer] ), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal,
- om/bij de keel/hals heeft vastgepakt en/of vervolgens vastgehouden en die [slachtoffer] zodoende in een verwurging heeft genomen, waardoor het voor die [slachtoffer] (nagenoeg) niet meer mogelijke was adem te halen en/of
- met geschoeide voet en/of met kracht tegen het hoofd heeft getrapt en/of geschopt en/of
- met een knie tegen het hoofd heeft gestoten en/of
- tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of
- tegen (een of meerdere ander(e) de(e)l(en) van) het lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of gestompt en/of geslagen, althans getroffen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte te [pleegplaats] , op 26 oktober 2013, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of inlichtingen heeft verschaft door aldaar, omstreeks 18.39 uur, genoemde [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) (telefonisch) te vertellen dat die [slachtoffer] zich op dat moment in [pleegplaats] bevond.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het primair ten laste gelegde;
- oplegging van een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis;
- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Aan verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd dat hij medeplichtig is geweest aan (primair) de poging tot doodslag op of (subsidiair) de zware mishandeling van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) door [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) en één of meer anderen. Volgens de tenlastelegging bestond deze medeplichtigheid eruit dat verdachte [medeverdachte] of zijn mededader(s) telefonisch heeft verteld dat [slachtoffer] zich op dat moment in [pleegplaats] bevond.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte [medeverdachte] op 26 oktober 2013, omstreeks 18.39 uur, heeft gebeld en - zakelijk weergegeven - tegen hem heeft gezegd dat hij [slachtoffer] op dat moment in [pleegplaats] zag lopen. Ook acht de rechtbank bewezen dat [slachtoffer] ongeveer tien minuten later in elkaar is geslagen door [medeverdachte] en diens vader.
Uit de beschikbare bewijsmiddelen blijkt dat verdachte [medeverdachte] ten tijde van het telefoongesprek al ongeveer een jaar kende, hij wel eens drugs van [medeverdachte] kreeg, hij [medeverdachte] als een maat beschouwde en hij wist dat [medeverdachte] in het verleden "wel eens iets had gedaan" en daarvoor in de gevangenis had gezeten. Uit deze bewijsmiddelen blijkt echter niet dat verdachte wist voor welke feiten [medeverdachte] in de gevangenis had gezeten, noch dat hij wist dat [medeverdachte] gewelddadig kon zijn. Ook blijkt daaruit niet dat verdachte wist dat [medeverdachte] en zijn vader ruzie hadden met [slachtoffer] , laat staan dat hij wist dat zij van plan waren [slachtoffer] in elkaar te slaan.
In het dossier bevindt zich een uitdraai van een WhatsApp-gesprek dat verdachte in de avond van 26 oktober 2013 heeft gevoerd met [medeverdachte] . Hieruit blijkt dat zij berichten hebben uitgewisseld over een enveloppe die [medeverdachte] aan verdachte zou hebben willen geven. Dit zou erop kunnen duiden dat [medeverdachte] verdachte een beloning wilde geven voor de door hem verstrekte informatie. Verdachte heeft echter verklaard dat hij niet weet waarom [medeverdachte] hem een enveloppe wilde geven, dat zij niet hadden afgesproken dat hij een beloning van [medeverdachte] zou krijgen als hij zou bellen als hij [slachtoffer] zag en dat hij ook nooit een enveloppe heeft ontvangen. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de bewijsmiddelen niet worden afgeleid dat deze verklaring van verdachte in strijd met de waarheid is.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wist dan wel bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] in elkaar zou worden geslagen door [medeverdachte] en z’n vader. Hieruit volgt dat de rechtbank het primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen acht. Daarom zal zij verdachte daarvan vrijspreken.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte primair en subsidiair ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. Daarom zal zij de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.G. Wijma, voorzitter, mr. G.C. Koelman en mr. A. Postma, rechters, bijgestaan door mr. F.F. van Emst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 november 2015. Mr. Postma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Wijma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Koelman
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Van Emst
locatie Leeuwarden,