ECLI:NL:RBNNE:2015:6396
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 3 december 2015 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel tegen de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor verduistering. De officier van justitie had op 23 juli 2015 een vordering ingediend om het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen. Tijdens de zitting op 19 november 2015 werd het gevorderde bedrag aangepast van € 26.511,00 naar € 26.547,94. De rechtbank heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op diverse bewijsmiddelen, waaronder bankafschriften en ambtsedige processen-verbaal. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde voordeel had verkregen door zijn strafbare feiten en dat het geschatte bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel € 17.091,58 bedraagt. De rechtbank heeft de veroordeelde verplicht om dit bedrag aan de Staat terug te betalen. De rechtbank verwierp verschillende verweren van de raadsvrouw van de veroordeelde, waaronder de stelling dat de ontnemingsvordering niet toewijsbaar zou zijn vanwege meerdere schuldeisers en dat de draagkracht van de veroordeelde in de executiefase aan de orde zou moeten komen. De rechtbank oordeelde dat de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel terecht was en legde de verplichting op tot betaling aan de Staat.