ECLI:NL:RBNNE:2015:6394

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 december 2015
Publicatiedatum
2 juni 2016
Zaaknummer
18.730280-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor pogingen tot woninginbraak en geweld tegen politieagent

Op 15 december 2015 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van twee pogingen tot woninginbraak en geweld tegen een politieagent. De verdachte heeft op 26 augustus 2015 geprobeerd in te breken in een woning te [pleegplaats]. Tijdens zijn vlucht heeft hij een agent omver gefietst, waardoor deze licht gewond raakte. In de woning van de verdachte zijn twee wapens aangetroffen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 255 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast is hem een taakstraf van 100 uren opgelegd. De rechtbank heeft de verweren van de raadsman, waaronder vrijwillige terugtred en het ontbreken van opzet op letsel, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten, waarbij de omstandigheden van de zaak en de eerdere veroordelingen van de verdachte zijn meegewogen in de strafmaat. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de rehabilitatie van de verdachte, die sinds zijn aanhouding clean is en onder toezicht staat van Verslavingszorg Noord Nederland.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730280-15
ad informandum gevoegd parketnummer 18/730280-15
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 17/064944-12
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 december 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 december 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D. Uygul, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 26 augustus 2015 te [pleegplaats] , gedurende de voor de
nachtrust bestemde tijd en/of op de openbare weg [straatnaam 1] , ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan/nabij [straatnaam 1]
te nemen enig goed van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en zich
daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of dat weg te nemen goed
onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of
inklimming, een of meer ramen van die woning heeft
geforceerd/vernield/beschadigd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd gevolgd van geweld tegen politieman [slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf de
vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond, dat verdachte tijdens
zijn vlucht van de plaats van het misdrijf met de door hem bestuurde fiets
tegen [slachtoffer 2] aan is gereden (waardoor [slachtoffer 2] enig letsel bekwam);
art 310 Wetboek van Strafrecht
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 26 augustus 2015 te [pleegplaats] opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere ra(a)m(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
en/of
hij op of omstreeks 26 augustus 2015 te [pleegplaats] opzettelijk heeft mishandeld een persoon genaamd [slachtoffer 2] , hoofdagent van politie, immers is hij, verdachte, met de door hem bestuurde fiets tegen [slachtoffer 2] aangereden;
2.
hij op of omstreeks 26 augustus 2015 te [pleegplaats] een of meer wapens van
categorie III, te weten een gaspistool en/of een enkelschots kogelgeweer, voorhanden heeft
gehad;
3.
hij in of omstreeks het tijdvak omvattende 24 en 25 augustus 2015 te
[pleegplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan L.
Boersma, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of
dat/die weg te nemen geld en/of goederen onder zijn bereik te brengen door
middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
met een schroevendraaier heeft geprobeerd een raam aan de achterzijde te
forceren,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het onder 1. primair ten laste gelegde;
- veroordeling voor het onder 1. subsidiair, 2. en 3. ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 195 dagen waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren;
- oplegging van de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, een behandelverplichting bij Verslavingszorg Noord Nederland en een alcohol- en drugsverbod;
- omzetting van de op 24 januari 2014 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van drie maanden in een werkstraf van 180 uren;
- afwijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

Beoordeling van het bewijs

Met betrekking tot feit 1.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 1. primair ten laste gelegde. Zij heeft hiertoe gesteld dat sprake was van vrijwillige terugtred. De officier van justitie acht de subsidiair ten laste gelegde vernieling en mishandeling wel bewezen.
De raadsman heeft met betrekking tot het onder 1. primair ten laste gelegde feit aangevoerd dat sprake is van vrijwillige terugtred in de zin van artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht, aangezien het voorgenomen misdrijf niet is voltooid als gevolg van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk en niet als gevolg van externe factoren.
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde mishandeling heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte probeerde de verbalisant te ontwijken nu deze in de weg ging staan. Verdachte vermeerderde zijn snelheid om om de verbalisant heen te fietsen. Nu verdachte geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, had op letsel, dient verdachte te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt het volgende. Beslissend voor de vrijwillige terugtred is de vraag of deze het gevolg was van een spontane besluitvorming en niet plaatsvond uitsluitend onder invloed van uitwendige prikkels. De rechtbank is van oordeel dat het besluit om niet verder te gaan met de inbraak tot stand gekomen is door uitwendige prikkels. Nadat het niet lukte het eerste raam open te breken, heeft verdachte geprobeerd het tweede raam open te breken. Volgens verdachtes eigen verklaring maakte dat openbreken zoveel lawaai, dat hij dacht dat hij betrapt zou worden. Dat maakte dat verdachte besloot weg te gaan. Van vrijwillige terugtred is gelet op deze omstandigheden geen sprake. De rechtbank verwerpt derhalve het primaire verweer van de raadsman.
Ten aanzien van het ten laste geweld overweegt de rechtbank het volgende. Uit verdachtes verklaring, zoals hieronder weergegeven, blijkt dat verdachte heeft verklaard dat hij niet is gestopt omdat hij wilde vluchten. Hij was zich er van bewust dat wanneer hij niet zou stoppen, hij de verbalisant zou raken. Verdachte heeft derhalve (voorwaardelijk) opzet op het geweld gehad. Ook dit deel van het verweer wordt verworpen.
De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 1. primair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1.De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 2015249895, gesloten op
30 september 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
1.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2015249895-1, d.d. 26 augustus 2015, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe aangifte ter zake poging inbraak woning. Mijn schoonzus belde mij vandaag
26 augustus 2015 omstreeks 07:45 uur op met de mededeling dat er gepoogd was in te breken in onze woning. Op 18 augustus 2015 omstreeks 17:00 uur was ik voor het laatst in mijn woning geweest. Ik had de woning toen slotvast en onbeschadigd achter gelaten. Na het telefoontje ben ik direct terug gegaan naar ons huis. Wij waren hier vandaag omstreeks 09:45 uur. Ik zag dat er aan de achterzijde gepoogd was een raam open te breken. Er zitten moeten in het kozijn en het uitzetijzer is vernield. Aan het andere raam, ook aan de achterzijde, is er een stuk hout afgebroken. Het latwerk is stuk. Het slotje van het middelste, het eerst genoemde raam, is afgebroken. Dat raam is ook open geweest.
1.2.
een letselverklaring, op 27 augustus 2015, opgemaakt en ondertekend door [forensisch arts] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als haar verklaring:
Omschrijving van de toedracht:
Slachtoffer zegt in de functie van politie ambtenaar op 26 augustus 2015 betrokken te zijn geweest bij een aanhouding waarbij een verdachte tegen hem aan fietste. Zijn hand kwam daarbij ergens even klem te zitten. Ze vielen daarna samen op de grond. Hij is niet buiten bewustzijn geweest en had na het incident last van zijn rechterhand en rechterknie.
Letselbeschrijving
Hand Op de rechterduim een blauwe plek op het laatste kootje en bij het nagelbed. Er is een klein wondje met helderrood aspect aan de rechter zijkant van de duimnagel. De rechter
duim is dikker dan de linker. De nagel van de middelvinger vertoont een speldenknoop groot defectje.
Knie Op beide knieën zijn er kleine schaafwondjes en de rechter knie is dikker dan de linker.
Beoordeling van de letsels:
Onderhuidse bloedingen en bloedingen vanonder nagels van de rechterduim en middelvinger passend bij kneuzing. Tevens scherp perforerend geweld als oorzaak beschadiging nagel middelvinger. Schaafwonden op de knie passend bij een val, zwelling van de rechterknie passend bij vocht - of bloedophoping in het gewricht zoals kan ontstaan bij stoten, vallen of een ongelukkige beweging.
Conclusie
Ontstaan : de letsels zijn gezien hun aspect recent ontstaan
Herstel : volledig herstel valt over 2 tot 3 weken te verwachten
Blijvend letsel : zonder complicaties hoeft er geen blijvend letsel te zijn
Letsel past bij : Het geconstateerde letsel kan passen bij de door slachtoffer aangegeven
toedracht.
1.3.
een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, nummer 2015249895-4, d.d.
26 augustus 2015, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [verbalisant 1] :
Op het moment dat ik huisnummer [nummer 1] naderde, zag ik aan mijn linkerzijde een persoon op een fiets zitten. Deze persoon stond in de voortuin van een woning. Ik kan niet exact vertellen in welke tuin deze persoon stond. Het was in ieder geval de tuin van huisnummer [nummer 1] of [nummer 2] . Ik zag dat deze persoon geheel in het donker gekleed was. Ik zag dat deze persoon een capuchon over zijn hoofd had. Het was mij direct duidelijk dat dit de verdachte was van de inbraak. Ik zag vervolgens dat de man begon te fietsen. Ik heb tegen de man geroepen: "staan blijven politie". Ik zag dat de verdachte van mij vandaan fietste op de [straatnaam 1] . Ik zag op dat moment [slachtoffer 2] staan. Ik zag [slachtoffer 2] op de rijbaan staan. Ik zag dat de verdachte harder begon te trappen. Ik zag dat hierdoor de snelheid van de fiets werd verhoogd. Ik hoorde de man schreeuwen. Ik kon niet verstaan wat de man riep. Ik zag dat [slachtoffer 2] voor de fietsende verdachte ging staan. Ik zag dat de verdachte met een behoorlijke snelheid op [slachtoffer 2] af bleef rijden. Ik zag vervolgens dat de verdachte en [slachtoffer 2] met elkaar in botsing kwamen. Ik zag vervolgens dat zowel de verdachte als [slachtoffer 2] ten val kwamen.
Ik heb sterk het vermoeden dat de verdachte bewust met zijn fiets op [slachtoffer 2] in reed. Hij verhoogde bewust zijn snelheid en begon te schreeuwen. De verdachte had zijn fiets makkelijk tot stilstand kunnen brengen.
1.4.
een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, nummer 2015249895-2, d.d.
26 augustus 2015, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik bevond mij bij de voordeur van perceel 6 om mij te oriënteren. Terwijl ik de weg opliep hoorde ik collega [verbalisant 1] schreeuwen: "Stop, politie!" Direct hierop zag ik een persoon, geheel in het zwart gekleed, nabij perceel [straatnaam 1] [nummer 2] of [nummer 1] op een fiets van een erf afkomen. Ik zag dat de persoon in volle vaart op mij af kwam fietsen. Ik zag dat de
man zowel naar links als naar rechts bewoog om mij te kunnen ontwijken. Ik stond midden op de weg en bewoog met de persoon mee, teneinde hem te kunnen doen stoppen en hem te kunnen aanhouden. Ik zag dat de man zo snel mogelijk weg probeerde te fietsen. Hierop ontstond een aanrijding tussen de persoon op de fiets en mij. Ik hoorde dat de man schreeuwde en voelde dat de man op mij botste. Ten gevolge van de aanrijding kwam de persoon hard ten val. Ik kreeg het gevoel dat de verdachte moedwillig snelheid vermeerderde en vervolgens schreeuwde om aan zijn aanhouding te kunnen ontkomen.
1.5.
een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, nummer 2015249895-11, d.d.
26 augustus 2015, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
V: Je bent vannacht omstreeks 05:00 uur door de politie aangehouden. Waarom was dat?
A: Ik stond achter huis bij een adres in [pleegplaats] . Het was in de wijk [wijknaam] . Ik weet het exacte adres niet meer. Ik ben daar via het erf van de naastgelegen woning naar toe gelopen. Ik was daar. Ik stond daar met mijn tools, daarmee bedoel ik mijn inbrekersgereedschap. Ik deed namelijk een poging om in die woning in te breken. Ik ben uiteindelijk niet de woning binnengegaan. Ik ben weggegaan.
V: Heb je op het erf van de woning waar je over heen gegaan bent, nog iets vernield?
A: Ja, ik heb daar een latje van een soort hekwerk aangetrokken. Dat ging daardoor kapot. Ik heb geprobeerd een raam open te breken. Het was het middelste raam. Het was volgens mij een kiepraampje, dat van onderen naar buiten toe draait. Het was niet een heel groot raam. Ik weet de afmetingen niet meer. Bij de poging het raam open te breken heb ik een koevoet en een schroevendraaier gebruikt. Deze had ik in mijn zwarte tasje meegenomen. Meer gereedschap had ik ook niet bij mij. Het eerste raam wat ik probeerde open te breken, kreeg ik niet open. Ik heb het toen bij een ander raam geprobeerd. Dat lukte wel. Het raam brak ik open. Dat openbreken maakte zoveel herrie dat ik dacht dat ik betrapt zou worden. Het kraken/breken van het hout maakte veel herrie.
Toen ik besloten had om weg te gaan, in verband met de vele herrie die ik had gemaakt, ben ik op de fiets gestapt en zou ik wegfietsen. Er was toen ineens allemaal politie. Ik had mijn fiets geparkeerd op het erf van het adres waar ik wilde inbreken.
V: Wat gebeurde er toen je wegging?
A: Ik probeerde weg te komen. Ik zag ineens een politieman midden op de weg staan. Hij kwam vanaf de stoep rennen. De politieman sprong van links naar rechts. Ik hoorde de politieman nog roepen: "Stil blijven staan, politie!". Ik ben niet gestopt omdat ik wilde vluchten. Ik heb op het laatst nog mijn stuur schuin getrokken zodat ik de politieagent niet vol zou raken. Ik was mij er bewust van dat wanneer ik niet zou stoppen ik met hem in botsing zou komen.

Met betrekking tot feit 2.

De rechtbank past met betrekking tot het onder 2. ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 decembe 2015;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. 2015249895-21, d.d. 27 augustus 2015, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
3. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. 2015249895-32, d.d. 29 september 2015, inhoudende de verklaring van [verbalisant 4] .

Met betrekking tot feit 3.

De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde poging woninginbraak, nu het onderzoek onvolledig is geweest. Er dient meer onderzoek te worden verricht naar de schroevendraaier, nu de modus operandi niet dermate specifiek is dat deze aan verdachte toe te schrijven is. Voor zover de rechtbank oordeelt dat verdachte wel bij de woning is geweest, kan vrijwillige terugtred niet worden uitgesloten.
Op grond van onderstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. Op
26 augustus 2015 wordt verdachte op [straatnaam 1] aangehouden op verdenking van een woninginbraak. Bij zijn aanhouding wordt een tas met gereedschappen in beslag genomen. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij tijdens voornoemde inbraak zijn 'tools' bij zich had. Hiermee bedoelt hij zijn inbrekersgereedschap. In de tas worden onder meer een schroevendraaier, een breekijzer en een kopkniptang aangetroffen.
Op 25 augustus 2015 doet [slachtoffer 3] aangifte van een poging inbraak in zijn woning aan [straatnaam 2] . Uit zijn aangifte blijkt dat twee kozijnen aan de achterkant van zijn woning beschadigd zijn. Een sporenonderzoek wordt uitgevoerd en in de kozijnen en ramen van de woning worden werktuigsporen van een schroevendraaier en een breekijzer gevonden. Twee indrukken in de kopse kant van het openslaande raam van de garage worden veiliggesteld.
Op 2 september 2015 wordt een vergelijkend werktuigsporenonderzoek verricht. Uit voornoemd onderzoek blijkt dat de afgevormde werktuigsporen zeer waarschijnlijk zijn veroorzaakt met de onder verdachte inbeslaggenomen schroevendraaier.
Tot slot stelt de rechtbank vast dat de bezochte woningen beide in de wijk [wijknaam] liggen, ongeveer een kilometer van elkaar verwijderd.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, en gelet op de omstandigheid dat door verdachte voor bovenstaande feiten en omstandigheden in het geheel geen redelijke verklaring is gegeven, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte betrokken is geweest bij de onder 3. ten laste gelegde poging tot inbraak.
Met betrekking tot het subsidiaire beroep op vrijwillige terugtred overweegt de rechtbank het volgende. Nu verdachte ter zitting en bij de politie heeft ontkend het ten laste gelegde feit te hebben gepleegd, is niet aannemelijk geworden dat sprake is geweest van vrijwillige terugtred. Een beroep op vrijwillige terugtred kan dan ook niet slagen. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 3. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1.De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 2015249895, gesloten op
30 september 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
1.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2015248880-1, d.d. 25 augustus 2015, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 3] :
Gisteren, 24 augustus 2015 om ongeveer 16:30 uur zijn mijn vrouw en ik vertrokken. Er was niemand thuis. Wij kwamen gisteravond om ongeveer 22:00 uur weer
thuis. Ik ben niet meer achter de woning geweest. Vanmorgen rond 08:30 uur ontdekte
ik dat er aan de achterkant van onze woning was geprobeerd in te breken. Twee
kozijnen aan de achterkant van mijn woning zijn beschadigd, omdat er met een breekvoorwerp is geprobeerd de ramen open te breken.
Een buitenlamp met sensor aan de achterkant van de woning is uitgeschakeld door de
dader(s): de kap en de lamp zijn losgedraaid en de sensor is vernield.
Achter mijn woning staat een vrij staande houten schuur. De deur daarvan is tussen genoemde tijden met een breekvoorwerp geforceerd. In het eerste of voorste deel van de schuur staat (tuin)gereedschap, in het achterste deel zitten vogels. Vanuit het voorste deel van de schuur is een werphengel weg gehaald. Deze trof ik aan tegen de achtermuur van mijn woning. In de schuur is verder een gereedschapskast geopend en zijn wat goederen als een
opblaasbadje verplaatst. Ik mis niets uit mijn schuur.
In mijn woning is men niet geweest.
Wel hebben de dader(s) onder een afdak van mijn schuur de lamp los gedraaid. Die
brandt normaal constant, dag en nacht, en was dus nu uit.
1.2.
een ambtsedig proces-verbaal van sporenonderzoek, nummer 201524880-3, d.d.
26 augustus 2015, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [verbalisant 5] :
Op dinsdag 25 augustus 2015 te 10:35 uur, werd door mij als forensisch onderzoeker op verzoek van de politie, Eenheid Noord-Nederland een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een vermoedelijke poging tot gekwal. diefstal in/uit woning, gepleegd tussen maandag 24 augustus 2015 te 22:00 uur en dinsdag 25 augustus 2015 te 10:00 uur. Het onderzoek is verricht aan/bij een vrijstaande woning aan [adres 1] .
Tijdens het ingestelde onderzoek werd door mij het navolgende bevonden en waargenomen.
De woning waarin geprobeerd was in te breken betrof een vrijstaande woning. Achter de woning stond een vrijstaande schuur. Aan de zijkant van de schuur hing een buitenlamp, dit betrof alleen een 'peertje'. Deze was door de dader losgedraaid. De deur van de schuur was opengebroken. In de kozijnstijl waren indrukken zichtbaar van een schroevendraaier. Een deel van het hout was afgebroken. Het slot was niet beschadigd en de deur kon nog op slot.
Uit de schuur was niets weggenomen. Aan de achterzijde van de woning hing een buitenlamp voorzien van een bewegingssensor. De sensor was vernield en zowel de kap van de lamp als het 'peertje' waren losgedraaid. Aan de achterzijde van de woning waren twee ramen geprobeerd open te breken. In de kozijnen en ramen waren werktuigsporen zichtbaar van een schroevendraaier (vouwbreedte ca 7 mm) en een breekijzer (beitelzijde ca 31 mm breed). Twee indrukken in de kopse kant van het openslaande raam van de garage heb ik veiliggesteld (SIN AAIK1184NL en AAIK1185NL).
1.3.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2015249895-29, d.d. 11 september 2015, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [verbalisant 6] :
Zaaknummer : PL0100-2015249895-29
Betreffende : vergelijkend werktuigsporenonderzoek naar aanleiding van een inbraak aan [adres 1] , gepleegd omstreeks 25 augustus 2015.

Ontvangen materiaal

Op 2 september 2015 ontving ik het volgende:
Werktuigen:
[A], een schroevendraaier, gewaarmerkt met SIN AAHT4352NL.
[B], een breekijzer, gewaarmerkt met SIN AAHT4353NL.
[C], een tang, gewaarmerkt met SIN AAHT4354NL.
Voor de exacte plaats en omstandigheden van aantreffen en de relatie van deze werktuigen met de in deze zaak aangehouden verdachte verwijs ik naar het tactisch onderzoeksdossier.
Sporen:
[1], twee afvormingen van werktuigsporen, nader te noemen [1.1] en [1.2], veiliggesteld tijdens het forensisch sporenonderzoek naar aanleiding van de woninginbraak aan [adres 1] .
- afvorming [1.1] is gewaarmerkt met SIN AAIK1185NL en
- afvorming [1.2] is gewaarmerkt met SIN AAIK1184NL.
Vraagstelling
Zijn de afgevormde werktuigsporen [1] veroorzaakt met het gereedschap [A] en/of [B] en/of [C].
Onderzoek
Op 2 september 2015 stelde ik een vergelijkend werktuigsporenonderzoek in waarbij het volgende is waargenomen, verricht en bevonden.
Sporen
De afvormingen [1.1] en [1.2] tonen indruksporen met een breedte van circa 8 mm. In deze sporen bevinden zich onregelmatigheden.
Werktuigen
Werktuig [A] betreft een schroevendraaier, merk Witte, kleur rood. De breedte van de, zogenaamde geknepen, vouw bedraagt circa 8 mm. Beide zijden van het blad en de vouw tonen door het gebruik ontstane beschadigingen en van fabriekswege aangebrachte bewerkingssporen, onder andere slijpsporen.
Ten behoeve van het onderzoek zijn van het blad van schroevendraaier [A] proefindruksporen vervaardigd, die vervolgens zijn afgevormd.
Tevens zijn van werktuig [A] replica's vervaardigd. Een replica is een kopie van een werktuig en geeft dezelfde karakteristieke kenmerken weer.
Ten gevolge van de beschadigingen en de slijpsporen in schroevendraaier [A] kunnen de
afgevormde proefsporen en de replica's als karakteristiek voor dit werktuig worden beschouwd.
Werktuig [B], betreft een breekijzer, kleur zwart, met een spijkerttrekzijde van circa 26 mmo
Werktuig [C], betreft een klein model kopkniptang, kleur rood.
Werktuigen [B] en [C], komen niet in aanmerking spoor [1] te hebben veroorzaakt.
Resultaten
Tijdens een vergelijkend microscopisch onderzoek tussen enerzijds de afgevormde indruksporen [1.1] en [1.2] en anderzijds de afgevormde proefindruksporen en replica's van schroevendraaier [A], zijn onregelmatigheden aangetroffen die qua plaats en vorm (grotendeels en globaal) overeenkomen met karakteristieke beschadigingen in werktuig [A].
Voorts werden meerdere vormovereenkomsten aangetroffen.
Conclusies
Aan de hand van dit werktuigsporenonderzoek concludeer ik dat:
de afgevormde werktuigsporen [1] zeer waarschijnlijk zijn veroorzaakt met schroevendraaier [A].
1.4.
een ambtsedig aanvullend proces-verbaal werktuigsporenonderzoek, nummer 2015249895-36, d.d. 16 november 2015, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [verbalisant 6] :
Op 2 september 2015 werd door mij als forensisch (werktuigsporen) onderzoeker een vergelijkend werktuigsporenonderzoek ingesteld.
Van dit onderzoek heb ik proces-verbaal opgemaakt onder BVHnr.PL0100-2015249895-25.
In dit proces-verbaal zijn abusievelijk van twee werktuigen de spoor identificatie nummers (SIN) verwisseld.
In het proces-verbaal staat namelijk op pagina 2 onder "ontvangen materiaal"
werktuigen:
- [ A], een schroevendraaier, gewaarmerkt met SIN AAHT4352NL.
- [ B], een breekijzer, gewaarmerkt met SIN AAHT4353NL.
Dit is onjuist en moet zijn:
- [ A], een schroevendraaier, gewaarmerkt met SIN AAHT4353NL.
- [ B], een breekijzer, gewaarmerkt met SIN AAHT4352NL.
Ter controle heb ik deze schroevendraaier [A] en het breekijzer [B] nogmaals bekeken.
Ik zag dat de schroevendraaier (rood handvat, merk Witte, vouwbreedte circa 8 mm) was
gewaarmerkt met SIN AAHT4353NL en dat het breekijzer (kleur zwart) was gewaarmerkt met SIN AAHT4352NL.

Redengeving bewezenverklaring

De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen bewezen is verklaard en op grond daarvan heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. primair, 2. en 3. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 26 augustus 2015 te [pleegplaats] , gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan [straatnaam 1] te nemen enig goed van zijn gading, toebehorende aan [slachtoffer 1] , en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak, ramen van die woning heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd gevolgd van geweld tegen politieman [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond, dat verdachte tijdens zijn vlucht van de plaats van het misdrijf met de door hem bestuurde fiets tegen [slachtoffer 2] aan is gereden waardoor [slachtoffer 2] letsel bekwam;
2.
hij op 26 augustus 2015 te [pleegplaats] wapens van categorie III, te weten een gaspistool en een enkelschots kogelgeweer, voorhanden heeft gehad;
3.
hij in het tijdvak omvattende 24 en 25 augustus 2015 te [pleegplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan [slachtoffer 3] , en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak met een schroevendraaier heeft geprobeerd een raam aan de achterzijde te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair Poging tot diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
2. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen begaan;
3. Poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee pogingen tot woninginbraak. In één geval heeft hij vervolgens geprobeerd te ontkomen door een agent omver te fietsen. Deze raakte hierbij (licht) gewond. Verder zijn in verdachtes woning twee wapens aangetroffen. Verdachte heeft met de vermogensdelicten voor de benadeelden overlast en schade veroorzaakt en de bewoners van de buurt waarin de strafbare feiten zijn gepleegd een onveilig gevoel gegeven.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij reeds vele malen eerder voor strafbare feiten, waaronder vermogensdelicten, is veroordeeld. Verdachte heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting verklaard dat het sinds zijn aanhouding goed met hem gaat. Sinds zijn aanhouding is hij clean. Op 9 november 2015 is zijn voorlopige hechtenis onder voorwaarden geschorst.
Hij staat onder toezicht van Verslavingszorg Noord Nederland, volgt trainingen en gebruikt medicatie in verband zijn ADHD. Verdachte heeft geen strafbare feiten meer gepleegd. Binnenkort wordt hij wederom vader. Een gevangenisstraf zou zijn behandeling en het behouden van zijn huis in gevaar brengen.
Uit het rapport van de Reclassering Nederland blijkt dat rapporteur overleg heeft gevoerd met Verslavingszorg Noord Nederland. De conclusie is dat een behandeling kans van slagen heeft wanneer zowel een therapeutische als een medicamenteuze behandeling plaatsvinden. Verslavingszorg Noord Nederland heeft daarbij aangegeven dat een driedaagse deeltijdbehandeling kansrijker is dan het inzetten van een klinisch behandeltraject. Het recidivegevaar wordt ingeschat als hoog. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Hieraan zouden de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een ambulante behandelverplichting en een drugs- en alcoholverbod gekoppeld kunnen worden.
De rechtbank zal bij het bepalen van de straf aansluiting zoeken bij de eis van de officier van justitie. Nu de rechtbank meer feiten bewezen heeft verklaard, zal de op te leggen straf hoger uitvallen dan door de officier van justitie geëist. De rechtbank zal bij de strafmaat rekening houden met de omstandigheden dat verdachte zich thans bewust lijkt te zijn van de ernst van zijn situatie en problematiek, zich aan de afspraken houdt en geen strafbare feiten meer heeft gepleegd.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het door verdachte erkende ad informandum gevoegde feit, zoals dit op de dagvaarding is vermeld en welk feit hiermee is afgedaan. Dit betreft een vernieling, gepleegd op 26 augustus 2015 te [pleegplaats] , [adres 2] , parketnummer 18/730280-15.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1. primair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Uit het voegingsformulier blijkt dat de schade door de verzekeringsmaatschappij is vergoed. Nu de benadeelde partij geen schade meer heeft, zal de rechtbank de vordering afwijzen.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 24 januari 2014, gewezen door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 29 maart 2014.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 10 november 2015 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf. De hiervoor onder 1. primair, 2. en 3. bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, kan de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de bij voornoemd vonnis van 24 januari 2014 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. Gelet op hetgeen op de terechtzitting is behandeld en besproken, acht de rechtbank termen aanwezig een taakstraf te gelasten in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf te geven.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 22c, 22d, 45, 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1. primair, 2. en 3. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 255 dagen.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 180 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak op dinsdag- of donderdagmiddag tussen 15.00 en 16.00 uur meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zoutbranderij 1 in Leeuwarden;
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd medicamenteus en/of therapeutisch onder behandeling zal stellen van de Forensische Polikliniek van de Verslavingszorg Noord Nederland of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens de Forensische Polikliniek van de Verslavingszorg Noord Nederland of soortgelijke ambulante forensische zorg aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn ADHD, PTSS, persoonlijkheidsproblematiek en verslavingsproblemen;
3. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van alcohol en drugs, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek.
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 100 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] af. Bepaalt dat deze benadeelde partij de eigen kosten draagt.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
17/064944-12:
Gelast het verrichten van een werkstraf voor de duur van 200 uren, in plaats van de last tot tenuitvoerlegging van gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, oorspronkelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Leeuwarden d.d. 24 januari 2014.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.G. Wijma, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 december 2015.
w.g.
Wijma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Brinksma
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Wit
locatie Leeuwarden,
Postma-Westerhof