ECLI:NL:RBNNE:2015:6375

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2015
Publicatiedatum
3 mei 2016
Zaaknummer
18.930219-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door onvoorzichtig rijgedrag onder slechte weersomstandigheden

Op 18 december 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 30 maart 2015. De verdachte, bestuurder van een Citroën Jumper, werd ten laste gelegd dat hij zich zodanig had gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval had plaatsgevonden. De officier van justitie vorderde een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid en een geldboete. Tijdens de zitting op 4 december 2015 werd vastgesteld dat de verdachte, ondanks voorspelde harde windstoten, zonder zijn snelheid aan te passen, aan het verkeer bleef deelnemen. Dit leidde tot een botsing met een Hyundai Tucson, bestuurd door een andere verkeersdeelnemer, waarbij de inzittenden van de Hyundai letsel opliepen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij schuld had in de zin van de Wegenverkeerswet 1994, en sprak hem vrij van het primair tenlastegelegde. Echter, het subsidiair tenlastegelegde werd wel bewezen geacht. De rechtbank concludeerde dat de verdachte gevaar op de weg had veroorzaakt door op de verkeerde weghelft te rijden, wat leidde tot de aanrijding. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een geldboete op van € 500,00, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

De rechtbank weegt bij de strafoplegging de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en de persoon van de verdachte mee. De verdachte had geen eerdere veroordelingen en de rechtbank hield rekening met zijn draagkracht. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, en de rechtbank heeft de zaak openbaar behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN

Sector strafrecht
Parketnummer: 18/930219-15
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 december 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonadres] .
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 04 december 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. drs. P. Koops, advocaat te Assen.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 30 maart 2015, te [pleegplaats] , althans in de gemeente Aa en
Hunze, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(bedrijfsauto, merk: Citroën, type Jumper), daarmede rijdende over de weg
[straatnaam] zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend, met het door hem bestuurde motorrijtuig van
zijn, verdachte's weghelft af te wijken en/of op de voor het tegemoetkomende
verkeer bestemde weghelft te gaan en/of te blijven rijden,
tengevolge waarvan een botsing/aanrijding is ontstaan met een motorrijtuig
(merk: Hyundai, type Tucson), bestuurd door [slachtoffer 1] ,
waardoor aan die [slachtoffer 1] en/of aan [slachtoffer 2] , inzittende van het door
[slachtoffer 1] bestuurde motorrijtuig, zwaar lichamelijk letsel, te weten
(respectievelijk) een gebroken voet en/of een gebroken pink, of zodanig
lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 30 maart 2015, te [pleegplaats] , althans in de gemeente Aa en
Hunze, als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, merk: Citroën, type
Jumper), daarmee rijdende op de weg [straatnaam] , van zijn, verdachte's eigen
weghelft is afgeweken en/of op de weghelft bestemd voor het tegemoetkomende
verkeer is gaan en/of blijven rijden, door welke gedraging(en) van verdachte
een aanrijding/botsing is ontstaan met een motorrijtuig (merk: Hyundai),
bestuurd door [slachtoffer 1] en (aldus) ggevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. J.L. van den Broek vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
 vrijspraak voor het primair tenlastegelegde;
 veroordeling voor het subsidiair tenlastegelegde;
 oplegging van een geldboete van € 1000,--, subsidiair 20 dagen hechtenis;
 een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor
de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de raadsman van verdachte, het
primairten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht met name niet bewezen, dat de gedraging van verdachte schuld als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994 oplevert.
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en anders dan de raadsman van verdachte, het
subsidiairten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit nu verdachte door de harde wind op de verkeerde weghelft is terecht gekomen en het enkel op de verkeerde weghelft terechtkomen onvoldoende is om tot gevaarscheppend gedrag te kunnen concluderen.
De rechtbank kan zich niet in de zienswijze van de raadsman vinden. Verdachte heeft verklaard dat hij door een harde windvlaag op de voor het tegemoetkomende verkeer bestemde weghelft is beland, waarna een botsing is ontstaan met een personenauto. Verdachte heeft verklaard dat hij op de hoogte was van de voorspelde harde windstoten (waarbij code oranje was afgegeven) en dat hij al eerder last heeft gehad van harde windstoten. Ondanks deze waarschuwingen is verdachte zonder zijn snelheid aan te passen met zijn (windgevoelige) bestelbus aan het verkeer blijven deelnemen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat is bewezen is dat de gedraging van verdachte gevaar op de weg veroorzaakt als bedoeld in artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Mede gelet op het hiervoor overwogene overweegt de rechtbank voorts.
Voorzover in het pleidooi van de raadsman een beroep op afwezigheid van alle schuld is gelegen is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden gezegd dat verdachte geen enkel verwijt kan worden gemaakt. In het kader van de buitenwettelijke schulduitsluitingsgrond 'afwezigheid van alle schuld' valt verdachte te verwijten dat hij met niet aan de weersomstandigheden aangepaste snelheid aan het verkeer is blijven deelnemen en moet van een oorzakelijke relatie met de daarna ontstane gevaarzetting worden uitgegaan, waardoor er geen sprake is van afwezigheid van alle schuld.
De rechtbank past bij de beoordeling van het subsidiair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
[verbalisant 1] verklaart -zakelijk weergegeven- [1] : Op 30 maart 2015 kreeg ik kennis van een verkeersongeval op de [straatnaam] te [pleegplaats] . Verdachte reed met zijn vierwielig motorvoertuig (Citroen, type Jumper), voorzien van kenteken [kenteken 1] , over de [straatnaam] richting van [plaats] . [slachtoffer 1] reed met zijn vierwielig motorvoertuig (Hyundai Tucson), voorzien van kenteken [kenteken 2] , over de [straatnaam] richting van [pleegplaats] . Verdachte kwam gedeeltelijk om de weghelft van het tegemoet komende verkeer. Hij botste tegen de auto van [slachtoffer 1] . Door de aanrijding raken de bestuurder ( [slachtoffer 1] ) en de bijrijder ( [slachtoffer 2] ) gewond.
[getuige] verklaart -zakelijk weergegeven- [2] : Op 30 maart 2015 reed ik over de [straatnaam] te [pleegplaats] . Voor mij reed een Hyundai Tucson. Ik zag dat er uit de tegenovergestelde richting een grote witte bus aan kwam rijden. Ik zag vervolgens dat deze auto heel ver op de weghelft van ons, tegenliggers, kwam te rijden. De auto die voor mij reed was hem reeds te dicht was genaderd. Ik zag dat beide auto’s frontaal met elkaar in botsing kwamen.
Betrokkene [slachtoffer 1] verklaart -zakelijk weergegeven- [3] : Op 30 maart 2015 reed ik als bestuurder van mijn personenauto, voorzien van kenteken [kenteken 2] , met als bijrijder [slachtoffer 2] over de [straatnaam] te [pleegplaats] . Ik kwam uit de richting van [plaats] en ik ging in de richting van [pleegplaats] . Ik reed op een recht stuk weg. Ineens zag ik een witte bestelbus op mijn weghelft rijden. Ik zag dat de bestelbus mijn personenauto in de linkerflank raakt.
Betrokkene [slachtoffer 2] verklaart -zakelijk weergegeven- [4] : Op 30 maart 2015 reed ik als bijrijder in de personenauto die werd bestuurd door meneer [slachtoffer 1] . We reden over de [straatnaam] te [pleegplaats] . We kwamen uit de richting van [plaats] en gingen in de richting van [pleegplaats] . Ik zag ineens een witte bestelbus op onze weghelft rijden. Ik zag dat de bestelbus onze auto in de linkerflank raakt.
Verdachte verklaart -zakelijk weergegeven- [5] : Op 30 maart 2015 reed ik als bestuurder van de bedrijfsbus, voorzien van het kenteken [kenteken 1] , over de [straatnaam] te [pleegplaats] . Ik reed vanuit de richting [pleegplaats] in de richting van [plaats] . Ik kwam op de verkeerde weghelft terecht. Ik zag toen dat mij een auto tegemoet kwam. Wij, de mij tegemoet komende auto en ik, waren elkaar al te dicht en botsten frontaal tegen elkaar.
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] verklaren -zakelijk weergegeven- [6] : Het ongeval had plaats gevonden op de [straatnaam] binnen de bebouwde kom van [pleegplaats] . De bestuurder van de Citroën reed over de [straatnaam] komende uit de richting van [pleegplaats] en gaande in de richting van [plaats] . De bestuurder van de Hyundai reed eveneens op de [straatnaam] echter komende uit de richting [plaats] en gaande richting [pleegplaats] . De bestuurder van de Citroën is met zijn voertuig op de weghelft voor tegemoet komend verkeer terecht gekomen. Hierbij is de Citroën met de linker voorzijde in botsing gekomen met de linker voorzijde van de Hyundai.

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 maart 2015, te [pleegplaats] , als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, merk: Citroën, type Jumper), daarmee rijdende op de weg [straatnaam] , van zijn, verdachte's eigen
weghelft is afgeweken en op de weghelft bestemd voor het tegemoetkomende verkeer is gaan en blijven rijden, door welke gedragingen van verdachte een botsing is ontstaan met een motorrijtuig (merk: Hyundai), bestuurd door [slachtoffer 1] en aldus gevaar op die weg werd veroorzaakt,
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.
De verdachte zal van het subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificatie

Het subsidiair bewezen geachte levert op:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994,
strafbaar gesteld bij artikel 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking, de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 11 november 2015, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld, voormelde eis van de officier van justitie en hetgeen door en namens verdachte ter terechtzitting is verklaard.
Verdachte is doordat hij op de weghelft voor het hem tegemoetkomende verkeer is gaan rijden in botsing gekomen met een andere personenauto. De inzittenden van deze personenauto zijn hierbij gewond geraakt.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een geldboete en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid recht doen aan het strafbare feit. De rechtbank heeft bij het vaststellen van de op te leggen geldboete rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte voorzover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, in de mate waarin de rechtbank dat nodig acht met het oog op een passende bestraffing van de verdachte.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op artikel 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij
De rechtbank verklaart bewezen dat het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
-
een geldboeteten bedrage van € 500,00, met bevel dat, indien volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, vervangende hechtenis voor de duur van 10 dagen zal worden toegepast.
Bepaalt, dat de verdachte het bedrag van de geldboete mag voldoen in 5 gedeelten van € 100,00. Stelt de termijn voor de betaling van het tweede en de volgende gedeelten op 1 maand.
De rechtbank ontzegt de verdachte de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijdsduur van 3 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde bijkomende straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter,
en mr. C.P. van Gastel en mr. M.A.A. van Capelle, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 18 december 2015.
Mr. Van Gastel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.op pagina 0ev van het proces-verbaal van politie Noord-Nederland, nummer: PL0100-2015090262 (het PV)
2.op pagina 1 van het PV
3.op pagina 5 van het PV
4.op pagina 9 van het PV
5.op pagina 12 van het PV
6.Op pagina 3ev van het VOA-proces-verbaal, nr. 30031514341112 (PV VOA)