ECLI:NL:RBNNE:2015:6374

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2015
Publicatiedatum
3 mei 2016
Zaaknummer
18.830240-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor primair tenlastegelegde verkeersdelict met veroordeling voor subsidiaire overtreding van de Wegenverkeerswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 18 december 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die was aangeklaagd voor een verkeersdelict. De verdachte werd primair ten laste gelegd dat hij op 28 maart 2015 roekeloos had gereden, wat resulteerde in een aanrijding met een andere auto, waarbij meerdere slachtoffers gewond raakten. De officier van justitie vorderde een werkstraf en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. Tijdens de zitting op 4 december 2015 heeft de verdachte verklaard dat er ter plaatse een onoverzichtelijke situatie was en dat het verkeerslicht voor hem in de berm stond, waardoor hij het niet goed kon zien. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en getuigen in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de gedraging van de verdachte niet als schuld kon worden aangemerkt volgens de Wegenverkeerswet 1994. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de primaire tenlastelegging. Echter, de rechtbank achtte het subsidiaire tenlastegelegde, dat de verdachte niet voldoende snelheid had geregeld om tijdig te kunnen stoppen, wel bewezen. De rechtbank legde een geldboete op van € 500,00 en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden op, met een proeftijd van 2 jaren. De benadeelde partijen werden niet ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat er onvoldoende informatie was om de schade te beoordelen. De rechtbank heeft de zaak afgesloten met de beslissing dat de kosten voor de benadeelde partijen en de verdachte voor eigen rekening komen.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN

Sector strafrecht
Parketnummer: 18/830240-15
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 december 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonadres] ,
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 04 december 2015.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 28 maart 2015 te [pleegplaats] als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede op de weg, [straatnaam 1] ,
heeft gereden in de richting van de kruising of splitsing van deze weg en (de
afrit van) de weg [straatnaam 2] ,
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig of onoplettend, met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per
uur, zijn, verdachtes snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte,
in staat was zijn motorvoertuig (personenauto merk Opel) tot stilstand te
brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg, [straatnaam 1] ,
kon overzien, en waarover deze vrij was en/of
terwijl het/de in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerde en voor hem,
verdachte, geldende verkeerslicht(en), welk(e) verkeerslicht(en) voor/bij
voormelde kruising/splitsing gesitueerd was/waren, rood licht uitstraalde(n),
niet ingevolge het gestelde in artikel 68 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 is gestopt, doch met die snelheid, althans nagenoeg die
snelheid, voormelde kruising/splitsing is op- en/of overgereden en/of
vervolgens is gebotst, in ieder geval in aanrijding is gekomen, met een
motorvoertuig (personenauto merk Peugeot), welke bestuurder van dat
motorvoertuig doende was [straatnaam 1] over te steken, althans op te rijden,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
waardoor (een) ander(en), te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten:
- kneuzing van de ribben en/of kneuzing van de buikwand en/of kneuzing van de
pols (betreffende [slachtoffer 1] ) en/of
- een op twee plaatsen gebroken bekken/heup en/of een scheurtje in het
staartbotje en/of een gekneusde nier en/of een lichte hersenschudding en/of
blauwe plekken (betreffende [slachtoffer 2] ) en/of
- kneuzing van het linker onderbeen, althans van de enkel en/of kneuzing van
de borstkas en/of kneuzing van de onderarm en/of kneuzingen op het hoofd
(betreffende [slachtoffer 3] ),
of zodanig lichamelijk letsel, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering
in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 28 maart 2015 te [pleegplaats] als bestuurder van een voertuig
(personenauto merk Opel), daarmee rijdende op de weg, [straatnaam 1] , in de
richting van de kruising of splitsing van deze weg en (de afrit van) de weg
[straatnaam 2] ,
met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur, zijn, verdachtes, snelheid
niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was zijn
motorvoertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waaover hij,
verdachte, die weg, [straatnaam 1] , kon overzien, en waarover deze vrij was
en/of
terwijl het/de in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerde en voor hem,
verdachte, geldende verkeerslicht(en), welk(e) verkeerslicht(en) voor/bij
voormelde kruising/splitsing gesitueeerd was/waren, rood licht uitstraalde(n),
niet ingevolge het gestelde in artikel 68 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 is gestopt, doch met die snelheid, althans met nagenoeg
die snelheid, voormelde kruising/splitsing is op- en/of overgereden en/of
vervolgens is gebotst, in ieder geval in aanrijding is gekomen, met een
motorvoertuig (personenauto merk Peugeot), welke bestuurder van dat
motorvoertuig doende was [straatnaam 1] over te steken, althans op te rijden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. D. Roggen acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
 een werkstraf voor de duur van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis;
 een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor
de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren;
 afwijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en
[slachtoffer 3] .

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, het
primairten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht met name niet bewezen, dat de gedraging van verdachte schuld als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994 oplevert. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat er ter plaatse een onoverzichtelijke (tijdelijke) situatie bestond, het voor hem geldende verkeerslicht stond in een berm en het zicht was door de weersomstandigheden beperkt. De officier van justitie heeft verdachtes verklaring niet weersproken, terwijl uit het summiere proces-verbaal ook niet anderszins is gebleken.
Nu verdachte hetgeen de rechtbank
subsidiairbewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij geen vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen:
- de verklaring van [verbalisant 1] [1] ;
- de verklaring van getuige [slachtoffer 3] [2] ;
- de verklaring van getuige [slachtoffer 1] [3] ;
- de verklaring van getuige [slachtoffer 2] [4] ;
- de verklaring van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] [5] ;
- de bekennende verklaring van verdachte, ter terechtzitting afgelegd.

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 maart 2015 te [pleegplaats] als bestuurder van een voertuig (personenauto merk Opel), daarmee rijdende op de weg, [straatnaam 1] , in de richting van de kruising van deze weg en de afrit van de weg, [straatnaam 2] , met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur, zijn, verdachtes, snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was zijn motorvoertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg, [straatnaam 1] , kon overzien, en waarover deze vrij was en terwijl het in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerde en voor hem, verdachte, geldende verkeerslicht, welk verkeerslicht bij voormelde kruising gesitueerd was, rood licht uitstraalde, niet ingevolge het gestelde in artikel 68 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 is gestopt, doch met die snelheid, voormelde kruising is opgereden en vervolgens is gebotst met een motorvoertuig (personenauto merk Peugeot), welke bestuurder van dat motorvoertuig doende was [straatnaam 1] over te steken, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.
De verdachte zal van het subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificatie

Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994,
strafbaar gesteld bij artikel 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking, de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 11 november 2015, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld, voormelde eis van de officier van justitie en hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft verklaard.
Verdachte is, doordat hij niet voor een verkeerslicht welk rood licht uitstraalde is gestopt, in botsing gekomen met een andere personenauto. De inzittenden van deze personenauto en de inzittende van verdachtes personenauto zijn hierbij gewond geraakt.
De botsing en de gevolgen ervan hebben ook op verdachte indruk gemaakt zoals bleek ter terechtzitting. De rechtbank waardeert het dat verdachte contact heeft opgenomen met de slachtoffers.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een geldboete en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid recht doen aan het strafbare feit. De rechtbank heeft bij het vaststellen van de op te leggen geldboete rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte voorzover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, in de mate waarin de rechtbank dat nodig acht met het oog op een passende bestraffing van de verdachte.

Benadeelde partij [slachtoffer 2]

De rechtbank is van oordeel dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen, nu de benadeelde partij geen schadebedrag heeft gevorderd. De rechtbank zal echter niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om de hoogte van die schade alsnog te doen vast te stellen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Benadeelde partij [slachtoffer 3]

De rechtbank is van oordeel dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen, nu de benadeelde partij geen schadebedrag heeft gevorderd. De rechtbank zal echter niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om de hoogte van die schade alsnog te doen vast te stellen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op artikel 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij
De rechtbank verklaart bewezen dat het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
-
een geldboeteten bedrage van € 500,00, met bevel dat, indien volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, vervangende hechtenis voor de duur van 10 dagen zal worden toegepast.
Bepaalt, dat de verdachte het bedrag van de geldboete mag voldoen in 5 gedeelten van € 100,00. Stelt de termijn voor de betaling van het tweede en de volgende gedeelten op 1 maand.
De rechtbank ontzegt de verdachte de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijdsduur van 3 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde bijkomende straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter,
en mr. C.P. van Gastel en mr. M.A.A. van Capelle, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 18 december 2015.
Mr. Van Gastel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.op pagina 1ev van het proces-verbaal van de politie Noord-Nederland, nummer: PL0100-2015088656 (het PV)
2.op pagina 19/20 van het PV
3.op pagina 21/22 van het PV
4.op pagina 23/24 van het PV
5.op pagina 4ev van het proces-verbaal VOA van de politie Groningen, nummer: 28.03.2015.21.58.5310