ECLI:NL:RBNNE:2015:6373

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 december 2015
Publicatiedatum
3 mei 2016
Zaaknummer
18.730240-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte voor medeplegen van inbraken in café en woning

Op 17 december 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een man vrijgesproken van het medeplegen van een inbraak in een café en een woninginbraak. De rechtbank oordeelde dat de vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de mededader niet bewezen kon worden. De verdachte was aanwezig bij de zitting, bijgestaan door zijn advocaat, mr. E.F. van der Goot, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga. De tenlastelegging omvatte onder andere het stelen van kluizen uit een café en een woning, waarbij de verdachte werd beschuldigd van medeplegen. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de verdachte een rol had bij de inbraak, de samenwerking met de medeverdachte niet voldoende was om te spreken van medeplegen. De rechtbank wees ook de vorderingen van de benadeelde partijen af, omdat de feiten niet bewezen waren. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en de rechtbank benadrukte dat de kosten voor de vorderingen voor rekening van de benadeelde partijen en de verdachte kwamen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730240-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 december 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 december 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.F. van der Goot, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 16 september 2012 tot en met 17 september 2012 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Harlingen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (bedrijfs)pand, gelegen aan of bij [adres 1] , aldaar, heeft weggenomen een of meer klui(s)z(en) (inhoudende (onder meer) (in totaal) ongeveer 5000 euro) en/of een
fooienpot (20 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij in of omstreeks de periode van 9 februari 2013 tot en met 10 februari 2013 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Harlingen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan of bij [adres 2] , aldaar, heeft weggenomen een kluis (inhoudende (in
totaal) (ongeveer) 22.000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1. en 2. ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met aftrek van het voorarrest;
- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] met betrekking tot hun vorderingen.

Beoordeling van het bewijs

Door de raadsman van verdachte is gemotiveerd vrijspraak bepleit voor het onder 1. en 2. ten laste gelegde, omdat niet kan worden bewezen dat sprake is van medeplegen.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Uit de stukken leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het onder 1. tenlastegelegde het volgende af.
Op 17 september 2012 worden uit een café gevestigd aan [straatnaam 1] in [pleegplaats] twee kluizen gestolen. De dader of daders zouden mogelijk in het bezit van de sleutel van het café zijn geweest. Op camerabeelden is te zien dat twee mannen vanaf een geparkeerd voertuig in de richting van [straatnaam 1] lopen. Ze blijven staan op de hoek en kijken in de richting van het bewuste café. Daarna lopen de mannen een stukje terug in de richting van de auto. Vervolgens draaien ze zich om en lopen weer richting het café. Vervolgens is te zien dat de mannen weglopen vanuit de richting van het café in de richting van de auto. Er is te zien dat een van de mannen snel vooruit rent en dat de tweede man beduidend minder hard rent. Het lijkt alsof hij een zwaar voorwerp tilt en daardoor minder hard kan rennen. Het voertuig dat de mannen gebruiken vertoont overeenkomsten met het voertuig van verdachte. Op 4 december 2014 vindt er in het voertuig bij [medeverdachte] in gebruik een gesprek plaats tussen [medeverdachte] en een Engels sprekende manspersoon. [medeverdachte] geeft in dit gesprek aan dat hij met [verdachte] in het café heeft ingebroken. Tijdens dit gesprek was het voertuig rijdende over [straatnaam 1] te [pleegplaats] .
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat weliswaar blijkt dat verdachte een rol heeft gehad bij de inbraak, maar dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte niet is komen vast te staan. Uit de camerabeelden blijkt dat twee mannen aan het voor verkennen zijn en dat uiteindelijk één persoon een zwaar voorwerp draagt. Over de rolverdeling tijdens de insluiping en de verdeling van de buit is niets bekend. De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte] dat hij samen met [verdachte] heeft ingebroken onvoldoende concreet en specifiek voor een bewezenverklaring van een gezamenlijke uitvoering. Verdachte zal derhalve van het onder 1. ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Uit de stukken leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het onder 2. tenlastegelegde het volgende af.
Uit een woning aan [straatnaam 2] te [pleegplaats] is een kluis met een fors geldbedrag gestolen. In december 2014 vindt er in het voertuig bij [medeverdachte] in gebruik een gesprek plaats tussen [medeverdachte] en een Engels sprekende manspersoon. [medeverdachte] geeft in dit gesprek aan dat hij in een woning heeft ingebroken samen met nog een persoon. Ze hebben een kluis met inhoud weggenomen. Omdat hij en de andere persoon geen auto hadden hebben ze [verdachte] gebeld. [verdachte] is uit [plaats] gekomen en heeft hiervoor tien procent van de buit ontvangen. Tijdens dit gesprek was het voertuig rijdende in de omgeving van [straatnaam 2] te [pleegplaats] . Voorts blijkt uit een tapverslag dat [medeverdachte] in de nacht van de inbraak telefonisch contact heeft gehad met " [bijnaam] ". In dit gesprek wordt aangegeven dat als [bijnaam] geld wil verdienen hij moet komen naar een woning. Het is de politie ambtshalve bekend dat " [bijnaam] " de bijnaam van [verdachte] is.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat ook ten aanzien van het onder 2. tenlastegelegde de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten niet is komen vast te staan. Uit de verklaring van [medeverdachte] blijkt niet dat verdachte is betrokken bij de voorbereiding en uitvoering van de woninginbraak. De bijdrage van verdachte aan het delict lijkt enkel te hebben bestaan uit het vervoeren van de reeds buitgemaakte buit en hiervoor heeft hij een klein deel van de buit ontvangen. De bijdrage van verdachte aan de woninginbraak is derhalve naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht voor een bewezenverklaring van medeplegen. Verdachte zal van het onder 2. ten laste gelegde worden vrijgesproken.

Benadeelde partijen

[slachtoffer 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2. ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[slachtoffer 3] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van geleden schade.
De rechtbank stelt vast dat het voorgeschreven formulier door [persoon] is ondertekend. Bij de stukken bevindt zich geen uittreksel van de Kamer van Koophandel waaruit blijkt dat [persoon] bevoegd is om namens de benadeelde partij handelingen te verrichten. Tevens blijkt uit de stukken niet dat [persoon] hiervoor door de benadeelde is gemachtigd. De rechtbank zal daarom de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk vordering verklaren.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. en 2. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.

Benadeelde partijen

Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme en mr. E.G.C. Groenendaal, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 december 2015.
Mr. E.G.C. Groenendaal is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Vlietstra
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Lootsma-Oude Nijeweme
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Zandstra-Alkema
locatie Leeuwarden,