ECLI:NL:RBNNE:2015:6372

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 december 2015
Publicatiedatum
3 mei 2016
Zaaknummer
18.730241-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van woninginbraken en poging daartoe met onvoorwaardelijke gevangenisstraf als gevolg

Op 17 december 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een man veroordeeld voor het medeplegen van twee woninginbraken en een poging daartoe. De rechtbank oordeelde dat voor een ernstig feit als woninginbraak een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt moet zijn. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van tien maanden opgelegd. De zaak kwam aan het licht na meldingen van inbraken in de regio, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten betrokken waren. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraken, onder andere door verklaringen van medeverdachten en getuigen. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte eerder met justitie in aanraking was gekomen voor vergelijkbare delicten en dat de inbraken planmatig waren uitgevoerd, wat de impact op de slachtoffers vergrootte. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar oordeelde dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke straf rechtvaardigde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730241-15
ter berechting gevoegd parketnummer 18/730185-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 december 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 december 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.C.L. Crozier, advocaat te Sneek.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 19 november 2013 tot en met 20 november 2013 te [pleegplaats 1] , (althans) in de gemeente Sûdwest -Fryslan, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan of bij [adres 1] , aldaar, heeft weggenomen (onder meer) een kluis (inhoudende een geldbedrag van ((in totaal) ongeveer 10.000 euro) en/of een
hoeveelhe(i)d(en) sieraden en/of een DVD-speler en/of een gouden horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij in of omstreeks de periode van 22 december 2012 tot en met 29 december 2012 te [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente Franekeradeel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan of bij [adres 2] , aldaar, heeft weggenomen (onder meer) een of meer gouden en/of zilveren sieraden (te weten: onder meer een gouden horloge), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende [slachtoffer 2] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 3 mei 2014 te [pleegplaats 3] , althans in de gemeente Harlingen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan [adres 3] , aldaar, weg te nemen goed(eren) en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij
de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld, althans die/dat goed(eren), onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
zich naar die woning heeft begeven en/of (meermalen) tegen de voordeur heeft getrapt/geduwd en/of een breekvoorwerp tussen kozijn en ruit heeft gezet en (vervolgens) met dit voorwerp heeft gewrikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte 1] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 3 mei 2014 te [pleegplaats 3] , althans in de gemeente Harlingen, ter uitvoering van het door [medeverdachte 1] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan of bij [straatnaam 1] , aldaar, weg te nemen
geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of aan verdachte, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, waarbij die [medeverdachte 1] zich opzettelijk met een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en), althans alleen, naar die woning heeft/hebben begeven en/of (vervolgens) (meermalen) tegen de voordeur heeft/hebben getrapt/geduwd en/of een breekvoorwerp tussen kozijn en ruit heeft/hebben gezet en (vervolgens) met dit voorwerp heeft/hebben gewrikt, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 3 mei 2014 te [pleegplaats 3] en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest
- door die [medeverdachte 1] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) in zijn, verdachtes, voertuig (te weten een personenauto, voorzien van kenteken [kenteken] ) naar en/of in de nabijheid van de plaats van het misdrijf te vervoeren en/of
- door met zijn, verdachtes, voertuig (te weten een personenauto, voorzien van het kenteken [kenteken] ) in de nabijheid van het misdrijf te wachten, teneinde die [medeverdachte 1] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) bij onraad te waarschuwen en/of die [medeverdachte 1] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) te helpen vluchten, althans de vlucht mogelijk te maken en/of gemakkelijk te maken en/of door het beschikbaar stellen, van zijn, verdachtes, voertuig,
althans dat hij op enigerlei wijze opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of (een) middel(en) heeft verschaft.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1., 2. en 3. primair ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest;
- niet-ontvankelijk verklaring van de [benadeelde partij] .

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen [1] die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde.
Op woensdag 20 november 2013 omstreeks 2.44 uur komt er bij de politie een melding binnen dat er is ingebroken op [adres 1] te [pleegplaats 1] . Ter plaatse blijkt dat men aan de achterzijde van de woning op het platte dak is geklommen en dat men daar een raam van de badkamer heeft opengemaakt. Op de drempel van het kozijn van het opengebroken badkamerraam wordt een voetspoor waargenomen. [2] Mevrouw [slachtoffer 1] , werkzaam als juwelier in [pleegplaats 1] , heeft aangifte gedaan van diefstal en heeft verklaard dat het badkamerraam van haar woning is opengebroken in haar afwezigheid. Ze heeft een alarm, maar het alarm op de bovenverdieping is al langere tijd defect. Er is een kluis met inhoud weggenomen, diverse sieraden, een dvd-speler en een gouden horloge. [3] Volgens aangeefster moet de inhoud van de kluis rond de 10.000 euro zijn geweest. [4] [medeverdachte 3] heeft verklaard dat zij met [medeverdachte 1] over [juwelier] heeft gesproken. [slachtoffer 1] is de vriendin van haar oma. Ze heeft [medeverdachte 1] verteld dat [slachtoffer 1] alleen woont en waar ze woont. Tevens heeft ze hem verteld dat [slachtoffer 1] iedere twee weken op dinsdag gaat bridgen. [medeverdachte 1] heeft haar verteld dat de inbraak goed is gegaan en hij heeft haar 1.000 euro gegeven. Volgens [medeverdachte 3] heeft [medeverdachte 1] de inbraak gepleegd met twee jongens, [verdachte] en nog een jongen. [5] Op 16 december 2014 wordt in de auto in gebruik bij [medeverdachte 1] [6] een gesprek tussen [medeverdachte 1] en een onbekende man gevoerd. In dit gesprek geeft [medeverdachte 1] in het Engels aan dat hij bij een vrouwelijke juwelier heeft ingebroken. Deze juwelier is een vriendin van de grootmoeder van zijn vriendin. Van zijn vriendin heeft hij informatie gekregen omtrent haar woning. [medeverdachte 1] is ongeveer een jaar geleden met [verdachte] en nog een andere persoon naar de woning van deze mevrouw gegaan. Hij en [verdachte] zijn via de bovenverdieping naar binnen gegaan en de andere persoon is in de auto blijven wachten. Hij wist dat er een alarm was en daarom zijn ze via de bovenverdieping gegaan. Ze hebben een kluis aangetroffen en deze hebben ze meegenomen naar [pleegplaats 3] . Daar heeft [verdachte] de kluis geopend. In de kluis zat geld. De inhoud van de kluis en de waarde van het weggenomen goud hebben [medeverdachte 1] en [verdachte] gelijkelijk verdeeld. De chauffeur heeft een kleiner deel gehad en de vriendin van [medeverdachte 1] heeft ook een kleiner deel gekregen.
Uit de plaatsbepalingsapparatuur die onder het voertuig auto van [medeverdachte 1] was bevestigd bleek dat op het moment dat hij over de woning sprak het voertuig rijdende was over [straatnaam 2] in [pleegplaats 1] en daarvoor langs [juwelier] aan [straatnaam 3] in [pleegplaats 1] . [7] Volgens [medeverdachte 3] is [verdachte] een bekende van [medeverdachte 1] met wie hij heeft vastgezeten. [8] Tevens heeft verdachte verklaard dat [medeverdachte 1] een goede kennis van hem is met wie hij wel eens op pad ging. [9]
Op grond van de voorgaande bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang beschouwd acht de rechtbank bewezen dat verdachte de persoon met de naam " [verdachte] " is, waarover [medeverdachte 1] in zijn auto spreekt en die met hem de woninginbraak heeft gepleegd. Met de raadsman is de rechtbank van mening dat uit het OVC-gesprek niet zonder meer kan worden opgemaakt dat wordt gesproken over ‘ [verdachte] ’ (in de specifieke schrijfwijze van de voornaam van verdachte) en niet over bijvoorbeeld ‘ [voornaam] ’. Dit neemt niet weg dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat [medeverdachte 1] in het gesprek spreekt over verdachte, en niet over iemand anders, nu de uitspraak van beide namen niet wezenlijk anders is.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de verklaring van [medeverdachte 1] blijkt dat verdachte met hem mee is geweest in de woning, de kluis heeft geopend en een gelijk aandeel van de buit heeft ontvangen.
Op grond van deze concrete feiten en omstandigheden oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde.
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van diefstal en heeft verklaard dat in de periode gelegen tussen 22 december 2012 en 29 december 2012 in haar woning aan [adres 2] te [pleegplaats 2] is ingebroken. Toen zij thuiskwam zag ze dat haar glazen voordeur geheel verbrijzeld in kleine stukjes op de vloer lag. Zij mist diverse gouden en zilveren sieraden. [10] Tevens zijn haar drie gouden horloges gestolen. [11] Op 16 december 2014 wordt in het voertuig in gebruik bij [medeverdachte 1] een gesprek tussen [medeverdachte 1] en een onbekende man gevoerd. In dit gesprek geeft [medeverdachte 1] in het Engels aan dat hij daar in de woning samen met [voornaam] (“ [verdachte] ”) en nog een andere persoon, die nu in de gevangenis zit, heeft ingebroken. Er was veel goud in de woning. Er werden onder meer drie gouden horloges weggenomen. De opbrengst van de buit hebben ze met zijn drieën gelijkelijk verdeeld. Uit de plaatsbepalingsapparatuur die onder het voertuig was geplaatst blijkt dat het voertuig tijdens dit gesprek rijdende was over [straatnaam 4] te [pleegplaats 2] . Uit het bedrijfsprocessensysteem van de politie blijkt dat er in de periode gelegen tussen 1 januari 2008 en 31 december 2014 aan [straatnaam 4] alleen is ingebroken bij [nummer] .
Ambtshalve is bij de politie bekend dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] elkaar kennen. Tevens is hen bekend dat [medeverdachte 2] gedetineerd zit. [12] Uit de gegevens van het peilbaken geplaatst onder het voertuig in gebruik bij [medeverdachte 2] blijkt dat het voertuig in de periode van 27 december 2012 tot en met 29 december 2012 meerdere malen bij de woning van [medeverdachte 1] , bij de woning van verdachte en aan [straatnaam 4] in [pleegplaats 2] is geweest. [13] Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 1] een goede kennis van hem is met wie hij wel eens op pad ging. Tevens kent hij [medeverdachte 2] en had hij in 2012 af en toe contact met hem. [14]
Op grond van de voorgaande bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang beschouwd acht de rechtbank bewezen dat verdachte de persoon met de naam " [verdachte] " is, waarover [medeverdachte 1] in zijn auto spreekt en die met hem de woninginbraak heeft gepleegd. Tevens acht de rechtbank het aannemelijk geworden dat de derde persoon [medeverdachte 2] betreft. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [medeverdachte 1] in het opgenomen gesprek dat hij samen met [verdachte] en nog een persoon de inbraak heeft gepleegd voldoende steun vindt in de gegevens uit het peilbaken dat onder het voertuig dat bij [medeverdachte 2] in gebruik was, was geplaatst.
Uit deze verklaring van [medeverdachte 1] blijkt dat hij de woninginbraak samen met twee anderen heeft gepleegd en dat de buit gelijkelijk over hemzelf en zijn mededaders is verdeeld. Op grond van deze concrete feiten en omstandigheden oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Ten aanzien van het onder 3. primair ten laste gelegde.
Op 3 mei 2014 omstreeks 2.30 uur werd de [getuige 2] , wonend aan [straatnaam 1] in [pleegplaats 3] , wakker van lawaai. Hij keek [straatnaam 1] in en hij zag twee jonge mannen lopen. Hij zag dat ze stilstonden ter hoogte van [adres 3] en naar binnenkeken. Ze liepen naar de voordeur. [getuige 2] had het idee dat de twee mannen overleg hadden. Vervolgens liepen de mannen weg. Nog geen tien minuten later hoorde [getuige 2] een auto door [straatnaam 1] rijden. Hij hoorde dat de auto opvallend langzaam reed. Vrijwel op hetzelfde moment hoorde hij twee harde klappen vanuit [straatnaam 1] komen, twee harde dreunen tegen iets van hout. Hij zag een kleine auto langs zijn woning rijden. Toen hij de politie belde zag hij de auto weer langs rijden. Hij zag dat de auto was voorzien van het kenteken [kenteken] . [15] Door de politieagenten werd het kenteken ambtshalve herkend als zijnde het kenteken van de auto van [verdachte] . Op 3 mei 2014 tussen 3.10 uur en 3.50 uur zagen de agenten de Opel Corsa met kenteken [kenteken] in [pleegplaats 3] rijden. Zij gaven het voertuig een stopteken en zagen [verdachte] achter het stuur zitten. Op de bijrijdersstoel zagen ze [medeverdachte 1] zitten. [16] [verdachte] heeft verklaard dat hij op 3 mei 2014 de gehele avond en nacht bij [medeverdachte 1] is geweest en dat ze in zijn auto door [pleegplaats 3] hebben gereden. [17]
Op 3 mei 2014 doet de politie onderzoek aan de woning aan [adres 3] te [pleegplaats 3] . Er werd waargenomen dat de voordeur was geprobeerd open te breken. In de kozijnstijl waren indrukken zichtbaar afkomstig van een breekijzer. Op de buitenzijde van de voordeur was een schoenafdruk zichtbaar net boven de deurklink. Dit schoenspoor is veiliggesteld. De schoenen van [medeverdachte 1] zijn vergeleken met het schoenspoor. Het profiel van de schoenen van [medeverdachte 1] bleek soortgelijk te zijn als het schoenspoor en daarom zijn de schoenen veiliggesteld. [18] Uit het onderzoek van de Unit Forensisch Technische Expertise blijkt dat de veiliggestelde schoenafdrukspoor waarschijnlijk is veroorzaakt met de zool van de veiliggestelde rechter schoen van [medeverdachte 1] . [19]
[slachtoffer 3] heeft aangifte gedaan van een poging tot diefstal uit de woning van haar en haar man, [slachtoffer 4] , aan [adres 3] te [pleegplaats 3] . Op 25 april 2014 heeft ze de woning onbeschadigd verlaten om bij haar man aan boord te gaan. [20] De politie heeft de inbeslaggenomen telefoon van [medeverdachte 1] uitgelezen. Er werd gezien dat op 2 mei 2014 om 21.03 uur via de telefoon is gekeken op de facebookpagina van [slachtoffer 4] .
Op de facebookpagina van [slachtoffer 4] was te lezen dat hij binnenvaartschipper is en daardoor vaak niet thuis is en dat zijn vrouw en kinderen bij hem op de boot waren in de week van de inbraak. [21]
Op grond van de voorgaande bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang beschouwd acht de rechtbank bewezen dat [medeverdachte 1] op 3 mei 2014 heeft geprobeerd in te breken in de woning aan [adres 3] te [pleegplaats 3] . Voorts acht de rechtbank aannemelijk dat verdachte de tweede persoon is geweest die de getuige heeft gezien, nu zijn voertuig in de nabijheid van [straatnaam 1] is gesignaleerd, [medeverdachte 1] later in de nacht bij hem in zijn voertuig is aangetroffen en hij heeft verklaard dat hij de gehele nacht bij [medeverdachte 1] is geweest.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af. Uit de verklaring van de getuige blijkt dat twee mannen de woning aan [adres 3] voor-verkennen. Het lijkt ook of de mannen overleg voeren bij de woning. De rechtbank leidt hieruit af dat er een bewust een plan voor de inbraak is gemaakt. Kort hierna hoort de getuige harde klappen bij de woning. Hij ziet dan het voertuig van verdachte.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] voldoende is komen vast te staan. Hoewel mogelijk geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1., 2. en 3. primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 19 november 2013 tot en met 20 november 2013 te [pleegplaats 1] in de gemeente Sûdwest -Fryslan, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan [adres 1] , aldaar, heeft weggenomen een kluis, inhoudende een geldbedrag van in totaal ongeveer 10.000 euro, en een hoeveelheid sieraden en een dvd-speler en een gouden horloge, toebehorende [slachtoffer 1] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
2.
hij in de periode van 22 december 2012 tot en met 29 december 2012 te [pleegplaats 2] in de gemeente Franekeradeel, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan [adres 2] , aldaar, heeft weggenomen gouden en zilveren sieraden, te weten: onder meer een gouden horloge, toebehorende [slachtoffer 2] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
3. primair
hij op 3 mei 2014 te [pleegplaats 3] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan [adres 3] , aldaar, weg te nemen goederen toebehorende aan [slachtoffer 3] , en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak, met zijn mededader zich naar die woning heeft begeven en tegen de voordeur heeft getrapt en een breekvoorwerp tussen kozijn en ruit heeft gezet en vervolgens met dit voorwerp heeft gewrikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
2. diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
3. primair poging tot diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige schulduitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de reclasseringsadviezen opgemaakt door het Leger des Heils op 21 juli 2014 en 24 november 2015, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van twee woninginbraken en een poging daartoe. Uit het dossier blijkt dat er door de verdachten vooronderzoek werd gedaan naar de woningen en dat woningen werden uitgekozen waarvan de bewoners met vakantie waren of woningen waarvan er informatie was dat de bewoners niet aanwezig zouden zijn. Uit deze gang van zaken blijkt dat de verdachten planmatig te werk gingen bij de inbraken. De buit was van aanzienlijke waarde.
Het is een feit van algemene bekendheid dat een woninginbraak een enorme impact heeft op de bewoners en gevoelens van onrust en van onveiligheid met zich meebrengt. Naast materiële schade wordt bovendien een forse inbreuk gemaakt op de privacy van de bewoners en worden vaak persoonlijke en dierbare onvervangbare bezittingen meegenomen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij uit winstbejag heeft gehandeld en geen rekening heeft gehouden met hetgeen dit voor de slachtoffers betekent. De rechtbank is van oordeel dat voor een ernstig feit als een woninginbraak een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt dient te zijn. Dit sluit ook aan bij de landelijke oriëntatiepunten.
Uit het reclasseringsadvies blijkt dat verdachte sinds april 2015 een baan heeft. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou kunnen betekenen dat hij deze baan verliest. Volgens de reclassering kan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf daarom negatief uitwerken voor de motivatie van verdachte.
Daar staat tegenover dat verdachte eerder met justitie in aanraking is geweest voor vermogensdelicten. De onder 1. en 3. bewezenverklaarde feiten zijn gepleegd nadat verdachte door de meervoudige strafkamer van deze rechtbank was veroordeeld voor vermogensdelicten tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden. Deze veroordeling heeft hem niet weerhouden van het plegen van de strafbare feiten. De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte hoger beroep tegen dit vonnis heeft ingesteld en dat de veroordeling derhalve nog niet onherroepelijk is. Ten aanzien van het onder 2. bewezenverklaarde is door de veroordeling artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. De rechtbank zal hier in de strafmaat rekening mee houden.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien maanden passend en geboden. De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen meerwaarde in een voorwaardelijk straf.

Benadeelde partij

Door de rechtbank is bij de stukken geen voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van de door [benadeelde partij] geleden schade aangetroffen. De rechtbank zal derhalve geen beslissing nemen omtrent de schade van
[benadeelde partij] .

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1., 2. en 3. primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,
mr. N.A. Vlietstra en mr. E.G.C. Groenendaal, rechters, bijgestaan door
G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 december 2015.
Mr. E.G.C. Groenendaal is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Lootsma-Oude Nijeweme
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Vlietstra
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Zandstra-Alkema
locatie Leeuwarden,

Voetnoten

1.De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer Z-14-223-DEFPV-JUS-V001, V002, /V003, V004, V005, gesloten op 23 maart 2015 en het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer Z-14-103-DEFPV-JUS-V001, V002-01, gesloten op 28 mei 2014;
2.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 7 januari 2015, pagina 274;
3.Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 22 november 2013, pagina's 275 en 276;
4.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 5 januari 2015, pagina 279;
5.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , d.d. 5 januari 2015, pagina's 574 en 575;
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , d.d. 22 december 2014, pagina's 519 en 520;
7.Het proces-veerbaal van bevindingen, d.d. 17 december 2014, pagina's 282 t/m 287;
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , d.d. 5 januari 2015, pagina 569;
9.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 3 december 2015;
10.Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 6 januari 2013, pagina's 367 en 368;
11.De bijlage weggenomen goederen, behorende bij het proces-verbaal van aangifte genoemd onder 9.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 7 januari 2015, pagina's 376 t/m 379;
13.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 9 januari 2013, pagina's 380 t/m 383;
14.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 3 december 2015;
15.Het proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 3 mei 2014, pagina's 78 en 79;
16.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 3 mei 2014, pagina 58;
17.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 3 december 2015;
18.Het proces-verbaal sporenonderzoek, d.d. 4 mei 2014, pagina's 82 en 83;
19.Het proces-verbaal, d.d. 28 mei 2014, pagina 87;
20.Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 3 mei 2014, pagina 75;
21.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 16 mei 2014, pagina 80.