ECLI:NL:RBNNE:2015:6371

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 december 2015
Publicatiedatum
3 mei 2016
Zaaknummer
18.730239-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van woninginbraken en pinnen met gestolen creditcard

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 17 december 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die werd beschuldigd van het medeplegen van twee woninginbraken en het pinnen met een gestolen creditcard. De verdachte is vrijgesproken van één van de inbraken, omdat de rechtbank niet kon vaststellen dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte. De rechtbank oordeelde dat voor een ernstig feit als woninginbraak een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt moet zijn. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van acht maanden opgelegd, wat lager was dan de door de officier van justitie gevorderde straf, vanwege de samenhang tussen de feiten. De rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachte bij de woninginbraken bewezen verklaard op basis van getuigenverklaringen en opgenomen gesprekken. De rechtbank heeft ook de impact van woninginbraken op slachtoffers benadrukt, evenals de planmatige aanpak van de verdachten. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet was aangetoond dat de indiener bevoegd was om deze vordering in te dienen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730239-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 december 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 december 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Pieters, advocaat te Sneek.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 25 april 2014 tot en met 21 augustus 2014 te [pleegplaats 1] , (althans) in de gemeente Sûdwest -Fryslan, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan of bij [adres 1] , aldaar, heeft weggenomen (onder meer) een gouden ring en/of een gouden horloge (merk Rado) en/of een muntenverzameling van gouden tientjes en/of zilveren servetringen en/of een of meer andere gouden sieraden,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 7 april 2014 te [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente Harlingen , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan of bij [adres 2] , aldaar, heeft weggenomen een doosje met een of meer gouden sieraden (te weten: (onder meer) twee gouden armbanden en/of twee dameshorloge(s) en/of twee gouden ringen en/of gouden halsketting), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 14 november 2013 te [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente Harlingen , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan of bij [adres 3] aldaar, heeft weggenomen een of meer gouden sieraden (te weten: (onder meer) gouden armband(en) en/of gouden ring en/of gouden halsketting) en/of bankpasjes met bijbehorende pincodes en/of een hoeveelheid geld (140 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
4.
hij op of omstreeks 14 november 2013 te [pleegplaats 3] , (althans) in de gemeente Franekeradeel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pinautomaat aan of bij [straatnaam 1] , aldaar, heeft weggenomen een hoeveelheid geld (te weten 1.000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het onder 4. ten laste gelegde;
- veroordeling voor het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] tot een bedrag van € 540,76, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor voornoemd bedrag.

Beoordeling van het bewijs

Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking.
De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
De betrokkenheid van verdachte bij de woninginbraak volgt uit de inhoud van een opgenomen en uitgewerkt gesprek dat [medeverdachte 1] met een Engels sprekende persoon in zijn voertuig heeft gevoerd. In dit gesprek geeft [medeverdachte 1] aan dat hij samen met [verdachte] twee dagen bij de woning heeft gekeken en dat hij in die dagen niet heeft gezien dat er lichten brandden, dat de televisie aan was, maar dat er wel veel post lag. Vervolgens spreekt [medeverdachte 1] over het naar binnen gaan in de woning en het aantreffen van een slapend persoon in de woning. [medeverdachte 1] spreekt op dat moment in de "ik-vorm" en uit zijn verklaring blijkt niet dat hij toen samen met een ander was. Uit de aangifte van de bewoner blijkt dat hij wakker is geworden en voetstappen heeft gehoord. Tevens heeft hij iemand in de woning waargenomen. Uit zijn verklaring blijkt ook niet dat er meer dan één persoon in de woning aanwezig was. Uit de stukken blijkt verder niet dat verdachte een deel van de buit zou hebben ontvangen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] niet is komen vast te staan. Niet is gebleken van een gezamenlijke uitvoering. Weliswaar heeft verdachte een rol gehad in de voorbereiding van de inbraak, door mee te doen aan voorverkenningen; deze bijdrage van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het onder 2. ten laste gelegde.
Ten aanzien van de overige feiten.
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen [1] die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde.
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van woninginbraak namens zijn moeder, [slachtoffer 2] , wonende aan [adres 1] te [pleegplaats 1] . Zijn moeder verblijft tijdelijk elders. De sleutelhoudster ontdekte op 21 augustus 2014 dat er was in gebroken in de woning. Aangever is naar de woning toegegaan en heeft gezien dat men een raam had geforceerd om binnen te komen. Van de technische recherche begreep hij dat dit was gedaan met een koevoet.
Er mist een gouden trouwring, een gouden horloge van het merk Rado, zilveren servetringen en een muntenverzameling van gouden tientjes. Dit zouden ongeveer tien of elf gouden munten zijn. Mogelijk zijn er ook nog gouden sieraden gestolen. [2] De [getuige] zag op 12 of 13 augustus 2014 een auto van het merk Volkswagen met het kenteken [kenteken] door de doodlopende straat [straatnaam 2] te [pleegplaats 1] rijden. Hij zag dat er twee manspersonen in de auto zaten en dat ze naar de woning van [slachtoffer 2] keken. [3] Op 16 december 2014 wordt in het voertuig met kenteken [kenteken] en in gebruik bij [medeverdachte 1] [4] een gesprek tussen [medeverdachte 1] en een onbekende man gevoerd. In dit gesprek geeft [medeverdachte 1] aan hij in een huis een la open deed en daar gouden tientjes en kettingen aantrof. Hij had iets van twaalf of dertien gouden munten aantroffen en dat had hij nog nooit eerder gehad. Op 29 november 2014 wordt in het voertuig in gebruik bij [medeverdachte 1] een gesprek tussen [medeverdachte 1] en een onbekende man gevoerd. In dit gesprek geeft [medeverdachte 1] in het Engels aan hij laatst in de zomer met “ [bijnaam] ” naar een woning in [pleegplaats 1] is geweest en dat ze daar goud hebben weggenomen. Ze kregen hiervoor tweeduizend tweeduizend. In het bedrijfsprocessensysteem van de politie is gezocht naar inbraken waarbij meerdere gouden tientjes zijn weggenomen. Hierbij kwamen twee aangiftes naar voren: één in [plaats] waarbij zesendertig gouden tientjes zijn weggenomen en één in [pleegplaats 1] aan [adres 1] waarbij tien of elf gouden tientjes zijn weggenomen. Deze laatste inbraak is gepleegd tussen 20 augustus 2014 te 19.00 uur en 21 augustus 2014 te 19.00 uur. Voor de inbraak in [plaats] is reeds iemand aangehouden en het is volgens de politie met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid aan te nemen dat [medeverdachte 1] niet deze inbraak bedoelt in zijn gesprek. Het is de politie uit een eerder onderzoek bekend dat de bijnaam [bijnaam] behoort bij [verdachte] . [5] Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij zichzelf wel eens [bijnaam] noemt en dat zijn familie afkomstig is uit [land] . Hij kent geen andere personen uit [pleegplaats 2] die zichzelf zo noemen. Tevens kent hij niemand anders uit [pleegplaats 2] met de naam [verdachte] . [medeverdachte 1] kent hij wel en hij heeft wel eens bij hem in de auto gezeten. [6] Op 16 november 2014 wordt in het voertuig in gebruik bij [medeverdachte 1] een gesprek tussen [medeverdachte 1] en een onbekende man gevoerd. In dit gesprek geeft [medeverdachte 1] in het Engels aan dat hij en [verdachte] een woninginbraak hebben gepleegd waarbij veel goud is weggenomen. Hij had nog een box van het goud in de auto. Hij was vergeten deze in het water te gooien. Vervolgens werden hij en [verdachte] in de auto aangehouden en trof de politie de box aan. Bij de politie is bekend dat er op 27 augustus 2014 een aanhouding heeft plaatsgevonden en dat er toen in de auto van [medeverdachte 1] een juwelenkistje is aangetroffen. Het juwelenkistje is onderzocht en door de agent werd een schakeltje in het kistje aangetroffen. Er is in het bedrijfsprocessensysteem gekeken. Hierbij kwam men uit bij de inbraak bij [adres 1] te [pleegplaats 1] . De agent heeft foto's van het kistje en het aangetroffen schakeltje aan aangever gemaild. Hierop vertelde aangever dat een gedeelte van de familie het juwelenkistje herkende als dat van zijn moeder en dat het schakeltje afkomstig is van een horloge van zijn moeder. Aangever had een foto van dit horloge meegezonden. De agent zag dat dit horloge bestond uit dezelfde schakeltjes als het schakeltje dat was aangetroffen in het juwelenkistje. [7]
Op grond van de voorgaande bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang beschouwd acht de rechtbank bewezen dat verdachte de persoon met de bijnaam " [bijnaam] " en de naam " [verdachte] " is, waarover [medeverdachte 1] in de auto spreekt en die met hem de woninginbraak heeft gepleegd. De rechtbank acht het verschil tussen de namen " [bijnaam] " en " [bijnaam] " zo gering, dat de rechtbank de overtuiging heeft bekomen dat dit één en dezelfde persoon betreft.
Gelet op de combinatie van de bijnaam, de naam [verdachte] , de omstandigheid dat verdachte een kennis is van [medeverdachte 1] en de naam [verdachte] niet heel erg vaak voorkomt, heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat [medeverdachte 1] over verdachte spreekt.
Gelet op de combinatie van het wegnemen van de gouden tientjes en de omstandigheid dat een schakel van een horloge van het slachtoffer in het voertuig dat bij [medeverdachte 1] in gebruik is is aangetroffen, acht de rechtbank het aannemelijk dat [medeverdachte 1] in deze gesprekken over de woninginbraak aan [adres 1] te [pleegplaats 1] verklaart.
Op grond van de voorgaande bewijsmiddelen oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering en een gelijke verdeling van de buit. Dat laatste blijkt uit het gesprek in de auto waar [medeverdachte 1] spreekt over tweeduizend tweeduizend. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Ten aanzien van het onder 3. en 4. ten laste gelegde.
Door aangeefster [slachtoffer 4] wordt op 14 november 2013 aangifte gedaan namens haar moeder [slachtoffer 6] en haar tante [slachtoffer 5] . In de woning van haar moeder aan [adres 3] te [pleegplaats 2] is ingebroken. Van haar moeder zijn hierbij gouden sieraden gestolen, te weten een gouden ring, een gouden bedelarmband, en gouden schakelarmband en een gouden halsketting. Van haar tante zijn uit een portemonnee 140 euro en twee bankpasjes gestolen waarvan één pasje met de bijbehorende pincode. Dit betreft een spaarrekening van de ABN Amrobank. Toen aangeefster de rekeningnummers liet blokkeren kreeg zij te horen dat de voorafgaande nacht 1.000 euro van deze rekening was gepind. De moeder van aangeefster is sinds 4 november 2013 opgenomen in het ziekenhuis en op 10 of 11 november 2013 is aangeefster voor het laatst in de woning geweest. Er was toen nog niet ingebroken. Op 14 november 2013 zag ze dat naast de achterdeur het kleine uitzetraam is geforceerd. De politie heeft haar laten zien dat het vervolgens door handreiking mogelijk is de achterdeur te openen. [8] Op 14 december 2014 wordt in het voertuig in gebruik bij [medeverdachte 1] een gesprek tussen [medeverdachte 1] en een onbekende man gevoerd. In dit gesprek geeft [medeverdachte 1] in het Engels aan dat hij samen met [verdachte] naar een woning is gegaan en dat hij daar met hem heeft ingebroken. Ze hebben daar goud en een bankpas weggenomen. Dit was een speciale bankpas van de ABN Amrobank, omdat dit een spaarrekening betrof. Omdat hij en [verdachte] geen auto hadden hebben ze vervolgens [medeverdachte 2] gebeld en ze zijn met hem naar [pleegplaats 3] gereden om te pinnen. Ze hebben 1.000 euro gepind en moesten toen een dag wachten, voordat ze opnieuw konden pinnen. De volgende dag bleek de bankpas te zijn geblokkeerd. Hij en [verdachte] hebben het gepinde bedrag en de opbrengst van het goud gelijkelijk verdeeld en [medeverdachte 2] heeft 100 euro ontvangen, omdat hij alleen had gereden en niet ingebroken. De politie heeft in het bedrijfsprocessensysteem gekeken naar inbraken waarbij een spaarpas van de ABN Amrobank is gestolen en waarbij 1.000 euro is gepind in [pleegplaats 3] . Enkel de aangifte van [slachtoffer 4] voldeed aan de zoekopdracht.
De politie heeft van aangeefster [slachtoffer 4] een bankafschrift ontvangen waarop staat dat op 14 november 2013 in totaal 1.000 euro was gepind bij de ABN Amrobank aan [straatnaam 1] te [pleegplaats 3] . Vervolgens zijn de camerabeelden door de politie bekeken die zijn gemaakt van de pintransactie in [pleegplaats 3] . Op deze beelden is te zien dat een persoon richting de pinautomaat liep. Deze persoon droeg zwarte gympen met een witte zool. In de inbeslaggenomen telefoon van [persoon 1] werd een foto aangetroffen van [medeverdachte 1] met soortgelijke gympen als op de camerabeelden. Geconstateerd werd dat het postuur van de pinner op de camerabeelden overeenkomt met het postuur van [medeverdachte 1] . [9] Verdachte heeft verklaard dat hij [medeverdachte 1] kent en dat hij in [pleegplaats 2] niemand anders kent met de naam [verdachte] . [10]
De rechtbank acht bewezen - in samenhang beschouwd met hetgeen hiervoor onder 1. bewezen is geacht ten aanzien van de persoon met de naam " [verdachte] " - dat verdachte de persoon is waarover [medeverdachte 1] in zijn auto spreekt en die met hem de woninginbraak heeft gepleegd.
Op grond van de voorgaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] voor zowel de woninginbraak als voor de diefstal met behulp van de gestolen pinpas voldoende is komen vast te staan. Hoewel bij de diefstal van het geldbedrag met behulp van de gestolen pinpas niet is gebleken van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht, ook gelet op het aandeel van verdachte in de buit, dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1., 3. en 4. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 20 augustus 2014 tot en met 21 augustus 2014 te [pleegplaats 1] in de gemeente Sûdwest-Fryslan, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan [adres 1] , aldaar, heeft weggenomen een gouden ring en een gouden horloge van het merk Rado, en een muntenverzameling van gouden tientjes en zilveren servetringen en andere gouden sieraden,
toebehorende [slachtoffer 2] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
3.
hij op 14 november 2013 te [pleegplaats 2] in de gemeente [pleegplaats 2] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan [adres 3] , aldaar, heeft weggenomen gouden sieraden, te weten: gouden armbanden en een gouden ring en een gouden halsketting, en bankpasjes met een bijbehorende pincode en een hoeveelheid geld, te weten 140 euro, toebehorende [slachtoffer 5] of [slachtoffer 6] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
4.
hij op 14 november 2013 te [pleegplaats 3] in de gemeente Franekeradeel, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pinautomaat aan [straatnaam 1] , aldaar, heeft weggenomen een hoeveelheid geld, te weten 1.000 euro, toebehorende [slachtoffer 5] , waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot
de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
3. diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot
de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
4. diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen
goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige schulduitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het reclasseringsadvies opgemaakt door Reclassering Nederland op 2 november 2015, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van twee woninginbraken en het pinnen met een uit een van deze woningen weggenomen creditcard. Uit het dossier blijkt dat er door de verdachten vooronderzoek werd gedaan naar de woningen en dat woningen werden uitgekozen waarvan de bewoners met vakantie waren of woningen waarvan er informatie was dat de bewoners niet aanwezig zouden zijn. Het betroffen vaak woningen van oudere personen, omdat deze personen vaak veel goud zouden hebben. Uit deze gang van zaken blijkt dat de verdachten planmatig te werk gingen bij de inbraken.
Het is een feit van algemene bekendheid dat een woninginbraak een enorme impact heeft op de bewoners en gevoelens van onrust en van onveiligheid met zich meebrengt. Naast materiële schade wordt bovendien een forse inbreuk gemaakt op de privacy van de bewoners en worden vaak persoonlijke en dierbare onvervangbare bezittingen meegenomen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij uit winstbejag heeft gehandeld en geen rekening heeft gehouden met hetgeen dit voor de slachtoffers betekent.
De rechtbank is van oordeel dat voor een ernstig feit als een woninginbraak een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt dient te zijn. Dit sluit ook aan bij de landelijke oriëntatiepunten.
Uit het reclasseringsadvies volgt dat verdachte geen vaste dagbesteding heeft en dat hij niet openstaat voor reclasseringscontact. De rechtbank acht van belang dat verdachte eerder met justitie in aanraking is geweest voor vermogensdelicten. Het onder 1. bewezenverklaarde feit is gepleegd nadat verdachte door de meervoudige strafkamer van deze rechtbank was veroordeeld voor vermogensdelicten tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. Deze veroordeling heeft hem niet weerhouden van het plegen van dit strafbare feit. De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte hoger beroep tegen dit vonnis heeft ingesteld en dat de veroordeling derhalve nog niet onherroepelijk is. Ten aanzien van het onder 3. en 4. bewezenverklaarde is door de veroordeling artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. De rechtbank zal hier in de strafmaat rekening mee houden.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden passend en geboden. Deze straf is lager dan door de officier van justitie is gevorderd, met name vanwege de omstandigheid dat er een grote samenhang is tussen de woninginbraak in [pleegplaats 2] en het pinnen met de hierbij weggenomen creditcard. De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen meerwaarde in een voorwaardelijk straf.

Benadeelde partij

[slachtoffer 7] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3. ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank stelt vast dat het voorgeschreven formulier door [persoon 2] is ondertekend. Bij de stukken bevindt zich geen uittreksel van de Kamer van Koophandel waaruit blijkt dat [persoon 2] bevoegd is om namens de benadeelde partij handelingen te verrichten. Tevens blijkt uit de stukken niet dat [persoon 2] hiertoe door de benadeelde is gemachtigd. De rechtbank zal daarom de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte 2. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1., 3. en 4. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Benadeelde partij

Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 7] in haar vordering niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme en mr. E.G.C. Groenendaal, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 december 2015.
Mr. E.G.C. Groenendaal is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Vlietstra
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Lootsma-Oude Nijeweme
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Zandstra-Alkema
locatie Leeuwarden,

Voetnoten

1.De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer Z-14-223-DEFPV-JUS-V001, V002, V003, V004, V005, gesloten op 23 maart 2015.
2.Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 23 augustus 2014, pagina's 288 en 289;
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 9 september 2014, pagina 291;
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , d.d. 22 december 2014, pagina 519 en 520;
5.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 3 december 2014, pagina's 294, 296 en 297;
6.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 4 december 2015;
7.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 29 december 2014, pagina's 298 t/m 300;
8.Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 18 november 2013, pagina's 422 t/m 425;
9.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 13 januari 2015, pagina's 444 t/m 449;
10.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 4 december 2015.