ECLI:NL:RBNNE:2015:6369

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2015
Publicatiedatum
20 april 2016
Zaaknummer
18.930131-15 ontn.
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel in drugszaken

Op 18 december 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Assen, uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een verdachte die was veroordeeld voor het dealen in harddrugs. De officier van justitie had een ontnemingsvordering ingediend, waarin werd verzocht om het bedrag vast te stellen dat de verdachte wederrechtelijk had verkregen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het door de verdachte genoten wederrechtelijk verkregen voordeel € 16.761,-- bedroeg, maar heeft uiteindelijk het bedrag dat aan de Staat moest worden betaald vastgesteld op € 6773,--. Dit bedrag is berekend op basis van een rapport dat de winst per dag en de duur van de dealperiode in rekening bracht.

Tijdens de zitting op 8 december 2015 zijn de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.B. Pieters, gehoord, evenals de officier van justitie, mr. S.M. von Bartheld. De rechtbank heeft de stukken van de strafzaak bestudeerd, waaronder het rapport over het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2014 tot 21 juni 2014 heeft gedeald in harddrugs, wat leidde tot de veroordeling van de verdachte.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die zich baseerde op het rapport van 14 april 2014, in overweging genomen. De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het dealen in harddrugs, maar heeft geen inhoudelijke opmerkingen gemaakt over de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Uiteindelijk heeft de rechtbank de ontnemingsvordering toegewezen en de verdachte verplicht om het geschatte bedrag van € 6773,-- aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals vastgelegd in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.930131-15 (ontnemingsvordering)
Uitspraak van de meervoudige kamer d.d. 18 december 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [woonadres] ,
verdachte.

1.Gang van zaken

1.1.
De officier van justitie heeft een ontnemingsvordering ingediend die ertoe strekt dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het door verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, lid 4 van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat aan verdachte de verplichting wordt opgelegd aan de Staat het geschatte voordeel tot een maximum bedrag van € 16.761,-- te betalen. De rechtbank verstaat dat de vordering is gebaseerd op lid 5 van voormeld artikel.
1.2.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken van de strafzaak tegen verdachte, waaronder het in het dossier opgenomen rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel.
1.3.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaats gehad op 08 december 2015 alwaar zijn gehoord:
- de verdachte bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen en
- de officier van justitie, mr. S.M. von Bartheld.

2.Motivering

2.1.
De rechtbank heeft bij vonnis van 18 december 2015 verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor onder andere het dealen in harddrugs in de periode van 01 januari 2014 tot 21 juni 2014.
2.2.
Op grond van voormelde veroordeling kan aan verdachte de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel dat verdachte door middel van of uit de baten van het bewezen verklaarde feit heeft genoten.
2.3.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte weder-rechtelijk verkregen voordeel heeft genoten uit de bewezen verklaarde strafbare feiten te weten het dealen in hard- en softdrugs tot een bedrag van € 16.761,--.
De officier van justitie heeft dat bedrag gebaseerd op het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel d.d. 14 april 2014.
2.4.
De raadsvrouw heeft vrijspraak het dealen in harddrugs bepleit en heeft geen inhoudelijke opmerkingen gemaakt met betrekking tot de door de officier van justitie aangehaalde berekening.
2.5.
De de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen dient beperkt tot worden tot het dealen in harddrugs nu de rechtbank verdachte heeft vrijgesproken van het dealen in softdrugs. De rechtbank heeft bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- de inhoud van voornoemd vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 18 december 2015, inhoudende een bewezenverklaring en bewijsmotivering onder bovenvermeld parketnummer tegen verdachte gewezen;
- het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel d.d. 14 april 2014, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] bij welk rapport wettige bewijsmiddelen zijn gevoegd en ten grondslag liggen aan de voordeelsberekening;
Op grond van voormelde bewijsmiddelen heeft verdachte wederrechtelijk voordeel genoten.
De rechtbank gaat bij de berekening van dat voordeel uit van voornoemd rapport en van de daarin berekende winst per dag en een dealperiode van 172 dagen.
Dat leidt tot de volgende berekening.
172 dagen x 39,38 euro per dag geeft een winst van € 6773,--.
Gelet hierop schat de rechtbank het door verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel op
€ 6773,--. Verdachte dient dat bedrag aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
2.6.
De op te leggen maatregel berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

3.Beslissing

De rechtbank stelt het bedrag waarop het door verdachte, door middel van of uit de baten van de bewezen verklaarde feiten, wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op
€ 6773,--en legt aan verdachte de verplichting op dat bedrag aan de Staat te betalen ter ontneming van het door verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel.
Aldus gegeven door mr. E. Läkamp, voorzitter, mrs. O.J. Bosker en J.G. de Bock, rechters, in tegenwoordigheid van D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 december 2015.