ECLI:NL:RBNNE:2015:6368

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2015
Publicatiedatum
20 april 2016
Zaaknummer
18.930078-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak na onvoldoende bewijs

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 18 december 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen jegens een slachtoffer. De zaak kwam voor de meervoudige kamer van de rechtbank in Assen, waar de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.B. Pieters, en het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. T. Akkerman. De tenlastelegging omvatte verschillende ontuchtige handelingen die de verdachte op of omstreeks 18 oktober 2014 zou hebben gepleegd tegen het slachtoffer.

Tijdens de zitting op 8 december 2015 werd het bewijs besproken. De officier van justitie stelde dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden, verwijzend naar de aangifte van het slachtoffer en verklaringen van getuigen. De verdediging betoogde echter dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte het slachtoffer had gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De verdachte ontkende de beschuldigingen en verklaarde dat de interactie met het slachtoffer consensueel was.

Na zorgvuldige overweging van het bewijs kwam de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende aanknopingspunten waren om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte het slachtoffer had gedwongen tot de ontuchtige handelingen. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten. Tevens werd de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen was. De kosten werden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.930078-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 december 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 december 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen .
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Akkerman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 oktober 2014 te [pleegplaats] , door geweld en/of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] (geboren [geboortedatum slachtoffer] ) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft verdachte onverhoeds, meermalen,
- [slachtoffer] vastgepakt en/of
- [slachtoffer] een tongzoen gegeven en/of geprobeerd haar een tongzoen te geven en/of
- met zijn lijf tegen [slachtoffer] aangehangen en/of
- geprobeerd met zijn handen onder het shirt en/of in de broek van [slachtoffer] te komen en/of
- [slachtoffer] betast aan haar borsten (over de kleding heen) en/of
- [slachtoffer] betast op haar (blote) buik (nadat hij haar t-shirt omhoog had gedaan);
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het ten laste gelegde;
- oplegging van 80 uren werkstraf subsidiair 40 dagen hechtenis;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schade-vergoedingsmaatregel;
- onttrekking aan het verkeer van het beslag.

Beoordeling van het bewijs

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht. De officier van justitie heeft daarbij verwezen naar de aangifte van [slachtoffer] , de verklaringen van [verklarende 1] en [verklarende 2] en het proces-verbaal van bevindingen van de politie.
Aangeefster verklaart over de handelingen die tegen haar wil hebben plaatsgevonden en de getuigen geven aan in welke gemoedstoestand aangeefster was toen zij zich weer bij hen voegde in [café] . Ook verbalisanten geven aan dat aangeefster overstuur was toen zij op het politiebureau was. Naar het standpunt van de officier van justitie is er voldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig dat de aangifte ondersteunt.
De raadsvrouw heeft betoogd dat niet kan worden bewezen dat verdachte aangeefster heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. Verdachte zocht in zijn restaurant toenadering tot aangeefster en heeft aangeefster daarbij wel aangeraakt en heeft haar op een gegeven moment gezoend. Aangeefster heeft die zoen beantwoord.
Hoewel aangeefster zich toen mogelijk realiseerde dat zij dit in feite allemaal niet wilde maakte zij dit niet kenbaar op een voor verdachte waarneembare wijze. Aangeefster gaf alleen aan dat zij terug wilde naar haar vrienden in [café] . Verdachte en aangeefster zijn vervolgens teruggegaan naar [café] . Daar heeft verdachte afscheid van aangeefster genomen en haar daarbij opnieuw gezoend.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
De rechtbank volgt de raadsvrouw in haar standpunt. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende aanknopingspunten om bewezen te kunnen verklaren dat verdachte aangeefster door geweld of een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen.
Verdachte heeft, zowel bij de politie als op de terechtzitting, ontkend dat hij aangeefster heeft aangeraakt op een wijze die zij niet wilde.
Verdachte heeft verklaard dat hij toenadering tot aangeefster zocht op het moment dat zij in zijn restaurant waren. Verdachte heeft aangeefster gezoend en aangeefster heeft die zoen beantwoord. Aangeefster geeft dit ook aan in haar informatieve gesprek met de politie. Vervolgens heeft aangeefster aangegeven dat zij terug wilde naar haar vrienden en verdachte stemde daarmee in.
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende gebleken van feitelijkheden waaruit verdachte kon en moest afleiden dat hij handelingen pleegde tegen de wil van aangeefster.
De rechtbank acht het ten laste gelegde derhalve niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

Benadeelde partij

De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mrs. E. Läkamp en J.G. de Bock, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 december 2015.