ECLI:NL:RBNNE:2015:6365

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 november 2015
Publicatiedatum
20 april 2016
Zaaknummer
18.720109-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van hennepteelt en -verwerking met rekening houdend met undue delay

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 20 november 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die werd beschuldigd van het medeplegen van het telen en aanwezig hebben van hennep. De verdachte, bijgestaan door mr. D. Uygul, werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door het openbaar ministerie, vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten van hennepteelt en -verwerking in de periode van 2012 tot en met 2013, waarbij de verdachte samen met anderen handelingen verrichtte die in strijd zijn met de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte bij de hennepkwekerij in [pleegplaats 1] betrokken was en daar werkzaamheden verrichtte, zoals het verzorgen van de planten en het oogsten. De rechtbank oordeelde dat de bijdrage van de verdachte aan de hennepteelt van voldoende gewicht was om medeplegen te kunnen vaststellen. De rechtbank heeft echter ook geoordeeld dat niet alle tenlastegelegde feiten bewezen konden worden, met name het derde feit, waarvoor de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank hield rekening met de 'undue delay' in de procedure, aangezien er meer dan twee jaar verstreken waren tussen de aanhouding van de verdachte en de dagvaarding. De rechtbank legde een taakstraf op van 100 uren, met vervangende hechtenis van 50 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De uitspraak benadrukt de ernst van de betrokkenheid bij de hennepteelt en de gevolgen daarvan voor de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720109-13
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 november 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 november 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D. Uygul, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode omvattende het jaar 2012 en/of het jaar 2013 (tot en met de maand augustus 2013) te [pleegplaats 1] , meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan of bij [adres 1] ) (telkens) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 699, althans een groot aantal, hennepplanten en/of delen daarvan
en/of hennepstekken en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode omvattende de maand januari 2013 tot en met de maand augustus 2013 te [pleegplaats 2] , in elk geval in de gemeente Franekeradeel, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan of bij [adres 2] te [pleegplaats 2] ) (telkens) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 58, althans een groot aantal,
hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode omvattende de maand augustus 2012 tot en met de maand augustus 2013 te [pleegplaats 2] , in elk geval in de gemeente Franekeradeel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan [adres 3] ), (telkens) een groot aantal henneptoppen, althans delen van hennepplanten, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
4.
hij in of omstreeks de periode omvattende het jaar 2012 (vanaf de maand november 2012) en/of het jaar 2013 (tot en met 27 augustus 2013) te [pleegplaats 3] , in elk geval in de gemeente Menameradiel, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of
(telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 4] en/of [adres 5] ) (telkens) (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (delen van) hennep(planten), in elk geval (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde;
- oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren;
- oplegging van de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij Reclassering Nederland en de verplichting om actief mee te werken met de reclassering naar het zoeken en behouden van dagbesteding;
- oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf van 140 uren subsidiair 70 dagen vervangende hechtenis met aftrek van het voorarrest.

Beoordeling van het bewijs

Door de raadsman is vrijspraak bepleit van het onder 1., 3. en 4. ten laste gelegde. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de rol van verdachte bij de hennepkwekerij in [pleegplaats 1] en vervolgens bij de verwerking van deze hennep in [pleegplaats 3] en [pleegplaats 2] zo gering is geweest dat geen sprake is van medeplegen.
De rechtbank overweegt het volgende. Indien een verdachte niet zelf de gehele delictomschrijving vervult kan hij toch onder specifieke voorwaarden strafrechtelijk aansprakelijkheid worden gesteld voor zijn betrokkenheid bij een strafbaar feit. In het geval van medeplegen houden deze voorwaarden vooral in dat sprake moet zijn geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen verricht. Of sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval.
Daarbij moet worden beoordeeld of de bijdrage die verdachte aan het delict heeft geleverd van voldoende gewicht is geweest (ECLI:NL:HR:2014:3474).
Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte bij de hennepkwekerij in [pleegplaats 1] samen met anderen van begin tot en met het einde van het hennepteeltproces betrokken is geweest. Deze hennepkwekerij was eigendom van anderen, maar verdachte was met enige regelmaat samen met [medeverdachte 1] aanwezig in deze hennepkwekerij en hij verrichtte daar werkzaamheden waarvoor hij betaald kreeg. Zo heeft hij hennepstekjes gezet, hij heeft de hennepplanten verzorgd en hij heeft meerdere malen geoogst. De rechtbank acht de bijdrage van verdachte bij het telen van voldoende gewicht om een bewuste en nauwe samenwerking bij het telen van de hennep bewezen te achten.
Uit de stukken blijkt voorts dat de hennep, die in de kwekerij in [pleegplaats 1] werd geoogst, naar een locatie in [pleegplaats 3] werd gebracht waar de hennep door meerdere knippers werd bewerkt. Verdachte heeft eenmaal op deze locatie de hennep bewerkt. De rechtbank acht bij dit delict de bijdrage van verdachte van voldoende gewicht om een bewuste en nauwe samenwerking van het bewerken en het aanwezig hebben van de hennep bewezen te achten. Verdachte was immers bij het gehele bewerkingsproces in [pleegplaats 3] betrokken en hij had deze hennep voorhanden. Tevens kreeg hij voor zijn werkzaamheden betaald.
De bewerkte hennep werd vervolgens vanuit [pleegplaats 3] naar een woning aan [straat] in [pleegplaats 2] gebracht om te drogen. De hennep werd daar derhalve bereid voordat het verkocht werd. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wellicht samen met een ander of anderen een aantal keren een ton met hennep van [pleegplaats 3] naar [pleegplaats 2] heeft gebracht, maar dat hij niet betrokken is geweest bij het drogen van de hennep. De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat het afleveren en vervoeren van de hennep van [pleegplaats 3] naar [pleegplaats 2] niet is ten laste gelegd. Het onder 3. ten laste gelegde is specifiek gericht op de handelingen in een pand aan [adres 3] te [pleegplaats 2] . De rechtbank is voorts, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij het bereiden van de hennep in deze woning. De rechtbank acht derhalve het onder 3. ten laste gelegde niet bewezen en zal verdachte hiervan vrijspreken.
De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 1. en 4. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1.
De door verdachte op de terechtzitting van 6 november 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben meerdere malen met [medeverdachte 1] naar de hennepkwekerij aan [adres 1] te [pleegplaats 1] geweest. Ik heb daar geoogst en de oogst in tonnen gedaan, zodat het vervoerd kon worden. Ik deed ook wel kleine klusjes in de hennepkwekerij, zoals blaadjes plukken ed. Tevens heb ik hennepstekjes gezet. Ik kreeg voor mijn werkzaamheden tien euro per uur betaald. Ik weet dat de man die daar woont [voornaam 1] heet.
Ik ben wel vaker met [medeverdachte 1] naar een pand aan [adres 4] in [pleegplaats 3] geweest. In dit pand bevond zich achter de garage van [medeverdachte 3] een ruimte waarin de hennep werd geknipt. Ik heb daar ook een keer samen met anderen een hennepoogst geknipt. Ik kreeg 75 euro voor het knippen van de hennep.
2.
De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer DOS-002-01, gesloten op 11 maart 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02DH 2012054763-155, d.d. 10 september 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant:
Op 27 augustus 2013 binnengetreden in een woning aan [adres 1] te [pleegplaats 1] . In de kelder werd een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. Er bleken meerdere afgeschermde ruimtes te zijn, waarin hennep werd gekweekt. Door mij werden ter plaatse 391 hennepplanten en 308 hennepstekken inbeslaggenomen.
2.2
een ambtsedig proces-verbaal, nummer V-002-02-12-068-002, d.d. 28 augustus 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [medeverdachte 2] :
Ik heb een scheidingswand in de kelder aangebracht, waardoor de kelder in twee gedeelten werd gedeeld. [medeverdachte 1] heeft het materiaal betaald en ik heb het gemaakt. Dat zal ongeveer twee jaar geleden gebeurd zijn. Bij die kleine hennepkwekerij waren [medeverdachte 1] en ik betrokken. [medeverdachte 1] onderhield deze kwekerij en heeft hem ingericht. Hij knipte ook de planten en mengde de voeding. Ik gaf de planten water. In deze kwekerij stonden ongeveer 100 planten.
Toen de tweede kwekerij was aangelegd was [medeverdachte 1] soms met een andere jongen in de kwekerij. Dit was een jongen genaamd [medeverdachte 4] . Hij hielp [medeverdachte 1] met het onderhouden en het oogsten van de kwekerij. Zij hielpen ook de stekjes te planten. Ik denk dat [medeverdachte 4] gemiddeld een keer per maand met [medeverdachte 1] kwam. Ik denk dat hij ongeveer een jaar en een paar maanden bij ons is gekomen. Een keer was [medeverdachte 4] samen met [verdachte] . Na enige tijd kwam [medeverdachte 4] niet meer mee. Toen kwam [verdachte] soms met [medeverdachte 1] mee om te helpen. Onze kwekerij werd onderhouden door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [verdachte] . Ik gaf de planten water en het laatste half jaar maakte ik de voeding. Het oogsten werd gedaan door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [verdachte] . Ik heb gezien dat deze opbrengst in grote plastic vaten werd gedaan met een draaibaar deksel.
2.3.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 12-068-V-001-03, d.d. 29 augustus 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [medeverdachte 1] :
De hennep werd ook wel geknipt in [pleegplaats 3] (= [pleegplaats 3] ). Dat is een garage van [medeverdachte 3] . In een ruimte beneden aan de achterzijde was een ruimte waar geknipt werd. We knipten daar met een vriendin van [medeverdachte 3] , een Bulgaars meisje, [voornaam 3] de broer van dat meisje, [persoon] en [medeverdachte 4] en [verdachte] .
2.4.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 12-068-V-004-03, d.d. 29 augustus 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [medeverdachte 4] :
Ik ben op de henneplocatie in [pleegplaats 1] geweest. Ik ben er samen met [medeverdachte 1] geweest. [voornaam 1] woonde daar. Toen in die tijd kwam ik daar gemiddeld één keer per maand. Wij hebben daar geoogst. Het was ik en [medeverdachte 1] of [medeverdachte 1] en [verdachte] . Ik heb nooit geoogst met [verdachte] . In de garage in [pleegplaats 3] daar werd geknipt. Ik heb daar ook wel geknipt.
Ik heb daar wel drie keer gezeten. Dan knipte ik wel wat planten. Dan heb ik het niet over 10 of 20. We zaten dan met een stuk of acht personen. Elke keer andere personen.
2.4.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 12-068-V-004-05, d.d. 29 augustus 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [medeverdachte 4] :
Na het oogsten gingen wij naar [pleegplaats 3] . Er werd al ongeveer anderhalf jaar geknipt op de locatie in [pleegplaats 3] .
De rechtbank past met betrekking tot het onder 2. ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 november 2015;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02HH 2012054763-159, d.d.
11 september 2013, inhoudende de verklaring van verbalisant.

Redengeving bewezenverklaring

De rechtbank acht de hiervoor in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen hierna bewezen is verklaard en de rechtbank heeft op grond daarvan heeft de overtuiging bekomen dat verdachte het hierna bewezen verklaarde heeft begaan. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1., 2. en 4. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode omvattende het jaar 2012 tot 27 augustus 2013 te [pleegplaats 1] , meermalen, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft geteeld, in een pand gelegen aan [adres 1] , een hoeveelheid hennepplanten en hennepstekken, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode omvattende de maand januari 2013 tot 27 augustus 2013 te [pleegplaats 2] , meermalen, tezamen en in vereniging met een ander, telkens opzettelijk heeft geteeld in een pand gelegen aan of bij [adres 2] te [pleegplaats 2] een hoeveelheid hennepplanten en
op 27 augustus 2013 te [pleegplaats 2] , tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand gelegen aan [adres 2] een hoeveelheid van in totaal 58 hennepplanten,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
hij in de periode vanaf de maand november 2012 tot 27 augustus 2013 te [pleegplaats 3] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bewerkt en
opzettelijk aanwezig heeft gehad, in een pand aan [adres 4] , een grote hoeveelheid (delen van) hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2.
ten aanzien van het telen:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het aanwezig hebben:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
4. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder B en C, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het reclasseringsadvies van het Leger des Heils opgemaakt op 8 oktober 2015, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk telen, bewerken en aanwezig hebben van hennep. Uit financiële nood heeft verdachte samen met een ander in een slaapkamer van zijn woning een hennepkwekerij ingericht. Verdachte en zijn medeverdachte hebben drie keer geoogst. Het betrof een kleine hennepkwekerij, maar verdachte heeft wel ten behoeve van deze kwekerij illegaal elektriciteit afgenomen. Voorts was verdachte betrokken bij de hennepteelt in een grote kwekerij in [pleegplaats 1] . Hij kreeg hier voor zijn werkzaamheden betaald. De oogst van deze kwekerij werd vervolgens op een andere locatie geknipt en verdachte heeft ook daar een keer samen met anderen hennep geknipt.
Het is algemeen bekend dat hennepteelt en de organisatie daar omheen overlast veroorzaakt door het illegale circuit waarmee het samengaat. Ten behoeve van de hennepkwekerijen
-waarbij verdachte betrokken was- werd de elektriciteit illegaal verkregen. Dit veroorzaakt doorgaans een gevaarlijke situatie voor de bewoners en de omwonenden. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich met deze illegale handel bezig hield.
De landelijke oriëntatiepunten voor hennepteelt gaan uit van een hennepkwekerij met één oogst en bieden derhalve onvoldoende houvast ter bepaling van een straf voor de strafbare feiten, zoals deze door verdachte zijn gepleegd. Door de officier van justitie is een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaren en een onvoorwaardelijke taakstraf van 140 uren geëist.
De rechtbank stelt, evenals de officier van justitie, vast dat er sprake is van undue delay. Verdachte is voor de delicten in verzekering gesteld en vervolgens zijn er meer dan twee jaren voorbijgegaan voordat verdachte werd gedagvaard. De officier van justitie heeft hiermee in zijn strafeis uitdrukkelijk rekening gehouden. Tevens heeft hij in zijn strafeis rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte nog niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld.
De rechtbank acht de gevorderde taakstraf, gelet op de ernst van de strafbare feiten, in beginsel passend en geboden. De rechtbank zal de omvang van het op te leggen aantal uren taakstraf echter beperken, gelet op het feit dat de rechtbank één feit minder bewezen acht dan de officier van justitie en gelet op het aandeel van verdachte in de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal verdachte voorts geen voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte de afgelopen twee jaren heeft aangetoond dat hij geen voorwaardelijke straf en begeleiding nodig heeft om hem te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht,
en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1., 2. en 4. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 100 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uren per dag inverzekeringstelling.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. I.M. Dölle en mr. L.W. Janssen, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 november 2015.
Mr. L.W. Janssen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Lootsma-Oude Nijeweme
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Dölle
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Zandstra-Alkema
locatie Leeuwarden,