ECLI:NL:RBNNE:2015:6361

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2015
Publicatiedatum
19 april 2016
Zaaknummer
18.830314-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van amfetamine en exploitatie van een hennepkwekerij

Op 18 december 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit van amfetamine en het exploiteren van een hennepkwekerij. De verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en thans gedetineerd in [verblijfplaats], was aanwezig op de zitting, bijgestaan door zijn advocaat mr. H.P. Eckert. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. H.H. Louwes. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 95,737 gram amfetamine op 13 november 2015 in de gemeente Veendam, en het telen van meer dan 30 gram hennep in de periode van 1 juli 2015 tot en met 13 november 2015.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte bekend heeft met de feiten en dat er voldoende bewijs is geleverd door de verklaringen van verbalisanten en de verdachte zelf. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met bijzondere voorwaarden waaronder een klinische opname in een instelling voor verslavingszorg. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en zijn verslaving aan amfetamine. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 8 maanden geëist, maar de rechtbank besloot af te wijken van deze eis en de verdachte een kans te geven om zijn leven te beteren.

Daarnaast heeft de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf, omdat deze niet onverwijld was ingediend. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter mr. C.P. van Gastel was, samen met mr. E. Läkamp en mr. J.J. Schoemaker. De uitspraak is openbaar gedaan en de verdachte is in de gelegenheid gesteld om zich te laten behandelen voor zijn verslaving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummers 18/830314-15 en 18/670322-12 (vordering na vv)
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 december 2015 in de zaken van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 december 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.P. Eckert, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.H. Louwes.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 november 2015, in de gemeente Veendam, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 95,737 gram, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende Amfetamine, zijnde Amfetamine een middel als bedoeld
in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2015 tot en met 13 november 2015,
althans in het jaar 2015, in de gemeente Veendam, tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen opzettelijk heeft geteeld en/of bereid
en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt
en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 1 juli
2015 tot en met 13 november 2015, althans in het jaar 2015, in de gemeente
Veendam met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld
en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig
heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres] ) een
hoeveelheid hennep en/of een aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk
geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal
bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf verdachte toen en aldaar,
meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest,
door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de
teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 3 maanden
voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, en met een proeftijd van 3 jaar;
- oplegging van de bijzondere voorwaarden van meldplicht, alsmede een klinische opname in
het IMC of een soortgelijke instelling;
- tenuitvoerlegging van de op 14 maart 2013 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf
voor de duur van 6 maanden.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de raadsman van verdachte, het onder
1. en 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Nu verdachte hetgeen de rechtbank onder 1 en 2 primair bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte, ter terechtzitting afgelegd;
  • de verklaring van [verbalisant 1]
- de verklaring van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] [2] ;
- de verklaring van [verbalisant 4] [3] [verbalisant 4]

Redengeving bewezenverklaring

De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen bewezen is verklaard en op grond daarvan heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 13 november 2015, in de gemeente Veendam, opzettelijk aanwezig heeft gehad 95,737 gram, van een materiaal bevattende Amfetamine, zijnde Amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 1 juli 2015 tot en met 13 november 2015, in de gemeente Veendam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt en verkocht en afgeleverd, een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De verdachte zal van het onder 1 en 2 primair meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Onder 1) opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Onder 2 primair) medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 1 december 2015 waaruit blijkt dat de verdachte meermalen voor soortgelijke feiten is veroordeeld, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Bij verdachte is een hoeveelheid van ruim 95 gram harddrugs, te weten amfetamine aangetroffen. Tevens heeft verdachte meegewerkt om een hennepkwekerij in zijn woning in [pleegplaats] aan te (laten) leggen en te exploiteren. Verdachte heeft erkend dat hij met een ander de hennepplanten in de groeitent heeft geplaatst en dat hij de hennepplanten ook heeft geknipt. De handel in hard- en softdrugs gaat vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit.
Verdachte is ernstig verslaafd aan amfetamine en lijkt gemotiveerd om aan zijn verslaving te werken. Hij heeft ter terechtzitting aangegeven te zullen meewerken aan een klinische behandeling. De rechtbank biedt verdachte daarom een laatste kans zijn leven een andere wending te geven. De rechtbank zal om die reden afwijken van de eis van de officier van justitie en aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, met de bijzondere voorwaarde dat hij zich ter behandeling zal laten opnemen in het IMC of een soortgelijke intramurale instelling. Verdachte dient zich op 25 januari 2016 om 10.00 uur te melden bij het [IMC] .

Inbeslaggenomen goederen

Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij afstand heeft gedaan van de onder hem in beslag genomen goederen en dat hij daarvoor een afstandsverklaring heeft getekend. Deze afstandsverklaring is niet in het definitieve proces-verbaal opgenomen, maar bevindt zich wel in het proces-verbaal van voorgeleiding. Op grond van het voorgaande zal de rechtbank geen beslissing nemen.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 14 maart 2013, gewezen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 3 jaren.
De officier van justitie heeft op 16 november 2015 bij de rechter-commissaris te Groningen een vordering voorlopige tenuitvoerlegging ingediend. De rechter-commissaris heeft op
16 november 2015 de voorlopige tenuitvoerlegging bevolen van de hiervoor genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf. Vervolgens heeft de officier van justitie bij vordering d.d.
1 december 2015 de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke gevangenisstraf gevorderd.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting verzocht het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk te verklaring in de vordering tot tenuitvoerlegging, omdat deze vordering niet onverwijld is ingediend. De rechtbank overweegt dat een dergelijke vordering op grond van artikel 14fa Sr. onverwijld moet worden ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank is van een onverwijlde indiening in dit geval geen sprake, nu verdachte op 16 november 2015 is aangehouden en de vordering tenuitvoerlegging pas op 1 december 2015 is ingediend. De rechtbank zal de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14j, 27, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.

Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaar, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd bij de reclassering van Verslavingszorg Noord-Nederland te Groningen, Canadalaan 1, 9728 EA Groningen, zal melden, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • dat de veroordeelde zich op 25 januari 2016 zal laten opnemen in het [IMC] , of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
18/670322-12:
Verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in haar vordering.
Beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.P. van Gastel, voorzitter, mr. E. Läkamp en mr.
J.J. Schoemaker, rechters, bijgestaan door A.D. Brinkman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 december 2015.
Mr. Van Gastel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.op pag. 6 van het proces-verbaal van politie Eenheid Noord-Nederland, PL0100-2015333012 (het PV)
2.op pag. 27 ev van het PV
3.op pag. 35 van het PV