ECLI:NL:RBNNE:2015:6359
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot vermindering of nihilstelling van een in het buitenland opgelegde beslissing tot confiscatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 13 november 2015 uitspraak gedaan op een verzoek van de veroordeelde tot matiging of nihilstelling van een in het buitenland opgelegde confiscatie van € 1.000.000,00. Dit verzoek was ingediend op basis van artikel 577b van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank heeft vastgesteld dat de confiscatie door de rechtbank te Espoo, Finland, op 23 november 2010 was opgelegd en door Nederland wordt erkend en ten uitvoergelegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie (WWETGC) van toepassing is, en dat de rechtbank Noord-Nederland de bevoegde instantie is voor de behandeling van dergelijke verzoeken.
De rechtbank heeft in haar motivering aangegeven dat artikel 22 van de WWETGC bepaalt dat de beslissing tot confiscatie overeenkomstig artikel 577b, eerste lid, en 577c Sv ten uitvoer wordt gelegd. De rechtbank heeft ook verwezen naar het Kaderbesluit nr. 2006/783/JBZ, dat de basis vormt voor de WWETGC, en heeft benadrukt dat de materiële gronden van de beslissing tot confiscatie niet kunnen worden aangevochten in de tenuitvoerleggingsstaat.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de veroordeelde niet in zijn verzoek kan worden ontvangen, omdat de relevante bepalingen van de WWETGC en het Kaderbesluit duidelijk zijn en er geen aanleiding is voor prejudiciële vragen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er de mogelijkheid bestaat om gratie te verzoeken voor straffen en maatregelen opgelegd in andere lidstaten van de Europese Unie. De rechtbank heeft de veroordeelde dan ook niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.