1.2.een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0200-2014111221-7, d.d. 29 april 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van [verbalisant 8] :
Er is op 4 december 2014 een mobiele telefoon in beslaggenomen bij de verdachte [medeverdachte] .
De telefoon is van het merk Samsung S4 met [telefoonnummer 2] . De telefoon werd digitaal uitgelezen en telefoongegevens werden door mij bekeken en gelezen.
Ik zag tijdens het onderzoeken van deze telefoongegevens dat de [verdachte] en de [medeverdachte] communiceerden via WhatsApp en dat zij spraken over het uitgeven en halen van vals geld.
Ik zag in de WhatsApp berichten van begin oktober 2015 tot begin november 2015 waarbij de [verdachte] gebruik maakte van het [telefoonnummer 1] en de [medeverdachte] maakte gebruik van het [telefoonnummer 2] .
Als WhatsApp-naam maakt de [verdachte] gebruik van [naam 1] en de [medeverdachte] maakte gebruik van de [naam 2] .
Vanaf begin oktober wordt er tussen de [verdachte] en de [medeverdachte] gesproken dan wel geschreven over het uitgeven van vals geld.
Op 3 oktober 2014 vertelden ze dat ze buiten [pleegplaats 2] moeten gaan om geld om te wisselen, omdat ze waarschijnlijk op zullen gaan vallen. De [medeverdachte] vertelde dat hij veel had besteld en dat de bezorgers nu misschien wel in de gaten zouden hebben dat ze met vals geld waren betaald.
De [verdachte] vertelde dat hij ook wat had besteld en dat hij de bezorger geld had gegeven maar dat de bezorger kon niet wisselen. De [verdachte] vertelden dat hij tegen de bezorger had gezegd dat hij kleingeld ging halen maar dat hij niet weer terug was gegaan om die bezorger te betalen. De [medeverdachte] vertelde aan de [verdachte] dat hij ze voorzichtig moeten doen, dat ze niet steeds op de zelfde plaats vals geld uit moeten gaan geven. Omdat ze dan waarschijnlijk herkent zullen worden als “die blanke en die zwarte”.
Op 4 oktober 2014 vertelde de [medeverdachte] aan de [verdachte] dat ze wel 3 ‘doezoe” of meer hebben uitgegeven die afgelopen week. Doezoe betekent in straattaal duizend. Dat zou betekenen dat de [medeverdachte] en de [verdachte] meer dan 3000 euro aan vals geld hebben uitgegeven volgens eigen zeggen. De [medeverdachte] vertelde dat hij bang is dat er allemaal meldingen binnen gaan komen bij de ‘popo’. ‘Popo’ betekent politie in straattaal. De [verdachte] vertelde dat hij veel nepgeld heeft uitgegeven en dat hij de volgende dag nieuwe wil gaan halen. Hij geeft aan dat hij veel van 20 wil. Hiervoor wil hij naar Damsko gaan. ‘Damsko’ betekent in straattaal Amsterdam. De [verdachte] vertelde dat hij de dag erop naar [plaats 1] wil gaan om daar op de markt hun ding te doen. Hij stelde voor om een paar meisjes mee te nemen die voor hun het geld gaan wisselen en dat zij minder opvallen.
De [verdachte] vertelde dat ze na het weekend beter over konden gaan om via Marktplaats hun ding te gaan doen, zodat zij sneller hun geld konden omwisselen. Tevens vertelde de [verdachte] dat hij voldoende had om weer geld te gaan halen.
De [verdachte] geeft aan dat ze beter anderen voor hun het geld om laten wisselen. Omdat zij, [verdachte] en [medeverdachte] , er nog lang mee door zullen gaan. De [verdachte] vertelde dat hij net weer 50 Barki had omgewisseld. Barki betekent in straat taal 100 euro.
Op 4 oktober 2014 werd de [medeverdachte] enigszins boos op de [verdachte] . Uit de gesprekken bleek dat de [verdachte] betrapt was bij het uitgeven van vals geld. Tevens gaf de [medeverdachte] aan dat ze toch beter op Markplaats over kunnen gaan om hun ding te doen en te pakken wat er te pakken valt. De [verdachte] vertelde dat hij bij een snackbar was geweest en dat ze daar hadden ontdekt dat hij met vals geld had betaald.
Op 7 oktober 2014 vertelde de [verdachte] dat hij bij de Jumbo 20 euro wilde om wisselen maar dat de medewerkster zei dat het vals was. De [verdachte] had gezegd dat hij dat niet wist en had een vals naam opgegeven aan die medewerkster.
Op 13 oktober 2014 vertelde de [medeverdachte] dat zijn buurman hem had verlinkt. De [medeverdachte] had namelijk eten besteld en had de bezorger met vals geld betaald. De bezorger was terug gekomen om verhaal te halen. De buurman had tegen de bezorger gezegd dat hij wel wist wie het eten had besteld en riep de naam van [medeverdachte] naar boven. [medeverdachte] was naar beneden gegaan en had de bezorger alsnog betaald. De [verdachte] geeft aan dat het niet een slimme actie van de [medeverdachte] was. Hij moest geen dingen op zijn huis adres doen. Zijn [naam buurman medeverdachte] vond hij een verklikker.
Voorts vertelde de [verdachte] dat de [medeverdachte] niet moet vergeten wat er in [plaats 2] was gebeurd toen de bezorgers ook terug kwamen en dat de [medeverdachte] blij moet zijn dat de politie er niet bij is gehaald.
Uit de gesprekken tussen de [verdachte] en [medeverdachte] is gebleken dat als zij voldoende echt geld hebben zij nieuw vals geld gaan halen. Hierbij werd dan regelmatig de naam Damsko, wat Amsterdam betekent, genoemd om vals geld te halen. Tevens wordt er een adres geappt zijnde [adres 3] , volgens het bedrijfsprocessensysteem is dit een bestaand adres in Amsterdam.
Op 27 oktober 2014 vroeg de [verdachte] aan de [medeverdachte] of hij al weer geld was gaan halen en of dat hij wilde gaan halen.
Op [nummer 5] oktober 2014 zei de [medeverdachte] dat hij naar Amsterdam kon en dat hij genoeg geld had.
Op 3 oktober 2014 heeft de [medeverdachte] een WhatsApp-gesprek met een vrouw. Zij maakt gebruikt van het [telefoonnummer 3] . Uit het bedrijfsprocessensysteem van de politie blijkt dat dit telefoonnummer in gebruik is bij [medeverdachte 5] , geboren op [geboortedatum 3] te [geboorteplaats 2] , woonachtig [woonadres] te [pleegplaats 2] . Zij vertelde aan de [medeverdachte] dat zij op de markt betrapt was met vals geld. Zij vertelde dat er één briefje inbeslaggenomen was en dat ze de andere nog had. Zij vertelde eveneens dat de politie erbij was gekomen. Van [medeverdachte 5] is bekend dat zij de vriendin is of is geweest van de broer van de [medeverdachte] , genaamd [naam broer medeverdachte] .
Op 4 oktober 2014 heeft de [medeverdachte] een WhatsApp-gesprek met een persoon die blijkt te zijn [medeverdachte 6] . [medeverdachte 6] maakt gebruik van de WhatsApp-naam Geenidee en het [telefoonnummer 4] . Uit het bedrijfsprocessensysteem blijkt dit nummer op naam te staan van [medeverdachte 6] .
In dit gesprek vertelde de [medeverdachte] dat het nu te hot was na de avond ervoor. Hij en zijn vrienden hadden wel 1000 Euro ingewisseld. Waarna [medeverdachte 6] zegt dat men er wel achter moet komen op zo’n avond krijgen ze zoveel geld.
Tevens heb ik [verbalisant 8] een foto aangetroffen die gemaakt is met camera van de inbeslaggenomen telefoon zoals hierboven omschreven. De foto is gemaakt op 6 oktober 2014 en lijkt op een nieuw stapeltje papiergeld. Het geld is verpakt in doorzichtig folie.