ECLI:NL:RBNNE:2015:6355

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 december 2015
Publicatiedatum
18 april 2016
Zaaknummer
18.730227-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vals geld, diefstal en overtreding van de Opiumwet

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 3 december 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De verdachte heeft opzettelijk meermalen vals geld uitgegeven, wetende dat de bankbiljetten vals waren. Daarnaast heeft hij samen met mededaders verschillende winkeldiefstallen gepleegd en brandstof gestolen uit vrachtauto's. Ook is de verdachte in het bezit geweest van en heeft hij cocaïne en XTC-pillen met amfetamine vervoerd en verstrekt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandelprogramma voor verslavingszorg. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de schade die hij heeft veroorzaakt. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de ernst van de gepleegde delicten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730227-15
ter berechting gevoegde parketnummers 18/730322-15, 18/730271-15 en 18/730193-15
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/720301-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 3 december 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd te [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 november 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.J.P.M. Grijmans, advocaat te Bolsward.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.F. Hoekstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 18/730227-15:
1.
hij op of omstreeks 17 juli 2015 te [pleegplaats 1] , (althans) in de gemeente De Fryske Marren en/of te [pleegplaats 2] , althans in de gemeente Leeuwarden en/of te [pleegplaats 3] , althans in de gemeente Franekeradeel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer bankbiljetten van E 50,- als echt en onvervalst heeft uitgegeven en/of heeft doen uitgeven en/of heeft ontvangen en/of heeft vervoerd en/of in voorraad heeft gehad die verdachte en/of zijn mededaders zelf hebben nagemaakt en/of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing verdachte en/of zijn mededaders, toen hij/zij die bankbiljetten ontvingen, bekend was;
2.
A.
hij op of omstreeks 17 juli 2015 te [pleegplaats 3] , (althans) in de gemeente Franekeradeel en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
en
B.
hij op of omstreeks 17 juli 2015 te [pleegplaats 3] , (althans) in de gemeente Franekeradeel en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal) 95 (zogenoemde) XTC-pillen, althans (in totaal) (ongeveer) 35,35 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij (op verschillende data en/of tijdstippen) in of omstreeks de periode van 27 maart 2015 tot en met 6 april 2015 te [pleegplaats 2] , althans in de gemeente Leeuwarden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) als echt(e) en onvervalst(e) bankbiljet(ten) heeft uitgegeven, te weten: een of meer bankbiljet(ten) van 20 euro en/of 50 euro, dat/die verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zelf had(den) nagemaakt en/of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing verdachte en/of zijn medeverdachte(n), toen hij/zij dat/die bankbiljet(ten) ontving(en) (telkens) bekend was;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
A.
hij op of omstreeks 6 april 2015 te [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (tijdens [evenement] in [locatie 1] , gelegen aan of bij de [weg 1] , aldaar) een of meer valse en/of vervalste bankbiljet(ten) van 20 euro heeft uitgegeven;
en/of
B.
hij op of omstreeks 3 april 2015 te [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (in het centrum te weten: in winkelcentrum " [locatie 5] " en/of op of aan de [locatie 2] , aldaar,) een of meer valse en/of vervalste bankbiljet(ten) van 20 euro heeft uitgegeven;
en/of
C.
hij op of omstreeks 2 april 2015 te [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (in (een) winkel(s) aan of bij [locatie 3] en/of de [straat 1] , aldaar,) een of meer valse en/of vervalste bankbiljet(ten) van 20 euro en/of 50 euro heeft uitgegeven;
en/of
D.
hij op of omstreeks 1 april 2015 te [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (in het [Medisch Centrum] , gelegen aan of bij de [weg 2] , aldaar,) een of meer valse en/of vervalste bankbiljet(ten) van 20 euro heeft uitgegeven;
en/of
E.
hij op of omstreeks 27 maart 2015 te [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (in [apotheek] , gelegen aan of bij de [straat 2] , aldaar,) een of meer valse en/of vervalste bankbiljet(ten) van 50 euro heeft uitgegeven;
en/of
F.
hij op of omstreeks 5 april 2015 te [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (in buurthuis van [wijkcentrum] , gelegen aan of bij de [straat 3] , aldaar,) een of meer valse en/of vervalste bankbiljet(ten) van 20 euro en/of 50 euro heeft uitgegeven;
4.
hij in of omstreeks de periode van 28 november 2014 tot en met 29 november 2014 te [pleegplaats 4] , (althans) in de gemeente Tytsjerksteradiel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een of meer voertuigen (te weten vrachtauto's) heeft weggenomen (een) hoeveelhe(i)d(en) brandstof ( te weten: diesel) ((in totaal) ongeveer 300 liter), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5.
hij in of omstreeks de periode van 30 november 2014 tot en met 4 december 2014 te [pleegplaats 4] , (althans) in de gemeente Tytsjerksteradiel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een of meer voertuigen ( te weten: vrachtauto's) heeft weggenomen (een) hoeveelhe(i)d(en) brandstof (te weten: diesel) ((in totaal) ongeveer 2000 liter), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
6.
hij in of omstreeks de periode van 19 september 2014 tot en met 26 september 2014 te [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente Leeuwarden , meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in/uit een winkel (gelegen aan of bij de [straat 4] , aldaar) (ondermeer) voedingsmiddelen en/of condooms en/of multivitaminen en/of cosmetica, in elk geval enig(e) goed(eren), (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan ( [winkelbedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
7.
hij op of omstreeks 7 oktober 2014 te [pleegplaats 5] , (althans) in de gemeente Súdwest-Fryslân, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk (een) als echt(e) en onvervalst(e) bankbiljet(ten) heeft uitgegeven, te weten: (een) bankbiljet(ten) van 50 euro, dat/die verdachte zelf heeft nagemaakt en/of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing verdachte, toen hij dat/die bankbiljet(ten) ontving, bekend was;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
A.
hij op of omstreeks 7 oktober 2014 (omstreeks 22.00 uur) te [pleegplaats 5] , (althans) in de gemeente Súdwest-Fryslân, opzettelijk (voor de betaling van een pizza bij/voor [horecabedrijf 1] ) een vals of vervalst bankbiljet(ten) van 50 heeft uitgegeven;
B.
hij op of omstreeks 7 oktober 2014 (omstreeks 19. 30 uur) te [pleegplaats 5] , (althans) in de gemeente Súdwest-Fryslân, opzettelijk (voor de betaling van een pizza bij/voor [horecabedrijf 2] ) een vals of vervalst bankbiljet(ten) van 50 heeft uitgegeven;
in de zaak met parketnummer 18/720301-15:
1.
hij op of omstreeks 23 september 2015 te [pleegplaats 2] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een coffeeshop (gevestigd aan of bij de [straat 5] , aldaar,) heeft weggenomen een mobiele telefoon (van het merk I-Phone), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 25 september 2015 te [pleegplaats 2] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 12 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 21 september 2015 te [pleegplaats 2] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- ( uit een woning gelegen aan of bij het [adres 1] een contactsleutel van een (personen)auto (van het merk Ford, type Focus) en/of
- een (personen)auto (van het merk Ford, type Focus),
in elk geval (telkens) enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen (personen)auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten de (eerdere weggenomen) contactsleutel van die (personen)auto uit de woning van die [slachtoffer 3] ;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 21 september 2015 tot en met 25 september 2015, te [pleegplaats 2] opzettelijk een (personen)auto (van het merk Ford, type Focus), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als een geleende (personen)auto, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij te [pleegplaats 2] in of omstreeks de periode van 21 september 2015 tot en met 25 september 2015 opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (personenauto (van het merk Ford, type Focus)), toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, als bestuurder heeft gebruikt op de weg, het [adres 1] en/of een of meerdere (andere) wegen in [pleegplaats 2] , in elk geval op een of meerdere weg(en).
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 18/720301-15 onder 3. primair en 3. subsidiair ten laste gelegde;
- veroordeling voor het in de zaak met parketnummer 18/730227-15 onder 1., 2.A, 2.B, 3. primair, 4., 5., 6. en 7.primair en het in de zaak met parketnummer 18/720301-15 onder 1., 2. en 3. meer subsidiair ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- oplegging van de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij Verslavingszorg Noord Nederland (hierna: VNN), een ambulante behandelverplichting bij de Forensische Poli van VNN, het meewerken aan urinecontroles, meewerken aan referentenonderzoek en het verlenen van toestemming aan de reclassering om informatie uit te wisselen met zijn familie;
- toewijzing van de vordering van de [benadeelde partij 1] tot een bedrag van € 60,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag;
- toewijzing van de vordering van de [benadeelde partij 2] tot een bedrag van
€ 80,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag;
- toewijzing van de vordering van de [benadeelde partij 3] tot een bedrag van € 80,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van €550,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag.

Beoordeling van het bewijs

Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730227-15 onder 1., 3. en 7. ten laste gelegde
Overweging rechtbank
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 18/730227-15 onder 1., 3. en 7. ten laste gelegd dat hij zich primair schuldig heeft gemaakt aan -kort gezegd- het uitgeven van vals geld, terwijl hij op het moment dat hij die bankbiljetten ontving, bekend was met de valsheid daarvan.
Op grond van de hierna opgenomen bewijsmiddelen, opgenomen onder het bewijsmiddelenoverzicht A, acht de rechtbank bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periodes al dan niet in vereniging met een ander of anderen vals geld heeft uitgegeven.
Op basis van de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in bewijsmiddelenoverzicht B in onderlinge samenhang bekeken, stelt de rechtbank vast dat verdachte telkens bekend was met de valsheid van deze bankbiljetten op het moment dat hij ze ontving.

Bewijsmiddelenoverzicht A.

De rechtbank past bij de beoordeling van het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730227-15 onder 1. ten laste gelegde
1. De door verdachte op de terechtzitting van 19 november 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik reed op 17 juli 2015 in mijn auto van [pleegplaats 2] naar [pleegplaats 1] en naar [pleegplaats 3] .
Ik zat in de auto met [medeverdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] zat achter mij.
2. De inhoud van een zaaksdossier, proces-verbaalnummer 2015207383, gesloten op 22 september 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015207383-6, d.d. 17 juli 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Omstreeks 13:34 uur hoorde ik, [verbalisant 1] , van de dienstdoende dagcoördinator van team Leeuwarden dat er zojuist in [pleegplaats 1] gepoogd was te betalen met vals geld. Daarbij was weggereden in een zwarte Volkswagen Polo, voorzien van het [kenteken 1] . Het is mij ambtshalve bekend dat dit voertuig in gebruik is bij de mij ambtshalve bekende [verdachte] . Het voertuig is tot stilstand gebracht te [pleegplaats 3] . Hierop zijn de inzittenden aangehouden.
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015207383-13, d.d. 17 juli 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
Op 17 juli 2015 hebben wij de in beslag genomen auto, een zwarte Volkswagen Polo, met het [kenteken 1] , doorzocht. We hebben in beslag genomen:
Wat: 13 valse briefjes van 50,00 euro voorzien van serienummers
4x S11175422611
5x S21175422677
3x S41175422641
1x S23175422323
Waar: op de vloer van de zitplaats achter de bestuurder.
2.3.
een kennisgeving van inbeslagneming, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Inbeslagneming:
Datum : 17 juli 2015
Omstandigheden : goederen zijn aangetroffen in het voertuig waar de verdachten in reden vlak voor hun aanhouding
Goednummer : PL0100-2015207383-571154
Bijzonderheden : 1 vals briefje van 50 euro
Serienummer : S23175422323
Goednummer : PL0100-2015207383-571155
Bijzonderheden : 3 valse briefjes van 50 euro
Serienummer : S41175422641
Goednummer : PL0100-2015207383-571156
Bijzonderheden : 4 valse briefjes van 50 euro
Serienummer : S11175422611
Goednummer : PL0100-2015207383-5711588
Bijzonderheden : 5 valse briefjes van 50 euro
Serienummer : S21175422677
2.4.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015207383-49, d.d. 24 juli 2015 opgemaakt in -wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van [verbalisant 5] ::
Op 24 juli 2015 ontving ik, werkzaam als forensisch onderzoeker documentenonderzoek, bankbiljetten waarvan vermoed werd dat ze vals of vervalt waren, namelijk:
- Goednummer: PL0100-2015207383-571154
Aantal bankbiljetten: 1
Serienummer S23175422323/J032F1
- Goednummer: PL0100-2015207383-571155
Aantal bankbiljetten: 3
Serienummer S41175422641/J032F1
- Goednummer: PL0100-2015207383-571156
Aantal bankbiljetten: 4
Serienummer S11175422611/J032F1
- Goednummer: PL0100-2015207383-571158
Aantal bankbiljetten: 5
Serienummer: S2115422677/J032F1
Bij het door mij ingestelde onderzoek aan de falsificaten, zag ik dat, onder andere, de navolgende echtheidskenmerken ontbraken:
- de gebruikte reproductietechniek wijkt af van het origineel;
- het originele watermerk ontbreekt in het papier;
- de originele veiligheidsdraad ontbreekt in het papier.
Het onderzoek wees uit dat de bankbiljetten vals waren.
2.5.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015207383-36, d.d. 18 juli 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [medeverdachte 2] :
V: vraag verbalisanten
A: antwoord verdachte
V: Wat is er met het geld gebeurd toen de politie achter jullie aan kwam rijden?
A: Dat geld is aan [medeverdachte 3] gegeven.
V: Door wie?
A: Via [verdachte] naar [medeverdachte] naar [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 3] .
Ik zag een prop met geld lijkend op 50 eurobiljetten van [verdachte] naar [medeverdachte] ging en dan langs de portieren naar [medeverdachte 1] dan onder mijn benen door naar [medeverdachte 3] .
2.6.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL010,0-2015207383-33 d.d. 18 juli 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [medeverdachte 3] :
[verdachte] gaf zijn geld aan [medeverdachte] . [medeverdachte] gaf het geld aan [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] gaf het geld aan mij. Dit deed hij onder de benen van zijn vriendin door. [verdachte] of [medeverdachte] zei tegen mij dat ik het onder de bank moest stoppen. Ik heb dat gewoon gedaan. Ik heb het onder de bank van [verdachte] gestopt.
------
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730227-15 onder 3. primair ten laste gelegde
1. De door verdachte op de terechtzitting van 19 november 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was op 5 april 2015 in het buurthuis van [wijkcentrum] , gelegen aan de [straat 3] , in [pleegplaats 2] met mijn toenmalige vriendin [medeverdachte 4] . Ik heb haar bankbiljetten van 20 en 50 euro gegeven om munten te kopen die zij kon gebruiken voor de aankoop van drank.
2. De inhoud van een zaaksdossier, proces-verbaal nummer 2015097294, gesloten op 12 juni 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, proces-verbaal nummer PL0100-2015099454-1, d.d. 8 april 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [persoon 6] namens [wijkcentrum] :
Op 5 april 2015 was ik in het buurthuis van [wijkcentrum] te [pleegplaats 2] . Op 8 april 2015 wilde ik de opbrengst van deze avond storten bij de automaat van de ING Bank. Op een gegeven ogenblik gaf de automaat de melding dat vierhonderdvijftig euro niet kon worden verwerkt.
Thuis heb ik de bankbiljetten die ik niet via de automaat kon storten gecontroleerd op echtheid met een daarvoor bestemd apparaat. Ik zag dat het apparaat bij drie biljetten van vijftig euro aangaf dat deze biljetten vals waren. Ik zag dat deze drie biljetten ook hetzelfde nummer hebben. Bij een biljet van twintig euro gaf het apparaat aan dat het een vals biljet was.
Na het constateren dat er met vals geld was betaald herinner ik me dat er die avond steeds twee dames een muntje bij mij kochten en dan met biljetten van twintig of vijftig euro betaalden. Ik herinner me nog dat mijn dochter tegen mij zei: ‘de dames zijn geld aan het witwassen’. Volgens mijn dochter zouden de twee dames [persoon 7] en [medeverdachte 4] zijn. Deze dames waren de hele avond in het gezelschap van drie donkere jongens.
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015097294-32, d.d. 3 juni 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [medeverdachte 4] :
U vraagt mij nu naar een avond in [wijkcentrum] . Ik was daar met mijn stiefzus [persoon 7] en haar vriend [medeverdachte 1] . Wij hadden afgesproken om in het wijkcentrum [verdachte] en [medeverdachte] te treffen. Ik kreeg daar geld van [verdachte] . Dit waren briefjes van 20 en van 50 euro. Ik kocht met deze briefjes muntjes
.
------
1. De door verdachte op de terechtzitting van 19 november 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was op 1 april 2015 met [medeverdachte] in het [Medisch Centrum] in [pleegplaats 2] . [medeverdachte] heeft in mijn aanwezigheid met een bankbiljet van 20 euro Labello gekocht in de daar gevestigde Etos.
2. De inhoud van een zaaksdossier, proces-verbaal nummer 2015097294, gesloten op 12 juni 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-201593103-1, d.d. 1 april 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [persoon 8] namens Etos:
Op 1 april 2015, was ik werkzaam als verkoopster in de winkel Etos, gesitueerd in liet ziekenhuis [Medisch Centrum] , gelegen aan de [weg 2] [nummer 1] te [pleegplaats 2] . Te 19.41 uur, bleek ik een transactie te hebben afgehandeld waarbij er met en vals biljet van 20 euro is betaald.
Even voor 19.41 uur, zag ik twee jongens de winkel binnen komen lopen; een blanke en een donkere jongen. Ik zag dat de donkere een broodje at. Omdat ik net had stof gezogen vroeg ik de donkere jongen zijn broodje buiten de winkel op te eten. De donkere jonge voldeed aan dit verzoek. De jongen rekende twee stuks lipbalsem van het merk Labello af. Ik had een naar voorgevoel. Dus toen de jongen mij een biljet van 20 euro overhandigde stopte ik deze gelijk in de afroombox. Kort na de transactie ben ik op gaan ruimen zodat er te 20.00 uur kon worden afgesloten. Terwijl ik bezig was om karren met goederen binnen te zetten. hoorde ik de buurvrouw ( [winkel 1] ) praten over vals geld. Ik sprak haar aan en vroeg er naar. Ik hoorde dat zij mij vertelde dat twee jongens, een blanke en een donkere jongen, bij het restaurant van het [Medisch Centrum] geprobeerd hadden om met vals geld te betalen. De buurvrouw was hiervoor telefonisch gewaarschuwd door een medewerker van het restaurant.
Ik realiseerde mij dat de blanke jongen misschien ook wel met vals geld had betaald. Het biljet werd gescand en ik hoorde dat het apparaat piepte; vermoedelijk was het een vals biljet van 20 euro. Hierop testte de buurvrouw het biljet met een speciale pen. Ik zag dat de inkt op het biljet niet oplichtte, hetgeen betekent dat het biljet vals ik.
------
1. De inhoud van een zaaksdossier, proces-verbaal nummer 2015097294, gesloten op 12 juni 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
1.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015094089-1, d.d. 2 april 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [persoon 9] namens [slagerij] :
Op 2 april 2015 tussen 09:00 uur en 09: 30 uur was ik aan het werk in de [slagerij] . Ik stond achter de balie/kassa en zag toen een man binnenkomen. Ik kan deze man als volgt omschrijven: Blanke man van Nederlandse afkomst. Droeg een donkerkleurig petje. Droeg een rood T-shirt.
De man 1 kocht vlees 500 gram half om half gehakt van 4,50 euro. De man betaalde het vlees met een briefje van 20 euro. Ik heb toen het wisselgeld teruggegeven. Toen de man betaalde zag ik dat zijn linkerhand erg trilde. Ik zag toen dat de man de winkel verliet en zich nog een korte tijd voor de Albert Heijn op de [locatie 3] zich ophield.
In de middag op 2 april 2015 omstreeks 15:00 uur kwam een donkere man de winkel binnen.
Ik kan deze man als volgt omschrijven: vermoedelijk een man van Antilliaanse afkomst.
De man 2 wilde een gegrilde kip kopen. De man rekende vervolgens bij mij af. De man moest mij 5.45 euro betalen. Voordat de man mij wilde betalen zag ik dat hij een briefje van 20 euro verkreukelde, weer recht trok en aan mij gaf. Ik heb hem het overige wisselgeld teruggegeven. Mijn gevoel gaf aan dat man 2 mij betaalde met vals geld, maar ik kon niet in eerste instantie zien dat het vals geld betrof. Man 2 is vervolgens de slagerij uitgelopen. Ik weet niet waar heen.
Op 2 april 2015 omstreeks 15:00 uur vlak voordat man 2 binnen kwam zag ik dat mijn collega een blanke man ging helpen. Ik zag dat hij vlees afrekende en betaalde met 50 euro. Ik hoorde mijn collega nog vragen of hij het bedrag kon pinnen. Dit kon deze man niet. Deze man was vanochtend eerder geweest. Dit betreft man 1 dus. Vervolgens kwam ik er samen met mijn collega’s achter dat het aangeboden geld door de beschreven personen vals was.
Ik heb vervolgens het valse geld laten testen bij de blokker en de Albert Heijn. Hier bleek dat het om vals geld ging.
1.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015097294-29, d.d. 14 april 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 2] :
V = vraag
A = antwoord
V = Kun jij je nog herinneren dat jij op jouw verjaardag op [locatie 3] was?
Klopt het dat jij die dag bij een slager bent geweest?
A = Ja.
V = Jij bent 's morgens bij die slager geweest, toch?
A = Ja.
------
1. De door verdachte op de terechtzitting van 19 november 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was op 3 april 2015 samen met [medeverdachte] in het centrum van [pleegplaats 2] . Wij hebben die dag, ook in elkaars aanwezigheid, verschillende goederen gekocht.
Ik heb in [locatie 5] een broodje gekocht bij [winkel 2] . Ik heb betaald met een briefje van 20 euro. Ik ben tevens in [locatie 5] in de [winkel 3] geweest. Ik heb daar iets gekocht en betaald met een briefje van 20 euro.
2. De inhoud van een zaaksdossier, proces-verbaal nummer 2015097294, gesloten op 12 juni 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015095101-1, d.d. 6 april 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [persoon 10] namens [winkel 2] :
Ik doe aangifte namens [winkel 2] , adres [locatie 5] [nummer 2] te [pleegplaats 2] .
Op 3 april 2015 omstreeks 17: 30 uur kwam een getinte man een broodje halen. Ik hoorde dat hij een broodje bij mij bestelde. Dit broodje koste € 1,65. Ik zag dat de man met een briefje van 20 euro betaalde.
Vervolgens zag ik dat er een tweede man aan de kassa kwam. Ik zag dat dit een blanke man was. Ik hoorde dat deze man roze koeken wilde. De roze koeken kosten 3,95 euro. Ik zag dat de blanke man met een biljet van 20 euro betaalde. Vervolgens gaf ik hem wisselgeld uit de kassa. Vervolgens hoorde ik dat deze blanke man nog 2 broodjes wilde. Deze broodjes kosten 1,65 euro. Ik zag dat ook deze werden betaald met een biljet van 20 euro. Vervolgens gaf ik hem wisselgeld uit de kassa.
Toen het broodje van de getinte man warm was gaf ik hem deze en vervolgens zag ik dat beide mannen weg gingen. Ik ging de 3 biljetten van 20 euro waar zojuist door bovengenoemde personen was betaald testen. Ik deed dit met een stift die hier geschikt voor is. Ik zag dat de stift grijs kleurde op de biljetten. Ik weet dat dit bewijst dat de biljetten vals zijn.
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015098204-1, d.d. 7 april 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [persoon 11] :
Op 3 april 2015, omstreeks 17.15 uur, was ik aan het werk in de winkel [winkel 3] [pleegplaats 2] , gevestigd in [locatie 5] [nummer 3] te [pleegplaats 2] . Omstreeks 17.15 uur zag ik een negroïde man de winkel binnen komen lopen. Ik zag dat de man twee flesjes drinken pakte en naar de kassa liep. De man betaalde met een briefje van 20 euro en ging vervolgens weg. Dit heeft [naam eigenaresse] (de eigenaresse) mij verteld. Omstreeks 17.40 uur, kwam de kassière van de overzijde naar onze winkel. Zij is werkzaam bij de bakkerij. Zij vertelde dat er bij hun was betaald met vals geld. Dit gedaan door een negroïde man.
Ik vroeg [naam eigenaresse] het geld te controleren. Wij ontdekten toen 2 valse briefjes van 20 euro. Deze valse briefjes zijn later afgegeven aan [beveiligingsbedrijf] . Het valse briefje van 20 euro waar de negroïde man mee had betaald lag nog steeds bovenaan de stapel in de kassa.
De man was 30 jaar ongeveer, 1.80— 1.90 meter lang, gezet postuur, droeg lange dreadlocks, verwaarloosd gebit en mogelijk wat gouden tanden.
------
1. De door verdachte op de terechtzitting van 19 november 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben op 6 april 2015 met [medeverdachte] en [medeverdachte 4] naar [evenement] in [locatie 1] in [pleegplaats 2] gegaan.
[medeverdachte 4] heeft met mijn geld een aantal aankopen gedaan bij [evenement] .
2. De inhoud van een zaaksdossier, proces-verbaal nummer 2015097294, gesloten op 12 juni 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, proces-verbaal nummer PL0100-2015097294-32, d.d. 3 juni 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [medeverdachte 4] :
Ik was op 6 april 20154 op [evenement] in [locatie 1] in [pleegplaats 2] . Ik was daar met [verdachte] en [medeverdachte] . Wij waren daar met zijn drieën naar toe gegaan.
Ik heb van alles op [evenement] gekocht. Dit waren oorbellen voor mezelf en speelgoed voor mijn kleine neefje. Ik denk dat ik bij drie verschillende kramen wat heb gekocht. [verdachte] heeft mij al zijn geld gegeven en hij zei tegen mij dat ik dat wel mocht uitgeven. Ik had van hem een paar briefjes van 20 euro gekregen. Ik denk dat ik de oorbellen als eerste heb gekocht. Ik moest daar 5 euro voor betalen en ik heb die betaald met een van de briefjes van 20 die ik van [verdachte] heb gekregen. Daarna heb ik speelgoed gekocht bij een kraam. Ik weet niet weer wat dat koste. Het ging onder andere om een treintje, autootjes en een rugzakje.
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal, proces-verbaal nummer PL0100-2015097294-1, d.d. 6 april 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [benadeelde partij 3] :
Vandaag, op 6 april 2015, heb ik vals geld in ontvangst genomen.
Ik ben standhouder op [evenement] in [locatie 1] te [pleegplaats 2] . Ik heb een stand van markthandel [benadeelde partij 3] te [pleegplaats 2] . Ik heb twee verschillende transacties gekregen van twee verschillende personen die elk gescheiden van elkaar bij mij een transactie hebben gedaan met vals geld. Bij beide transacties werd er een product gekocht en werd er betaald met een briefje van twintig euro vals geld.
Voor de eerste transactie werd er voor 5 euro aan kleding gekocht en werd er betaald met een briefje van 20 euro. Ik heb 15 euro wisselgeld terug gegeven. Ik had op dat moment niet gelijk door dat het geld wat ik van de persoon kreeg vals was.
De eerste transactie werd gedaan door een man. Ik kan de man als volgt omschrijven: de man droeg een rode pet.
De tweede transactie werd gedaan door een vrouw. De vrouw wilde ook kleding kopen ter waarde van 4 euro. Ik heb haar vervolgens 16 euro wisselgeld teruggegeven. Deze vrouw betaalde ook met een briefje van 20 euro. Ik had op dat moment nog niet door dat het geld vals was.
Ik hoorde later van een kennis dat er vals geld in omloop was. Ik heb al mijn geld vervolgens nagekeken en ik kwam er toen achter dat ik 2 briefjes vals geld in mijn bezit had.
2.3.
een ambtsedig proces-verbaal, proces-verbaal nummer PL0100-2015100151-1, d.d. 6 april 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [persoon 13] :
Op 6 april 2015 stond ik met mijn [kraam] op [evenement] in [locatie 1] in [pleegplaats 2] . We hoorden via andere verkopers dat er vals geld in omloop zou zijn. Het gaat om valse 20 euro biljetten. Ik heb alle 20 euro biljetten tegen het licht gehouden om de watermerken te controleren. Ik zag bij één van de biljetten dat het watermerk niet goed zichtbaar was. Ook zag ik dat de streep in het midden van het biljet en de zilveren rand aan de zijkant van het biljet kapot waren.
Ook voelde ik dat het papier van dit biljet anders was dan van de andere biljetten. Door al deze dingen wist ik dat het ging om een vals 20 euro biljet.
Toen ik het bovenstaande aan mijn moeder vertelde, hoorde ik dat zij zei dat ze omstreeks 12:40 uur diezelfde dag dit biljet had aangenomen van een man. Ze kon de man als volgt omschrijven: getinte man, grote man, hij droeg een trainingspak. Bij deze man stond nog een vrouw.
Er stond ook een blanke man bij mijn neefje aan de kraam. Volgens mijn moeder waren alle drie personen erg druk te praten tegen mijn moeder en neefje.
De donkere man heeft een 'Thomas de locomotief treintje' gekocht. Deze zijn 3,50 euro per stuk. De man heeft dus 16,50 euro aan echt geld terug gekregen.
2.4.
een ambtsedig proces-verbaal, proces-verbaal nummer PL0100-2015100075-1, d.d. 6 april 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [persoon 5] d.d. 6 april 2015:
Ik ben standhouder tijdens [evenement] in [locatie 1] te [pleegplaats 2] . Ik verkoop worsten.
Vandaag tussen 13:00 uur en 14:00 uur heb ik een vals briefje van 20 euro in ontvangst genomen. Toen ik het briefje in ontvangst nam had ik op dat moment niet door dat het ging om een vals biljet.
De man die mij dat briefje van 20 euro gaf bestelde een worstpakket ter waarde van 6 euro. Ik heb de man 14 euro wisselgeld terug gegeven. De man gaf mij een verfrommeld briefje van 20 euro. Ik vond het briefje zo verfrommeld dat ik het briefje apart heb gelegd. Ik denk dat de man een rood petje droeg.
Ik kwam er later achter dat de man mij het valse briefje van 20 euro had gegeven.
2.5.
een ambtsedig proces-verbaal, proces-verbaal nummer PL0100-2015100079-1, d.d. 6 april 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [persoon 15] :
Ik ben standhouder van speelgoed op de vlooienmarkt in [locatie 1] te [pleegplaats 2] .
Op 6 april 2015 was er een mevrouw bij mij die een Bert en Ernie motor heeft gekocht. De motor was 4 euro. De mevrouw betaalde met vals geld. Ik kwam daarachter omdat het briefje er slordig en frommelig uit zag. Ik kwam er 20 minuten later achter dat het geld vals was. Ik heb het briefje wat ik van haar had gekregen vergeleken met een ander briefje van 20. Ik zag toen dat het briefje dat ik van haar had gekregen er anders uit zag dan de andere.
Ik weet nog dat ze samen met een andere man was. Dit was een neger type.
2.6.
een ambtsedig proces-verbaal, proces-verbaal nummer PL0100-2015097294-7, d.d. 6 april 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [persoon 16] :
Ik ben werkzaam als facilitair manager bij [locatie 1] in [pleegplaats 2] .
Mijn collega en ik hoorden op 6 april 2015 dat er vals geld in omloop zou zijn. Wij hoorden dit van een vrouw die met haar stand op de markt stond. Zij kon dit bevestigen omdat zij een speciale UV-lamp heeft waarmee ze de biljetten kan checken op echtheid. Zij had zojuist een vals briefje van 20 euro ontdekt. Zij vertelde mij dat ze wist wie het valse geld aan het uitgeven was. Ze omschreef de persoon als volgt: blanke man met een rood baseballpetje op zijn hoofd.
Op een gegeven moment zagen wij een man lopen die aan het gegeven signalement voldeed. De vrouw bevestigde dat en wees hem aan als de man die het valse geld had uitgegeven.
Ik heb tegen de man gezegd dat hij verdacht werd voor het uitgeven van vals geld. Wij hebben hem hierop verzocht om mee te lopen naar het kantoor. De man is vrijwillig met ons meegelopen. Hierna kwam de politie ter plaatse en heeft het verder overgenomen van ons.
2.7.
een ambtsedig proces-verbaal, proces-verbaal nummer PL0100-2015097294-2, d.d. 6 april 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van [verbalisant 6] en [verbalisant 7] :
Wij zijn naar [locatie 1] te [pleegplaats 2] gegaan. Aldaar troffen wij de beveiligingsmedewerker van [locatie 1] . Hij vertelde ons dat er een man was geweest die met vals geld had betaald. Wij zijn meegelopen naar deze verdachte. De verdachte betrof [medeverdachte] .
------
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730227-15 onder 7. primair ten laste gelegde
De rechtbank past bij de beoordeling van het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 19 november 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 7 oktober 2014 te [pleegplaats 5] een pizza betaald met een bankbiljet van € 50,00. Ik zat in mijn Volkswagen Bora met [kenteken 2] . Ik stond voor een woning op het [adres 2] . De pizzabezorger bracht mij later dit biljet terug en zei dat dit een vals bankbiljet was. Ik zat op dat moment ook in mijn auto.
2. De inhoud van een zaaksdossier, proces-verbaal nr. 2014108293-1 , gesloten op 30 april 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0200-2014111221-1, d.d. 8 oktober 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [persoon 17] namens [horecabedrijf 1] :
Ik ben eigenaar van [horecabedrijf 1] , gevestigd in [pleegplaats 5] . Op 7 oktober 2014 werd er bij ons een bestelling gedaan voor een pizza. De bestelling moest afgeleverd worden bij een auto die geparkeerd stond [adres 2] in [pleegplaats 5] ter hoogte van [huisnummer] . Mijn broer [persoon 17] heeft de pizza naar het opgegeven adres gebracht. Er stond een Volkswagen Bora met het [kenteken 2] . Er werd betaald met een bankbiljet van vijftig euro. Toen mijn broer terug kwam zag ik dat het vijftig eurobiljet vals was. Het papier voelde anders aan. Ik ben daarop teruggegaan naar [adres 2] waar de auto nog altijd stond. In de auto zat een man. Ik zei tegen hem dat hij had betaald met een vals bankbiljet. Ik heb hem het bankbiljet teruggegeven.

Bewijsmiddelenoverzicht B.

De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 1., 3. en 7. ten laste gelegde met betrekking tot het ten laste gelegde
'toen hij/zij die bankbiljetten ontvingen, bekend waren met de valsheid daarvan'de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De inhoud van een zaaksdossier, proces-verbaal nummer 2015097294, gesloten op 12 juni 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
1.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0200-2014108293-9, d.d. 17 februari 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van [verbalisant 8] :
Op 4 december 2014 werd de telefoon van het merk Samsung S4 mini inbeslaggenomen bij de verdachte [medeverdachte] .
De telefoon werd uitgelezen door een digitale expert van de politie Eenheid Noord-Nederland.
Uit de verkregen data blijkt dat de [medeverdachte] dagelijks vele malen contact heeft met de [verdachte] middels WhatsApp.
In de telefoon van [medeverdachte] staat een contact genaamd [naam 1] . Het contact [naam 1] maakt gebruik van het [telefoonnummer 1] , waarvan bekend is dat dit nummer door de [verdachte] is gebruikt. Tevens zijn de stemmen van de [medeverdachte] en [verdachte] duidelijk te herkennen als zijnde die van hun in de gesproken WhatsApp berichten.
In de WhatsApp berichten van [medeverdachte] met [verdachte] kwam ik de volgende voice-berichten tegen:
Ingesproken op 4 oktober 2014 te 02:46:22 uur door de [medeverdachte] verstuurd naar contact [naam 1] : 'Elke dag iets doen - moeten gewoon slim zijn - gewoon op andere plekken gaan - met de waggie ergens heen blazen - op plekken waar nog nooit is geweest - is toch het best - en eh ja - het beste is gewoon ver weg man - nog beter jongen maar ja - Marktplaats is ook altijd goed man - dat kunnen we doen altijd nog - maar we kennen het op het laatst ook niet meer zo doen - al die mensen gaan allemaal melding man van ja 'We hebben iets gekocht van die en allemaal nep geld gekregen van die mensen die dat allemaal hebben gedaan. Is een blanke en zwarte - is wel een beetje fucked up'
In een voice-bericht van het contact [naam 1] welke op 4 oktober 2014 te 10:31:14 uur naar de telefoon van [medeverdachte] is verstuurd zegt [verdachte] het volgende: 'Bist do dan - heb net weer doekoe gepakt - Barki 50 heb ik om geswitst'.
In een geschreven WhatsApp vraagt [medeverdachte] aan het contact [naam 1] het volgende: 'Waarom zoeken jou - wat is gebeurt'. Waarna er een aantal voice-berichten door de [medeverdachte] zijn ingesproken op 4 oktober 2014 vanaf 18:58 uur en verstuurd naar het contact [naam 1] : 'Ja man zie je dat is toch al wat ik tegen je zeg toch - Wanneer je te gierig gaat worden dan gaat deze dingen met je gebeuren vriend - daarom ik zeg tegen jou gierigheid is toch niet goed man - want ja is wel goed man maar - een twee dagen en daarna - wat denk je wel - wat er met al die pizza is - denk je dat die mensen daar niks over dat zij daar niks mee gaan doen vriend - En nu ook waar denk je waar je gister was - wat die mensen allemaal gaan doen - eh - ze komen daar sowieso achter nog wanneer die mensen die dingen gaan uittellen toch - en dan wordt sowieso melding van gemaakt kerel - dus ja man - je kan die dingen 1 a 2 keer doen - daarna moet je het niet meer doen vriend - Anders is fucked up.'
4 oktober 2014 te 19:01:19 uur
'Luister eens wat we moten doen - gewoon via Marktplaats - en eh - en gewoon naar plekken gaan waar we nog nooit zijn geweest - daar kunnen wij die dingen ook gewoon nog een keer doen - ??n, ??n avond nog gewoon een keer goed knallen - alles pakken wat je pakken kan daar en dan mooi furt weze eh - zo moeten we die dingen gaan doen'
Bijlage 'Extraction Report'
Sourece App
From
To
All timestamps
Content
WhatsApp
[naam 1]
4-10-2014
3:00:05
Body: Wat ga he doen
WhatsApp
[naam 1]
4-10-2014
3:00:14
Body: Heb mony Molly gepopt
WhatsApp
[naam 1]
4-10-2014
3:00:21
Body: Gooie Molly
WhatsApp
[naam 1]
4-10-2014
3:00:41
Body: Heb veel geld uitgegeven
WhatsApp
[naam 1]
4-10-2014
3:01:23
Body: Ik ga morgen nieuwe hallen
WhatsApp
[naam 1]
4-10-2014
3:01:39
Body: Ik wil veel van 20 hebben g
WhatsApp
[naam 1]
4-10-2014
10: 30 :23
Body: Net barki gepakt
WhatsApp
[naam 1]
6-10-2014
14:42:28
Body: Laten we zo geld gaan maken
WhatsApp
[naam 1]
7-10-2014
13:26:29
Body: Laten we doekoe gaan maken
1.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0200-2014111221-7, d.d. 29 april 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van [verbalisant 8] :
Er is op 4 december 2014 een mobiele telefoon in beslaggenomen bij de verdachte [medeverdachte] .
De telefoon is van het merk Samsung S4 met [telefoonnummer 2] . De telefoon werd digitaal uitgelezen en telefoongegevens werden door mij bekeken en gelezen.
Ik zag tijdens het onderzoeken van deze telefoongegevens dat de [verdachte] en de [medeverdachte] communiceerden via WhatsApp en dat zij spraken over het uitgeven en halen van vals geld.
Ik zag in de WhatsApp berichten van begin oktober 2015 tot begin november 2015 waarbij de [verdachte] gebruik maakte van het [telefoonnummer 1] en de [medeverdachte] maakte gebruik van het [telefoonnummer 2] .
Als WhatsApp-naam maakt de [verdachte] gebruik van [naam 1] en de [medeverdachte] maakte gebruik van de [naam 2] .
Vanaf begin oktober wordt er tussen de [verdachte] en de [medeverdachte] gesproken dan wel geschreven over het uitgeven van vals geld.
Op 3 oktober 2014 vertelden ze dat ze buiten [pleegplaats 2] moeten gaan om geld om te wisselen, omdat ze waarschijnlijk op zullen gaan vallen. De [medeverdachte] vertelde dat hij veel had besteld en dat de bezorgers nu misschien wel in de gaten zouden hebben dat ze met vals geld waren betaald.
De [verdachte] vertelde dat hij ook wat had besteld en dat hij de bezorger geld had gegeven maar dat de bezorger kon niet wisselen. De [verdachte] vertelden dat hij tegen de bezorger had gezegd dat hij kleingeld ging halen maar dat hij niet weer terug was gegaan om die bezorger te betalen. De [medeverdachte] vertelde aan de [verdachte] dat hij ze voorzichtig moeten doen, dat ze niet steeds op de zelfde plaats vals geld uit moeten gaan geven. Omdat ze dan waarschijnlijk herkent zullen worden als “die blanke en die zwarte”.
Op 4 oktober 2014 vertelde de [medeverdachte] aan de [verdachte] dat ze wel 3 ‘doezoe” of meer hebben uitgegeven die afgelopen week. Doezoe betekent in straattaal duizend. Dat zou betekenen dat de [medeverdachte] en de [verdachte] meer dan 3000 euro aan vals geld hebben uitgegeven volgens eigen zeggen. De [medeverdachte] vertelde dat hij bang is dat er allemaal meldingen binnen gaan komen bij de ‘popo’. ‘Popo’ betekent politie in straattaal. De [verdachte] vertelde dat hij veel nepgeld heeft uitgegeven en dat hij de volgende dag nieuwe wil gaan halen. Hij geeft aan dat hij veel van 20 wil. Hiervoor wil hij naar Damsko gaan. ‘Damsko’ betekent in straattaal Amsterdam. De [verdachte] vertelde dat hij de dag erop naar [plaats 1] wil gaan om daar op de markt hun ding te doen. Hij stelde voor om een paar meisjes mee te nemen die voor hun het geld gaan wisselen en dat zij minder opvallen.
De [verdachte] vertelde dat ze na het weekend beter over konden gaan om via Marktplaats hun ding te gaan doen, zodat zij sneller hun geld konden omwisselen. Tevens vertelde de [verdachte] dat hij voldoende had om weer geld te gaan halen.
De [verdachte] geeft aan dat ze beter anderen voor hun het geld om laten wisselen. Omdat zij, [verdachte] en [medeverdachte] , er nog lang mee door zullen gaan. De [verdachte] vertelde dat hij net weer 50 Barki had omgewisseld. Barki betekent in straat taal 100 euro.
Op 4 oktober 2014 werd de [medeverdachte] enigszins boos op de [verdachte] . Uit de gesprekken bleek dat de [verdachte] betrapt was bij het uitgeven van vals geld. Tevens gaf de [medeverdachte] aan dat ze toch beter op Markplaats over kunnen gaan om hun ding te doen en te pakken wat er te pakken valt. De [verdachte] vertelde dat hij bij een snackbar was geweest en dat ze daar hadden ontdekt dat hij met vals geld had betaald.
Op 7 oktober 2014 vertelde de [verdachte] dat hij bij de Jumbo 20 euro wilde om wisselen maar dat de medewerkster zei dat het vals was. De [verdachte] had gezegd dat hij dat niet wist en had een vals naam opgegeven aan die medewerkster.
Op 13 oktober 2014 vertelde de [medeverdachte] dat zijn buurman hem had verlinkt. De [medeverdachte] had namelijk eten besteld en had de bezorger met vals geld betaald. De bezorger was terug gekomen om verhaal te halen. De buurman had tegen de bezorger gezegd dat hij wel wist wie het eten had besteld en riep de naam van [medeverdachte] naar boven. [medeverdachte] was naar beneden gegaan en had de bezorger alsnog betaald. De [verdachte] geeft aan dat het niet een slimme actie van de [medeverdachte] was. Hij moest geen dingen op zijn huis adres doen. Zijn [naam buurman medeverdachte] vond hij een verklikker.
Voorts vertelde de [verdachte] dat de [medeverdachte] niet moet vergeten wat er in [plaats 2] was gebeurd toen de bezorgers ook terug kwamen en dat de [medeverdachte] blij moet zijn dat de politie er niet bij is gehaald.
Uit de gesprekken tussen de [verdachte] en [medeverdachte] is gebleken dat als zij voldoende echt geld hebben zij nieuw vals geld gaan halen. Hierbij werd dan regelmatig de naam Damsko, wat Amsterdam betekent, genoemd om vals geld te halen. Tevens wordt er een adres geappt zijnde [adres 3] , volgens het bedrijfsprocessensysteem is dit een bestaand adres in Amsterdam.
Op 27 oktober 2014 vroeg de [verdachte] aan de [medeverdachte] of hij al weer geld was gaan halen en of dat hij wilde gaan halen.
Op [nummer 5] oktober 2014 zei de [medeverdachte] dat hij naar Amsterdam kon en dat hij genoeg geld had.
Op 3 oktober 2014 heeft de [medeverdachte] een WhatsApp-gesprek met een vrouw. Zij maakt gebruikt van het [telefoonnummer 3] . Uit het bedrijfsprocessensysteem van de politie blijkt dat dit telefoonnummer in gebruik is bij [medeverdachte 5] , geboren op [geboortedatum 3] te [geboorteplaats 2] , woonachtig [woonadres] te [pleegplaats 2] . Zij vertelde aan de [medeverdachte] dat zij op de markt betrapt was met vals geld. Zij vertelde dat er één briefje inbeslaggenomen was en dat ze de andere nog had. Zij vertelde eveneens dat de politie erbij was gekomen. Van [medeverdachte 5] is bekend dat zij de vriendin is of is geweest van de broer van de [medeverdachte] , genaamd [naam broer medeverdachte] .
Op 4 oktober 2014 heeft de [medeverdachte] een WhatsApp-gesprek met een persoon die blijkt te zijn [medeverdachte 6] . [medeverdachte 6] maakt gebruik van de WhatsApp-naam Geenidee en het [telefoonnummer 4] . Uit het bedrijfsprocessensysteem blijkt dit nummer op naam te staan van [medeverdachte 6] .
In dit gesprek vertelde de [medeverdachte] dat het nu te hot was na de avond ervoor. Hij en zijn vrienden hadden wel 1000 Euro ingewisseld. Waarna [medeverdachte 6] zegt dat men er wel achter moet komen op zo’n avond krijgen ze zoveel geld.
Tevens heb ik [verbalisant 8] een foto aangetroffen die gemaakt is met camera van de inbeslaggenomen telefoon zoals hierboven omschreven. De foto is gemaakt op 6 oktober 2014 en lijkt op een nieuw stapeltje papiergeld. Het geld is verpakt in doorzichtig folie.
1.3.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 4, d.d. 15 april 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van [verbalisant 11] :
Naar aanleiding van de meer dan louter incidentele betrokkenheid bij de uitgave van vals geld van verdachte [medeverdachte] heb ik een zoekslag in de politiesystemen gemaakt naar de meldingen van vals geld waar verdachte [medeverdachte] aan is gekoppeld en gezocht op de zoektermen “ [medeverdachte] ” en “vals geld” voor de periode vanaf 1-1-2014. In de aangetroffen registraties zijn er een aantal opvallendheden die ik in dit proces-verbaal zal benoemen.
Patroon betrokkenheid bij uitgaven vals geld.
Gezien de verklaring van [medeverdachte] dat hij het valse geld op 2 april 2015 in [pleegplaats 6] zou hebben ontvangen van ene [naam persoon 1] bij de verkoop van goederen via marktplaats, is het opvallend dat verdachte [medeverdachte] in de periode voor en na 2 april 2015 verschillende malen in verband wordt gebracht met het uitgeven van vals geld.
In een afzonderlijk onderzoek wordt [medeverdachte] in verband gebracht met het uitgeven van valse geld in [pleegplaats 5] op 7 oktober 2014, door of gezamenlijk met [verdachte] , waarvan ambtshalve bekend is dat dat een van de beste vrienden van [medeverdachte] is.
Op 18 maart 2015 wordt [medeverdachte] samen met [verdachte] aangehouden in [pleegplaats 6] , waarbij 11 valse biljetten van 50 euro worden aangetroffen.
Op 27 maart 2015 wordt [medeverdachte] herkend na het uitgeven van een vals biljet van 50 euro in een apotheek in [pleegplaats 2]
Op 1 april 2015 is [medeverdachte] betrokken bij uitgaven vals geld in het [Medisch Centrum] te [pleegplaats 2] .
Op 2 april 2015 zijn er diverse aangiftes van uitgaven vals geld waar [medeverdachte] mogelijk bij betrokken is te [pleegplaats 2] . In de nacht van 2 op 3 april wordt [medeverdachte] in [pleegplaats 6] aangehouden in verband met een melding betalen met vals geld in [pleegplaats 6] .
Op 3 april 2015 zijn er diverse uitgaven vals geld op [locatie 5] te [pleegplaats 2] waar [medeverdachte] bij betrokken is.
Op 6 april zijn er diverse uitgaven vals geld op de vlooienmarkt in [locatie 1] te [pleegplaats 2] , waar [medeverdachte] bij een aantal rechtstreeks betrokken is.
Ten aanzien van de herkomst van het valse geld
Op 6 april 2015 is [medeverdachte] gehoord over het uitgeven van vals geld op de vlooienmarkt in [locatie 1] te [pleegplaats 2] op 6 april 2015. Over het aangetroffen valse geld verklaard [medeverdachte] dat hij dit valse geld mogelijk heeft verkregen bij de verkoop van een box aan ene [naam persoon 1] .
Op 10 april is [medeverdachte] gehoord ten aanzien van de uitgave van vals geld in de periode 1 april 2015 tot en met 6 april 2015. Na het eerste verhoor op 6 april 2015 zijn bij de insluiting in de P.I. te [pleegplaats 6] 15 valse biljetten van 20 euro en 1 vals biljet van 50 euro aangetroffen in de capuchon van [medeverdachte] . [medeverdachte] verklaard op 10 april 2015 dat het valse geld afkomstig is van de verkoop van een Samsung S4 aan ene [naam persoon 1] uit [pleegplaats 6] op 2 april 2015, gezamenlijk met de verkoop van de eerder genoemde box. Dat hij dit geld nadat hij hiermee een taxi had geprobeerd te betalen in zijn capuchon heeft verstopt. Dat het valse geld dat hij bij de vlooienmarkt heeft gebruikt destijds, na de aanhouding op 2 april 2015 in [pleegplaats 6] nog tussen zijn gewone geld zat en dat de valsheid daarvan niet door de politie is ontdekt.
Uit de fouillering van 3 april 2015 in [pleegplaats 6] blijkt dat er destijds in zijn fouillering 2 biljetten van 20 euro zijn aangetroffen, welke door de verbalisanten niet als vals zijn bestempeld. Op de vlooienmarkt wordt [medeverdachte] , ook naar eigen zeggen in zijn verklaring van 10 april 2015, in verband gebracht met de uitgave van tenminste 3 valse biljetten van 20 euro.
Eerder, op 3 april 2015, zou [medeverdachte] volgens de aangever van de [winkel 4] te [pleegplaats 2] gezegd hebben dat de valse biljetten die hij had overhandigd als wisselgeld bij een vorige winkel verkregen waren.
Eerder, wordt er door een taxichauffeur aangifte gedaan van de uitgave van een vals biljet van 50 euro op 18 maart 2015 te [pleegplaats 6] . In de aangifte omschrijft deze taxichauffeur dat een man met het signalement dat grotendeels overeenkomt met het signalement van [medeverdachte] , bij hem komt vragen om een rit van 500 meter. Deze taxichauffeur verwijst deze man door naar de taxi voor hem. Meteen daarna komt een man met een signalement dat overeenkomt met het signalement van [verdachte] bij deze taxichauffeur, die eveneens een korte rit vraagt. Door deze man wordt er betaald met een vals biljet van 50 euro. Naar aanleiding van de melding worden in [pleegplaats 6] [medeverdachte] en [verdachte] die nacht nog aangehouden. In de fouilleringen van [medeverdachte] en [verdachte] worden respectievelijk 11 valse biljetten van 50 euro en 7 biljetten van 50 euro aangetroffen. Al deze biljetten hadden hetzelfde [serienummer] . Deze biljetten zijn in beslaggenomen. [verdachte] verklaart dat hij dit geld verkregen heeft bij de verkoop van een iPhone 6 bij ene [naam persoon 2] in [pleegplaats 6] en dat [medeverdachte] eveneens een iPhone 6 verkocht zou hebben aan het neefje van deze [naam persoon 2] , nadat een eerdere afnemer niet meer in aanmerking kwam. [medeverdachte] verklaard hierover dat hij het geld heeft gekregen bij de verkoop van een iPhone 6 via marktplaats aan ene [naam persoon 1] te [pleegplaats 6] voor 565 euro.
Wanneer de verklaringen van [medeverdachte] ten aanzien van het verkrijgen van het valse geld door de verkoop van goederen via marktplaats aan die [naam persoon 1] uit [pleegplaats 6] als betrouwbaar worden gezien, vallende uitgaven van vals geld tussen 19 maart 2015 en (de avond van) 2 april 2015 niet te verklaren.
Voor de uitgaven vanaf de aanhouding in de nacht van 2 april 2015 op 3 april 2015, zouden indien de agenten inderdaad de valsheid van de 2 in de fouillering aangetroffen biljetten van 20 euro over het hoofd hebben gezien, enkel 2 uitgaven van 20 euro te verklaren vallen.
Bovendien zou [medeverdachte] dan al op 18 maart 2015 wetenschap hebben dat deze [naam persoon 1] uit [pleegplaats 6] hem met vals geld had betaald. Toch verklaart [medeverdachte] dat het op 6 april 2015 aangetroffen valse geld eveneens van een [naam persoon 1] uit [pleegplaats 6] afkomstig zou zijn, nadat hij deze [naam persoon 1] goederen via marktplaats had verkocht en waarbij hij opnieuw dat valse geld ontvangen zou hebben.
1.4.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015108553-1, d.d. 16 april 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van [verbalisant 12] :
Op 16 oktober 2014, bevond ik mij, in uniform gekleed en met toezicht binnenstad belast, in een opvallend dienstvoertuig, op de openbare weg, [locatie 6] te [pleegplaats 2] . Aldaar werd ik aangesproken door een mij ambtshalve bekende manspersoon genaamd [naam buurman medeverdachte] . [naam buurman medeverdachte] vertelde mij dat hij vanwege veel overlast, ruzie had gekregen met zijn buurman op [nummer 4] , genaamd [medeverdachte] . [naam buurman medeverdachte] vertelde verder dat [medeverdachte] een handeltje zou hebben in valse biljetten van twintig euro en vijftig euro. [medeverdachte] had [naam buurman medeverdachte] , voor dat zij ruzie kregen, namelijk enkele van deze biljetten laten zien en erover verteld dat hij deze maakte en uitgaf in winkels.
[naam buurman medeverdachte] vertelde over deze valse biljetten dat het Euro teken in het watermerk zou ontbreken.
1.5.
een ambtsedig proces-verbaal, proces-verbaal nummer PL0100-2015097294-22, d.d. 7 april 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van [verbalisant 13] en [verbalisant 14] :
Op 6 april 2015 hebben wij de [medeverdachte] overgebracht naar de P.I. in Zwolle om daar ingesloten te worden in een speciale GHB cel.
[medeverdachte] werd gefouilleerd door het personeel van de P.I. te Zwolle. Een van de medewerkers attendeerde mij, [verbalisant 13] , er op dat er iets hards in de trui van de verdachte zat. Dit was de rode trui welke verdachte ook droeg tijdens het eerste verhoor.
Wij hebben de trui doorzocht. In de ruimte waar normaal het koord van de capuchon zat troffen wij vals geld aan. In totaal werden er 15 briefjes van 20 euro opgerold en 1 briefje van 50 euro opgerold aangetroffen in deze ruimte van de trui.
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730227-15 onder 2.A en 2.B ten laste gelegde
De rechtbank past bij de beoordeling van het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 19 november 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik reed op 17 juli 2015 in mijn auto van [pleegplaats 2] naar [pleegplaats 1] en naar [pleegplaats 3] .
Ik zat in de auto met [medeverdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] .
Ik had vanuit [pleegplaats 2] een aantal XTC-pillen meegenomen. Hiervan heb ik [medeverdachte 1] twee en [medeverdachte] één van verstrekt.
2. De inhoud van een zaaksdossier, proces-verbaalnummer 2015207383, gesloten op 22 september 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015207383-6, d.d. 17 juli 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Omstreeks 13:34 uur hoorde ik, [verbalisant 1] , van de dienstdoende dagcoördinator van team Leeuwarden dat er zojuist in [pleegplaats 1] gepoogd was te betalen met vals geld. Daarbij was weggereden in een zwarte Volkswagen Polo, voorzien van het [kenteken 1] . Het is mij ambtshalve bekend dat dit voertuig in gebruik is bij de mij ambtshalve bekende [verdachte] .
Het voertuig is tot stilstand gebracht te [pleegplaats 3] . Hierop zijn de inzittenden aangehouden.
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015207383-13, d.d. 17 juli 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
Op 17 juli 2015 hebben wij de in beslag genomen auto, een zwarte Volkswagen Polo, met het [kenteken 1] , doorzocht.
We hebben in beslag genomen:
Wat : zakje witte pillen 95 stuks rechthoek van formaat
Waar : in het opbergvak gevestigd aan de achterzijde van de bestuurdersstoel
2.3.
een kennisgeving van inbeslagname, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Inbeslagneming:
Datum : 17 juli 2015
Omstandigheden : goederen zijn aangetroffen in het voertuig waar de verdachten in reden vlak voor hun aanhouding
Goednummer : PL0100-2015207383-571162
Object : pillen
Aantal/eenheid : 95 stuks
Bijzonderheden : zakje met witte pillen/tabletten
2.4.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015207383-50, d.d. 29 juli 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van [verbalisant 15] en [verbalisant 16] :
Op 27 juli 2015 werden door mij, [verbalisant 15] , vermoedelijk verdovende middelen getest.
Waarnemingen en bevindingen.
Goednummer : PL0100-2015207383-571162
Omschrijving : een dichtgeknoopt, kleurloos, plastic zakje met daarin rechthoekige witte pillen voorzien van een breuklijn en een diepdruk van een afbeelding van een appel met een 'hap' eruit en aan de andere zijde diepdrukken van 3 rijtjes van 4 kleine brokjes met in elk blokje een niet duidelijke afbeelding en een diepdruk van een rondje met een vierkantje er in.
Bruto gewicht : 36,571 gram
Netto gewicht : 35,347 gram
Het bovenstaande goed werd getest met de MMC Opiaten/Amfetamine test
positief/negatief : positief op amfetamine.
Genomen monster : SIN AAII1864NL
2.5.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015207383- 30 , d.d. 18 juli 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [medeverdachte 2] d.d. 18 juli 2015:
Ik heb gisteren een halve Xtc-pil gebruikt. Ik kreeg deze van mijn vriend [medeverdachte 1] . Mijn vriend had het van [verdachte] gekregen. [verdachte] gaf twee losse XTC pillen aan [medeverdachte 1] . Het waren twee witte staafjes. Ik weet dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] beiden XTC hadden. Ik heb gezien dat ze dit van [verdachte] hebben gekregen.
[verdachte] gaf [medeverdachte 3] gewoon een XTC pil. Er werd verder niet over gesproken. Er werd ook geen geld betaald.
Het effect was een zweverig gevoel. Ik weet hoe het voelt om XTC te nemen.
2.6.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015207383-34, d.d. 18 juli 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [medeverdachte 1] :
V = verbalisanten
A = verdachte
V: Je vriendin heeft verklaard dat jullie een XTC pil hebben gedeeld in de auto.
A: Klopt. Dit was op de heenweg bij een tankstation. Hier heb ik een XTC pil van [verdachte] gekregen. Deze heb ik met mijn vriendin gedeeld. Ik hoefde hier niet voor te betalen.
V: Jij hebt een halve genomen, wat was het effect?
A: Gewoon warm en relaxt.
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730227-15 onder 4. en 5. ten laste gelegde
De rechtbank past bij de beoordeling van het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 19 november 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb in de nacht van 3 op 4 december 2014 samen met [medeverdachte] in de tuin aan [adres 4] te [pleegplaats 2] brandstof overgegoten vanuit jerrycans in vaten gegoten.
Mijn auto, een Volkswagen Bora met het [kenteken 2] , stond achter de woning.
In de auto lag een tankdop.
2. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 2015138762, gesloten op 26 juli 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2014165936-1, d.d. 29 november 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe aangifte van diefstal van diesel uit mijn vrachtauto. Ik had mijn vrachtauto geparkeerd aan de [straat 6] , ter hoogte van perceel [nummer 5] , te [pleegplaats 4] . Ik had mijn vrachtauto op 28 november 2014 in Emmen afgetankt. Er zit een tank aan zowel de rechter als de linkerzijde. Ik heb beide tankdoppen afgesloten. Ik heb er daarna nog 130 kilometer mee gereden, waarna ik mijn vrachtauto op 28 november 2014 omstreeks 19:00 uur in [pleegplaats 4] heb geparkeerd aan de [straat 6] , zijnde het industrieterrein. Op 29 november 2014 omstreeks 11:0 uur kwam ik bij mijn vrachtauto en ontdekte ik dat de beide tankdoppen waren weggebroken van de tanks en ik zag, toen ik in beide tanks keek, dat er diesel uit miste. Ik schat dat er uit de tank aan de bestuurderszijde ongeveer 100 liter diesel en uit de tank aan de passagierszijde ongeveer 200 liter diesel weggenomen is.
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2014165936-2, d.d. 13 december 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 1] :
Naar aanleiding van mijn aangifte van 29 november 2014 inzake diefstal brandstof heeft u gevraagd aan mij om aan het politiebureau te verschijnen. U vertelde mij dat er een brandstofdop van een Volvo vrachtwagen is aangetroffen. U vroeg mij of ik misschien de sleutel van de dop van mijn vrachtwagen nog had. Ik heb aangegeven dat ik de sleutels nog heb en dat ik wel naar het politiebureau wilde komen. Ik zie dat de sleutel past op de dop die u mij overhandigd. Ik kan de sleutel draaien zodat het slot los gaat. Dit is dus duidelijk de tankdop van mijn vrachtwagen.
2.3.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2014170824-1, d.d. 4 december 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [persoon 18] namens [bedrijf] :
Ik doe aangifte van diefstal van ca 1900 liter dieselolie.
In de nachten van 30 november 2014 tot en met 4 december 2014, tussen 22:30 uur en 04:00 uur is er uit diverse vrachtauto’s van [transportbedrijf] dieselolie gestolen. In verband met het faillissement van het [transportbedrijf] huurt [bedrijf] de vrachtauto’s van de curator. De dieselolie is eigendom van [bedrijf] Naast verschillende vrachtauto’s zijn de tankdoppen gevonden en bij andere vrachtauto’s zijn de tankdopen vernield.
2.4.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2014170824-2, d.d. 5 december 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [persoon 19] :
Op 29 november 2014 omstreeks 18:00 uur is er voor het laatst een werknemer bij de vrachtwagens geweest. Er stonden ongeveer 40 vrachtwagens op het bedrijfsterrein aan de [locatie 7] van [adres 5] te [pleegplaats 4] . Op 1 december 2014 omstreeks 04:00 uur zag een werknemer dat verschillende tankdoppen op de grond lagen. Er is gekeken en in totaal zijn er bij 2 vrachtwagen de tankdoppen verbroken. Uit deze tanken miste brandstof.
In de nacht van 2 december 2014 op 3 december is er weer uit twee voertuigen brandstof ontvreemd en zijn de tankdoppen vernield.
2.5.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2014170551-2, d.d. 4 december 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van [verbalisant 17] en [verbalisant 18] :
Op 4 december 2014 omstreeks 04:10 uur kregen wij van de Meldkamer Noord Nederland, portofonisch, het verzoek te gaan naar de [adres 4] te [pleegplaats 2] . Wij hoorden dat de meldkamer ons doorgaf dat een melder gezien had dat er bij de genoemde locatie vaten met vermoedelijk brandstof uit een voertuig werden gehaald en naar de [adres 4] werden gebracht. Wij hoorden dat het voertuig een zwart kleurige Volkswagen Bora moest zijn. Hierop zijn wij samen met collega’s [verbalisant 19] en [verbalisant 20] ter plaatse gegaan. Wij zijn gelijk naar de achterzijde van het pand gereden. Aldaar zagen wij op een parkeerplaats een zwarte Volkswagen Bora geparkeerd staan. Wij zagen dat de portieren aan de linkerzijde van het voertuig open stonden. Tevens zagen wij dat de deksel van de kofferbak open stond. Op het moment dat wij uit ons dienstvoertuig stapten en richting de Volkswagen Bora liepen roken wij een sterke diesellucht. Op het moment dat wij naast dit voertuig stonden zagen wij dat op de achterbank een groot wit plastic zeil lag. Wij roken dat uit het voertuig een sterke diesellucht kwam. Wij zagen dat dit plastic zeil nat was met een groen kleurige vloeistof. Het is ons ambtshalve bekend dat diesel brandstof tevens een groene kleur kan hebben. Wij zagen sleutels in het contact van het voertuig. Wij zagen dat er in het voertuig meerdere schroevendraaiers lagen. Vervolgens zagen wij in de kofferbak een lege witte jerrycan staan. Wij zagen dat de buitenzijde van deze jerrycan nat was en dat er geen inhoud in de jerrycan zat. Wij zagen dat ook de binnenzijde van de kofferbak nat was en wij roken ook een sterke diesellucht komende vanuit de kofferbak. Wij zagen dat dit voertuig voorzien was van het [kenteken 2] . Bij navraag bij de meldkamer bleek het voertuig op naam van de ons ambtshalve bekende [verdachte] te staan. Ik, [verbalisant 18] , liep vervolgens richting de achtertuinen van de [adres 4] . Toen ik bij de achtertuin stond van de [adres 4] rook ik tevens een sterke diesellucht. Hier opende ik de schuttingdeur en zag ik in de achtertuin een aantal jerrycans en grote vaten staan. Wij zagen op het moment dat wij in de achtertuin stonden dat er 5 volle jerrycans van circa 20 liter stonden.
Wij zagen dat er 4 vaten van circa 150 liter in de achtertuin stonden tegen de schutting aan. Wij zagen dat op 1 van de vaten een jerrycan stond en dat dit vat open was. Wij zagen dat van een opengesneden petfles een trechter was gemaakt. Wij roken dat uit dit vat een sterke diesellucht kwam. Wij voelden dat en hoorden dat in alle vaten een vloeistof zat. Aan het gewicht te voelen en het geluid te horen waren alle vaten vermoedelijk vol. Wij vermoeden met diesel.
Vervolgens zagen wij een manspersoon uit de woning komen aan de achterzijde van de [adres 4] . Wij zagen dat deze manspersoon de ons ambtshalve bekende [verdachte] was. Wij roken dat [verdachte] naar diesel rook. Hierop hebben wij hem aangehouden.
Wij liepen vervolgens weer richting de woning. Op een slaapkamer hebben wij [medeverdachte 7] aangehouden. Vervolgens zagen wij dat in de kamer tegenover die van [medeverdachte 7] , een persoon onder een bijzettafeltje, afgedekt met een dekbed, verstopt lag. Hierop is deze persoon aangehouden. Deze persoon bleek te zijn de ons ambtshalve bekende [medeverdachte] . Ik zag kort na de aanhouding dat de broek van de verdachte aan de voorzijde nat gevlekt was en ik rook dat de verdachte sterk rook naar diesel.
2.6.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2014170551-23, d.d. 4 december 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van [verbalisant 21] en [verbalisant 22] :
Op 4 december 2014 hebben wij een voertuig onderzocht. Het doorzochte voertuig betreft een zwarte Volkswagen Bora voorzien van het [kenteken 2] .
Ik [verbalisant 31] vond in de kofferbak een
zwarte tankdop. Ik las op deze tankdop de woorden Volvo en Diesel. Ik zag dat de diameter van de tankdop ongeveer 10 centimeter was en dat deze dop leek op de tankdop van een vrachtwagen.
2.7.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2014170551-TEL002, d.d. 15 januari 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van [verbalisant 23] :
Op 3 december 2014 tussen 04:01:28 en 04:07:27 had het toestel voorzien van [telefoonnummer 2] een viertal telefonische contacten met het [telefoonnummer 5] die volgens het onderzoeksteam in gebruik was van [verdachte] . Bij al deze telefonische contacten werd het [telefoonnummer 2] de KPN mast 610033877 aan [adres 6] te [pleegplaats 4] aangestraald.
2.8.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2014170551-TEL001, d.d. 15 januari 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van [verbalisant 23] :
Op 29-11-2014 om 03:01:58 uur vond een inkomend contact plaats gedurende 13 seconden met het [telefoonnummer 6] , waarvan de gebruiker tot op heden onbekend is, waarbij het [telefoonnummer 2] de KPN mast 610033877, geplaatst op [adres 6] te [plaats 3] aanstraalde.
2.9.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2014170551-48, d.d. 13 december 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van [verbalisant 8] :
Op 4 december werd de telefoon van [medeverdachte] inbeslaggenomen voor waarheidsvinding. Ik heb gekeken in de telefoon van [medeverdachte] . Het eigen nummer van deze telefoon is [telefoonnummer 2] .
In de Whatssapp berichten heeft de [medeverdachte] een contact genaamd [naam 1] . Dit is een van de Whatssapp namen van medeverdachte [verdachte] .
In deze apps is te lezen dat de [verdachte] en [medeverdachte] op 27 november 2014 te 23:10 uur contact hebben. [verdachte] schrijft: ‘kom pillen poppen daarna gaan we die diesel pakken’, waarop [medeverdachte] antwoord: ‘man ik denk die diesel word niks’.
Vervolgens gaan meerdere berichten over het halen van jerrycans en slangen en het halen van diesel.
Een opvallend Whatssapp bericht is van 28 november 214 te 22:52 uur dan schrijft [verdachte] : ‘mijn diesel is op’. [medeverdachte] antwoord: ‘mijn diesel is ook dood’. Vervolgens spreken zij met elkaar af om naar [pleegplaats 4] te gaan omstreeks 23:00 uur die 28 november.
Uitdraai Whatssapp gesprekken vanaf telefoon [medeverdachte]
27-11-2014 From: [naam 1] ent morge hale we tog met je gratis diesel hahaha
28-11-2014 To : [naam 1] Teej kijk we gaan effe wat jerry cans fixe en slang strax
28-11-2014 From: [naam 1] Hoelaat wil je tory gaan fixen
28-11-2014 From: [naam 1] moet alleen nog slang hebben
28-11-2014 From: [naam 1] en effe die yerrycans schoonmaken
28-11-2014 From: [naam 1] dan zijn we ready to go
28-11-2014 From: [naam 1] hoeveel heb je ??
28-11-2014 To : [naam 1] 6 stuks
28-11-2014 From: [naam 1] Beter man hoeveel liter is dat
28-11-2014 To : [naam 1] 100 ofzo
28-11-2014 From: [naam 1] Gaan we die ding nog doen ofwat
28-11-2014 From: [naam 1] Mijn diesel is op
28-11-2014 To : [naam 1] mijn diesel is ook dood
28-11-2014 To : [naam 1] maja ik heb allern ma 3 vaten schoon is moeilijk schoon te
krijgen
28-11-2014 To : [naam 1] en ik moet die vaten nog beetje spoelen met diesel
28-11-2014 From: [naam 1] Waar wouw je gaan dan ?
28-11-2014 To : [naam 1] bij [pleegplaats 4]
2.10.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2014166975-14, d.d. 4 december 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van [verbalisant 24] :
Ik heb op last van het crimeteam een witte Samsung mobiel onderzocht van [medeverdachte] . Ik heb een aantal berichten in WhatsApp. De berichten waren verstuurd tussen [verdachte] en [naam broer medeverdachte] . Het volgende heb ik gelezen:
29 november 2014
04:30 uur stuurt [verdachte] : Yo, waar ben je, heb net diesel gepakt
06:46 uur stuurt [verdachte] : ok ok ja tog, ik was net patt ik dacht ik app jouw gaan we diesel kijken, naar je reageerde niet dacht all dat je sliep.
30 november 2014
06:24 uur stuurt [naam broer medeverdachte] : gelukt met de diesel.
2.11.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2014170551-46, d.d. 9 december 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van [verbalisant 8] :
Op 4 december 2014 werd de telefoon in beslag genomen van [medeverdachte 8] .
Ik lees een Whatssapp bericht welke is verstuurd door ‘ [naam 1] ’, [verdachte] . Hij schrijft: ‘Die diesel gaat naar mijn hoofd’. Bericht is op 29 november 2014 te 05:41 uur verzonden. Telefoon welke [verdachte] gebruikte is [telefoonnummer 1] .
2.12.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2014170551-55, d.d. 19 februari 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van [verbalisant 8] :
De data die zich in de telefoon van [medeverdachte] bevonden zijn door de forensische opsporing techniek digitaal GSM aan mij verbalisant verstrekt.
Opnieuw een samenvatting van de berichten.
29-11-2014 07:45:06 From: [naam 2]
To: [naam persoon 1]
eej als je wat diesel nodig heb k heb wel wat te koop man.
5-11-2014 15:32:48 From: [naam 2]
To: [naam broer medeverdachte]
gister we zouden diesel pakken eindstand wil je niet meer word boos op mij omdat ik nock out ga wat moet ik nog doen we hebbe die buuske gefix ma k mag alleen elke keer beetje dit dat nu ga ik die auto ophalen moet ik ma bij hem wonen dit slaat nergens op
30-11-2014 From: [naam broer medeverdachte]
En jiaar diesel stele
1-12-2-2014 From: [naam 2]
To: [naam broer medeverdachte]
ben effe dorpie kom zo terug ga ik wat diesrl halen met [naam 1]
2.13.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2014170551-60, d.d. 24 februari 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [persoon 20] :
Op 5 december 2014 vroeg een jongen of hij mijn telefoon mocht lenen. Ik heb mijn telefoon toen aan die jongen gegeven. Hij heeft kort gebruik gemaakt van mijn telefoon. Hij zei nog wel dat hij in moest loggen op zijn Facebook omdat hij het nummer anders niet wist.
Facebook pagina pagina [medeverdachte]
07:51 uur hee rosaly uhm ik ben gister met [naam 1] opgepakt ze hebben mij vrijgelate maar ze hebben al mijn telefoons in beslag genomen en ik weet niet als [naam 1] al vrij is of niet ma als je iets van hem hoort of ziet ken je hem dan zeggen datie mij effe op facebook moet bereiken of via bolle
08:48 uur hadde jullie diesell gepakt dan
Ja 800 liter
Is 800 euro
Een buurtbewoner heb ons veraden
Nee hebbe niet bij een pomp gedaan
2.15.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2014170551-41, d.d. 5 december 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [persoon 21] :
Na 3 uur ’s nachts op donderdag 4 december hoorde ik gerommel in mijn tuin. Ik zag in de tuin dat er 4 grote tonnen stonden en ongeveer 4 kleine witte jerrycans. Ik zag [verdachte] en [medeverdachte] . Ik ben naar beneden gelopen en ik zei wat doen jullie? Op dit moment rook ik een sterke diesel geur. Ik hoorde dat [verdachte] zei ‘we moeten nog één keer rijden’. Op dit moment zag ik dat [verdachte] en [medeverdachte] de diesel aan het overhevelen waren in een ton. [verdachte] of [medeverdachte] vroeg aan mij of ik een trechter beet wilde houden. Ik zag dat [medeverdachte] diesel in de grote ton aan het schenken was. [verdachte] deed dit ook bij een andere ton.
Ik heb heel even geholpen en daarna zijn we met de jerrycans weer weggegaan richting de auto’s. Ik zag dat er 5 jerrycans in de kofferbak gingen en een stuk of 3 op de achterbank. Hierna zijn [verdachte] en [medeverdachte] weer weg gereden.
[verdachte] zei dat ze met deze diesel mij wilden helpen om de huur te betalen. Ik moest de trechter beet houden. Dit omdat de jongens zeiden dat ze haast hadden. De werknemers kwamen terug hadden ze gezegd. ’s Nachts zeiden [verdachte] en [medeverdachte] dat ze door de diesel te verkopen mij de 50 euro konden betalen.
Ik heb 3 of 4 keer gehoord dat ze weg gingen en weer terug kwamen. Ik woon op een staat waar niet veel auto’s rijden. Ik hoorde ongeveer 3 of 4 keer een auto wegrijden.
Ik heb een tuinslang kapot geknipt zodat het overhevelen makkelijker ging. Deze slang hebben ze niet gebruikt omdat ze zelf een dikkere slang hadden.
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730227-15 onder 6. ten laste gelegde
De rechtbank past bij de beoordeling van het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 19 november 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was op 19 september 2014 en op 26 september 2014 met [medeverdachte] in de [winkelbedrijf] aan de [straat 4] te [pleegplaats 2] . Wij hadden beide keren een tas van de Lidl bij ons.
Ik heb op 19 september 2014 een aantal goederen in de winkelkar gedaan.
Op 26 september 2014 wilde [medeverdachte] een aantal producten afrekenen. Ik liep op dat moment met de winkelwagen waarin de Lidl-tas stond, voorbij [medeverdachte] . Vervolgens pakte [medeverdachte] de Lidl-tas uit de winkelwagen en rende ermee de winkel uit. Ik ben toen ook weggerend.
2. De inhoud van een zaaksdossier, proces-verbaal nr. 2014108293-1 , gesloten op 30 april 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0200-2014105598-1, d.d. 24 september 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [persoon 22] namens [winkelbedrijf] :
Op 19 september 2014 omstreeks 10:50 uur bevond ik mij in mijn winkel [winkelbedrijf] aan de [straat 4] te [pleegplaats 2] . Ik werd door één van de medewerksters aangesproken dat hij iets verdachts had gezien bij de kassa. Na dit gehoord te hebben ben ik de camerabeelden gaan bekijken. Ik zag op deze camerabeelden het volgende. Op 19 september 2014 omstreeks 10:15 uur lopen twee mannen met een winkelwagen de winkel binnen. Ik zag dat ze een Lidl-tas in de winkelwagen hadden neergezet. Ik zag dat deze mannen vanaf hun boodschappenlijstje boodschappen pakten en deze in hun winkelwagentje legden. Omstreeks 10:23 uur zag ik dat deze mannen de artikelen vervolgens in hun Lidl-tas stopten. Ik zag dat de mannen proberen de tas aan de haak van de winkelwagen te hangen. Ik zag dit niet lukte en dat deze mannen de tas in de winkelwagen zette. Ik zag dat de mannen vervolgens een rondje door de winkel liepen en een brood en een puntzak met kruidnootjes in hun winkelwagen neerleggen. Ik zag op de camerabeelden dat de mannen vervolgens hiermee naar de kassa lopen en alleen het brood en de kruidnootjes afrekenen. Ik zag dat op het moment dat de donkere man aan het afrekenen is de blanke man achter de donkere man langsloopt. Ik zag dat ze de boodschappen, welke ze in de Lidl-tas hadden gestopt, weg namen zonder te betalen en vervolgens de winkel verlieten.
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0200-2014105598-2, d.d. 20 oktober 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van [verbalisant 25] :
Naar aanleiding van een winkeldiefstal bij de [winkelbedrijf] supermarkt aan de [straat 4] in [pleegplaats 2] heb ik de beelden van de bewakingscamera afgekeken. Volgens de datum en tijd op de beelden waren deze gemaakt op 19 september 2014. Te zien was dat de personen om 10:15:05 uur de winkel binnen kwamen. Het ging hier om twee personen met het volgende signalement.
Verdachte 1: donkere man, ongeveer 185 lang, tussen de 25 en 30 jaar. slippers en grijze sokken, geruite korte broek en rood/grijs Adidas vest.
Verdachte 2: blanke man, ongeveer 180 lang, wit met rode strepen korte broek, rood T-shirt met zwarte opdruk, rode pet en zwarte buidel/heuptas.
De verdachten namen bij het binnengaan van de winkel een winkelwagen van de [winkelbedrijf] mee naar binnen. In de winkelwagen hing een tas van de Lidl. Via de camera ‘vlees’ was om 10:18:44 uur te zien dat de verdachten goederen in de winkelwagen plaatste. Dit waren goederen uit de koelvitrine en vanaf de stelling die tegenover de koelvitrine stond.
Om 10:23:29 uur was via de camera ‘frisdrank’ waar te nemen dat de verdachten ‘iets deden’ met de goederen die in de winkelwagen lagen. Het was niet goed waar te nemen wat er precies gebeurde omdat verdachte 2 voor de winkelwagen stond en op de rug werd gefilmd.
Vervolgens werden door verdachte 1 en verdachte 2 goederen vanaf de stellingen gepakt en in de winkelwagen gedaan.
Om 10:24:47 uur pakte verdachte 1 de Lidl tas en probeerde die voor aan de winkelwagen te hangen. Of dit lukte is niet waar te nemen want het beeld van deze camera stond om 10:25 uur. Om 10:27:08 uur was via de camera ‘achter de kassa’ waar te nemen dat verdachte 1 de winkelwagen bestuurde en dat de Lidl tas in de winkelwagen lag. Er lagen geen zichtbare goederen in de winkelwagen. Via camera ‘kassa 2’ was om 10: 30 :41 uur waar te nemen dat verdachte 1 een brood en een puntzak afrekende.
Om 10: 30 :38 uur reed verdachte 2 met de winkelwagen en een gevulde Lidl-tas achter verdachte 1 langs en verdween uit beeld.
2.3.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0200-2014105598-5, d.d. 27 oktober 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van [verbalisant 26] en [verbalisant 27] :
Op 27 oktober 2014 werd ons tijdens een interne briefje de herkenning gevraagd van een man die op 19 september 2014, omstreeks 10:15 uur, in supermarkt [winkelbedrijf] gevestigd aan de [straat 4] te [pleegplaats 2] een winkeldiefstal gepleegd zou hebben.
Wij herkende deze man als zijnde de ons ambtshalve bekende [verdachte] .
2.4.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0200-2014106743-1, d.d. 1 oktober 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [persoon 22] :
Ik ben de eigenaar van de [winkelbedrijf] aan de [straat 4] te [pleegplaats 2] . Op 26 september 2014 omstreeks 18:51 uur zagen medewerkers van mij dat voor hen twee bekende mannen de winkel binnenliepen. Deze mannen hangen op een foto in onze kantine en staan te boek als daders van diefstal. Zij hadden net als een week eerder een winkelwagentje gepakt en maakte gebruik van een winkeltas van Lidl. De tas hadden ze achter de winkelwagen gehangen. Ze rekenden bij de kassa 1 artikel af. Mijn medewerkster vroeg of ze in de Lidl tas mocht kijken. Dit weigerden de mannen. Waarna ze de winkel wilden verlaten. Toen werden ze aangesproken door een andere kassamedewerkster. Zij kon hen niet tegen houden. Vervolgens renden twee andere medewerksters van mij achter de twee mannen aan om hen staande te houden. Echter wisten de twee mannen te ontvluchten. De tas van de Lidl met inhoud wordt snel terug gevonden. De inhoud van de tas herken ik als artikelen die ik verkoop in mijn winkel. Vervolgens heb ik de camerabeelden bekeken. De artikelen die in de gevonden tas zaten herken ik als zodanig als de artikelen die ik op de camerabeelden terug zie. Ik zie namelijk dat de twee heren deze artikelen in de Lidl tas doen. Ik zie dus dat de twee mannen de artikelen uit de schappen halen en deze dus niet in de winkelwagen leggen waar deze voor bestemd is.
Hierbij werden onder meer de volgende goederen weggenomen: condooms, multivitaminen en cosmetica.
2.5.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0200-2014106743-14, d.d. 4 februari 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van [verbalisant 28] :
Door mij werden de beelden van de bewakingscamera bekeken, die door [persoon 22] ter beschikking werden gesteld. Volgens de datum en tijd op de beelden waren deze gemaakt op 26 september 2014. Te zien was dat door aangever omschreven personen om 18:51:34 uur de winkel binnen kwamen. Het ging hier om twee manspersonen met het volgende signalement. Verdachte 1: donkere man, ongeveer 185 lang, tussen de 25 en 30 jaar, slippers en wit/grijze sokken, zwarte lange broek, zwarte trui/vest, zwarte jas met capuchon.
Verdachte 2: blanke man, ongeveer 180 lang, rode sportschoenen, donkere vermoedelijk spijkerbroek, rood T-shirt met korte mouw en zwarte opdruk voorzijde, zwarte bodywarmer met grijze capuchon, rode pet.
De verdachten namen bij de binnenkomst een winkelwagen van de [winkelbedrijf] mee naar binnen. Vooraan de winkelwagen hing een kennelijk lege tas van de Lidl. Via de camera ‘koekjes’ was tussen 18:57:37 en 19:01:12 uur te zien dat de verdachten goederen in de winkelwagen plaatsten. Het was niet goed waar te nemen wat voor goederen dit betrof. Dit omdat verdachte 2 voor de winkelwagen stond en op de rug werd gefilmd.
Om 19:01:34 uur liepen beide verdachten met een nagenoeg lege winkelwagen richting de kassa. Om 19:02:38 uur was via de camera ‘achter de kassa’ te zien dat verdachte 2 kennelijk iets afrekende bij de kassa. De winkelwagen werd bestuurd door verdachte 1 terwijl de Lidl tas vooraan de winkelwagen hing. Er lagen geen zichtbare goederen meer in de winkelwagen. Via de camera ‘overzicht’ om 19:03:10 uur liepen beide verdachten richting de uitgang van de winkel. Verdachte 2 hield de Lidl tas vast. Terwijl een personeelslid de verdachten kennelijk aansprak was om 19:03:16 uur te zien dat verdachte 1 verdachte 2 afschermde. Dit door het personeelslid met de winkelwagen te hinderen.
2.6.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0200-2014106743-6, d.d. 12 november 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring [persoon 23] :
Ik werk als caissière bij de [winkelbedrijf] aan de [straat 4] in [pleegplaats 2] . Ik kan mij de situatie met de beide winkeldieven nog goed herinneren. Ik weet alleen niet meer welke datum het was. Het zal eind september 2014 zijn geweest.
Beide mannen kwamen aan de kassa. Wat mij opviel was dat het karretje leeg was, maar er een volle koeltas aan hing. Die was van de Lidl.
2.7.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0200-2014106743-7, d.d. 12 november 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [persoon 24] :
Ik werk als hoofdcassière bij de [winkelbedrijf] aan de [straat 4] in [pleegplaats 2] . De datum weet ik niet meer, maar het was op een vrijdag om ongeveer 19:00 uur. Eén van de kassières die aan het werk was, was [persoon 23] .
Op camerabeelden zag ik dat de beide mannen in de gang van de cosmetica waren. Op de beelden zag ik dat zij producten uit de schappen in de kar deden en later in een tas. Het was een Lidl koeltas die hing aan het haakje voor de kar. Zij waren daar samen mee bezig.
Zij stonden bij elkaar, alsof het een team was. De blanke man rekende een fles azijn of slaolie af. Achter hem stonden de kar en de donkere man. Ik zag door de opening van de tas die aan de haak vooraan de kar hing dat er een pak gekleurde schuursponsjes bovenop lag.
2.8.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0200-2014106743-3, d.d. 30 oktober 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige] :
Op 26 september 2014 om ongeveer 18: 30 uur waren mijn [vriend] en ik thuis. Vanuit het raam aan de achterkant van onze woning heb ik uitzicht op de zijstraat en het pad en de tuin/grasveld achter onze flat. Ik zag en hoorde het volgende. Er renden een aantal personen achter elkaar door de zijstraat naast onze flat. Een man met donkere huidskleur rende weg, Hij rende als 1e persoon. Hij rende in de richting van de [straat 7] . Hij werd achterna gezeten door 2 of 3 medewerkers van de [winkelbedrijf] . Mijn vriend en ik zagen het allebei. Mijn vriend rende meteen naar beneden om hulp te bieden.
Ik keek weer aan de achterkant uit het raam en zag op het terrein achter onze flat, bij de bosjes schuin onder ons kamerraam, een jongeman staan. Vanuit het raam riep ik naar hem wat hij moest. Ik kende hem niet, hij stond in de bosjes achter onze flat en hij hoort daar niet. Hij was waarschijnlijk door het hek in de zijstraat naar binnen gekomen. Hij reageerde door te zeggen dat hij moest plassen. Ik heb gezegd dat hij weg moest gaan. Hij stond wat te kijken en liep daarna weg. De jongen had het volgende signalement: blank, lengte weet ik niet goed, ik schat 1.80 meter, normaal postuur, soort Nike petje op.
Ik keek even later in de bosjes achter onze flat. Ik was nieuwsgierig naar wat er eerder was gebeurd. Ik keek met een zaklamp en zag een grote Lidl of Aldi vriestas staan gevuld met boodschappen: schuursponsjes, condooms, keukengerei, 2 bussen Axe deodorant. Ik ging naar de [winkelbedrijf] aan de [straat 8] om de tas terug te brengen.
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/720301-15 onder 1. ten laste gelegde
De rechtbank past bij de beoordeling van het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 19 november 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 23 september 2015 te [pleegplaats 2] uit de [coffeeshop] een mobiele telefoon weggenomen.
2. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 2015281134, gesloten op 27 september 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015278935-1, d.d. 23 september 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik ben eigenaar van een mobiele telefoon van bet merk I-phone, type 43 en zwart van kleur. Vandaag op 23 september 2015 omstreeks 14.00 ben ik aangekomen bij de [coffeeshop]
, gevestigd te [pleegplaats 2] . Rond 14:15 uur stond ik voor de kassa. Toen de collega van mijn zusje naar mijn auto wilde gaan en ik hem m'n autosleutels wilde geven, liet ik mijn telefoon even op de balie van de kassa liggen. Vervolgens ben ik naar buiten gelopen. Ongeveer 5 minuten later, rond 14.20 uur, kwam ik weer terug in de coffeeshop. Ik heb daar nog even 5 minuten staan praten en liep toen weer richting mijn auto. Toen ik in de auto mijn telefoon wilde pakken, lag deze niet meer in mijn tas. Ik ben toen weer naar de coffeeshop gelopen want ik dacht dat ik mijn telefoon daar had laten liggen. Toen ik weer in de coffeeshop stond en daar ging zoeken werd ik aangesproken door een collega van mijn zusje. Deze vroeg of ik een zwarte telefoon zocht. Ik bevestigde dit en ik hoorde dat ze zei: "die is zonet meegenomen door een donkere jongen". Ik hoorde toen dat die collega van me zusje zei: "oh dan weet ik wel wie jouw telefoon heeft. Die jongen heet [verdachte] . Ik dacht dat het zijn telefoon was en vroeg dit aan hem. Ik hoorde toen dat hij “ja” zei en de telefoon meenam." Vervolgens is de bedrijfsleider, [naam bedrijfsleider] , ter plaatse gekomen en heeft hij voor de zekerheid de camerabeelden bekeken. Na het bekijken van de camerabeelden hoorde ik dat de bedrijfsleider zei: ”Ja [verdachte] heeft jouw telefoon gestolen en dat staat allemaal op beeld".
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015278935-2, d.d. 23 september 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van [verbalisant 29] en [verbalisant 19] :
Op 23 september 2015 zijn wij naar de [coffeeshop] gegaan. Wij hebben samen met [naam bedrijfsleider] camerabeelden bekeken. Wij hoorden [naam bedrijfsleider] zeggen dat het tijdstip op de beelden een uur achter loopt.
Wij zagen op de beelden [slachtoffer 2] de coffeeshop in lopen en dat [slachtoffer 2] haar Iphone 4 in het midden op de balie laat liggen en dat ze weer vertrekt. Even later, omstreeks 14.17 uur echte tijd, (dit is 13.17 uur op de beelden) zien wij een donker getinte man, met lang rasta haar en gekleed in een grijze joggingpak de coffeeshop binnen komen lopen. Wij zagen direct door de duidelijke beelden dat dit de ons ambtshalve bekende [verdachte] is. Wij zagen dat hij met meerdere personen de coffeeshop binnen komt lopen.
Wij herkenden [verdachte] , omdat wij hem vaker hebben aangehouden of hebben gezien op de briefing in verband met strafbare feiten. Wij zagen op de beelden dat [verdachte] eerst met een aantal anderen in de coffeeshop loopt en de coffeeshop weer verlaat. Even later, omstreeks 14.20 uur, zagen wij [verdachte] weer naar binnen lopen met een andere man. We zagen dat [verdachte] naar de telefoon loopt en spreekt met de andere man waarmee hij binnen is.
We zagen dat [verdachte] naar de telefoon loopt en dat hij deze in zijn handen pakt. Hierna loopt [verdachte] met de telefoon in zijn handen de coffeeshop uit.
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/720301-15 onder 2. ten laste gelegde
De rechtbank past bij de beoordeling van het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 2015281134, gesloten op 27 september 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
1.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015278935-8, d.d. 25 september 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van [verbalisant 30] :
Op 25 september 2015 was ik in dienst van de politie Nederland. De aangehouden verdachte [verdachte] werd overgebracht naar het politiebureau aan de Holstmeerweg 3 te Leeuwarden . Ik zag op het politiebureau dat een plastic zakje aan de voorzijde onder de broeksband van [verdachte] uitstak. Ik zag dat [verdachte] zijn jas hierover heen deed. Ik heb toen kort de jas van [verdachte] omhoog gehouden om de collega's van arrestantenzorg attent te maken op bet plastic zakje. Ik zag dat er tijdens de fouillering van [verdachte] een doorzichtig plastic zakje met witte substantie uit de broeksband van [verdachte] op de grond viel. Het doorzichtige plastic zakje met witte substantie is door mij inbeslaggenomen.
1.2.
een Kennisgeving van inbeslagneming, nummer PL0100-2015278935-6, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Beslagene : [verdachte]
Goednummer : PL0100-2015278935-606534
Object : verdovende middelen
Aantal/eenheid : 12 gram
Bijzonderheden : mogelijk cocaïne
1.3.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015278935-14, d.d. 28 september 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Goednummer : PL0100-2015278935-606534
Omschrijving : een dichtgeknoopt zakje van kleurloos plastic met een harde brok witte substantie
Bruto : 12,700 gram
Netto : 11,571 gram
Het bovenstaande goed werd getest met de HMC Cocaïne/Crack test
positief/negatief : positief
Genomen monster : SIN AAII2877NL
1.4.
Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie, zaaknummer 2015.10.05.005, d.d. 12 oktober 2015 opgemaakt door ing. P.H. Wallinga, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn/haar verklaring:
Resultaten en conclusie
Kenmerk : AAII2877NL
Omschrijving : monster crèmekleurig poeder en brokjes
Conclusie : bevat cocaïne
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/720301-15 onder 3. ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 3. primair en 3. subsidiair ten laste gelegde, net als de officier van justitie en de raadsman niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht, in tegenstelling tot de officier van justitie, tevens het onder 3. meer subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe dat, gelet op het dossier en het onderzoek ter terechtzitting, twijfel bestaat of verdachte de auto wederrechtelijk heeft gebruikt. Deze twijfel dient in het voordeel van verdachte te worden uitgelegd en staat daarom naar het oordeel van de rechtbank een bewezenverklaring van dit feit in de weg.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/730227-15 onder 1., 2.A, 2.B, 3. primair, 4., 5., 6. en 7. primair en het in de zaak met parketnummer 18/720301-15 onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer 18/730227-15:
1.
hij op 17 juli 2015 te [pleegplaats 1] , in de gemeente De Fryske Marren en te [pleegplaats 2] , in de gemeente Leeuwarden en te [pleegplaats 3] , in de gemeente Franekeradeel, opzettelijk bankbiljetten van € 50,- heeft vervoerd en in voorraad heeft gehad waarvan de valsheid verdachte, toen hij die bankbiljetten ontving, bekend was;
2.A
hij op 17 juli 2015 in Nederland, opzettelijk heeft verstrekt en vervoerd, hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.B
hij op 17 juli 2015 te [pleegplaats 3] , in de gemeente Franekeradeel en elders in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad in totaal 35,35 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3. primair
hij op verschillende data en tijdstippen in de periode van 27 maart 2015 tot en met 6 april 2015 te [pleegplaats 2] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens opzettelijk als echt en onvervalst bankbiljetten heeft uitgegeven, te weten: bankbiljetten van 20 euro en 50 euro, waarvan de valsheid verdachte en zijn medeverdachte(n), toen zij die bankbiljetten ontvingen telkens bekend was;
4.
hij in de periode van 28 november 2014 tot en met 29 november 2014 te [pleegplaats 4] , in de gemeente Tytsjerksteradiel, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit voertuigen, te weten vrachtauto's, hebben weggenomen een hoeveelheid brandstof, te weten: diesel, in totaal ongeveer 300 liter, toebehorende aan [slachtoffer 1] , waarbij verdachte en/of zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
5.
hij in de periode van 30 november 2014 tot en met 4 december 2014 te [pleegplaats 4] , in de gemeente Tytsjerksteradiel, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit voertuigen, te weten: vrachtauto's, heeft weggenomen een hoeveelheid brandstof, te weten: diesel, toebehorende aan [bedrijf] , waarbij verdachte en/of zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
6.
hij op 19 september 2014 en 26 september 2014 te [pleegplaats 2] , in de gemeente Leeuwarden, tezamen in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een winkel gelegen aan of bij de [straat 4] , aldaar ondermeer voedingsmiddelen, condooms, multivitaminen en cosmetica, telkens toebehorende aan [winkelbedrijf] ;
7. primair
hij op 7 oktober 2014 te [pleegplaats 5] , in de gemeente Súdwest-Fryslân, meermalen, opzettelijk als echt en onvervalst bankbiljetten heeft uitgegeven, te weten: bankbiljetten van 50 euro, waarvan de valsheid verdachte, toen hij die bankbiljetten ontving, bekend was;
in de zaak met parketnummer 18/720301-15:
1.
hij op 23 september 2015 te [pleegplaats 2] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een coffeeshop gevestigd aan de [adres 7] , aldaar, heeft weggenomen een mobiele telefoon van het merk I-Phone toebehorende aan [slachtoffer 2] ;
2.
hij op 25 september 2015 te [pleegplaats 2] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 12 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 18/730227-15:
1. Opzettelijk bankbiljetten, waarvan de valsheid hem toen hij ze ontving bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven, vervoeren en in voorraad hebben;
2.A De voortgezette handeling van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2.B Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
3. primair Medeplegen van opzettelijk bankbiljetten, waarvan de valsheid de schuldige toen hij ze ontving bekend was, uitgeven, meermalen gepleegd;
4. Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
5. Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
6. Diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
7. primair opzettelijk bankbiljetten, waarvan de valsheid hem toen hij ze ontving bekend was, uitgeven;
in de zaak met parketnummer 18/720301-15:
1. Diefstal;
2. Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages van [instantie] d.d. 18 november 2015 en Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 2 september 2015, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verschillende strafbare feiten.
Verdachte heeft opzettelijk meermalen met anderen vals geld uitgegeven, waarvan hij ten tijde van het verkrijgen wist dat deze bankbiljetten vals waren. Hij en zijn mededaders hebben in verschillende plaatsen op verschillende dagen kleine aankopen gedaan met valse briefjes van 20 euro en 50 euro, waardoor zij een hoeveelheid wisselgeld kregen.
Verdachte heeft tevens met een van deze mededaders twee winkeldiefstallen gepleegd en meermalen brandstof gestolen uit vrachtauto's. Tevens heeft verdachte een telefoon van een ander weggenomen uit een coffeeshop.
Verdachte heeft door deze verschillende vermogensdelicten een behoorlijk aantal personen gedupeerd.
Naast deze vermogensdelicten heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan overtreding van de Opiumwet: hij was op verschillende dagen in het bezit van cocaïne en Xtc-pillen met daarin amfetamine en heeft deze pillen ook vervoerd en verstrekt. Deze harddrugs zijn voor de volksgezondheid zeer schadelijk.
Uit de documentatie van verdachte blijkt dat verdachte in het verleden veelvuldig met justitie in aanraking is geweest. Verdachte is onder meer veroordeeld voor soortgelijke feiten, te weten diefstallen, heling en overtreding van de Opiumwet.
Over verdachte zijn meerdere rapporten uitgebracht. In het meest recente rapport van 18 november 2015 heeft de reclassering aangegeven dat er gelet op het verleden en de huidige verdenkingen, een hoog recidiverisico is.
Veroordeelde beschikt over een matige sociale integratie: verdachte heeft geen werk, hij heeft schulden en zijn sociale netwerk bevindt zich binnen de criminaliteit. De ernst van het middelengebruik is lastig in te schatten.
Verdachte lijkt slechts extern gemotiveerd te zijn om aan zijn problemen te werken en de kans op het onttrekken aan voorwaarden wordt gelet op het verleden als hoog ingeschat. Desondanks is nadere diagnostiek noodzakelijk om de risico's en problematiek van verdachte in kaart te brengen en daar aansluitend een passend behandelaanbod aan te bieden teneinde het hoge recidiverisico te verminderen.
De reclassering heeft op grond van het voorgaande geadviseerd een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en daaraan bijzondere voorwaarden te koppelen. Verdachte zou niet alleen een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandelverplichting bij de verslavingszorg opgelegd moeten worden, maar ook moeten meewerken aan urinecontroles, referentenonderzoek en toestemming verlenen aan het uitwisselen van informatie met familie volgens de reclassering.
De rechtbank acht net als de officier van justitie de geadviseerde bijzondere voorwaarden passend en geboden. Zij acht echter gelet op de ernst van de feiten, de documentatie van verdachte en de rapporten van de reclassering een kortere gevangenisstraf passend en geboden, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank zal dit dan ook opleggen.

Benadeelde partijen

[benadeelde partij 1]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar tengevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 18/730227-15 onder 3. ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
[benadeelde partij 2]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 18/730227-15 onder 3. ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feit waaruit deze schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[benadeelde partij 3]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 18/730227-15 onder 3. ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade tot een bedrag van € 40,00, zijnde het valse geld waarmee bij de benadeelde partij is betaald, voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht dit deel van de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
De rechtbank zal de vordering ten aanzien van het overige afwijzen.
[slachtoffer 1]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 18/730227-15 onder 4. ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij nieuwe tankdoppen en twee zakken grit heeft moeten aanschaffen tengevolge van het door verdachte gepleegde strafbare feit. De rechtbank zal dit deel van de vordering, te weten
€ 110,61, dan ook hoofdelijk toewijzen.
Ten aanzien van diesel die is gestolen gaat de rechtbank uit van 300 liter, zoals ook in de aangifte is vermeld. Daarom zal de rechtbank ten aanzien van deze gevorderde schade een bedrag van 300 liter x € 1,15 = € 345,00 hoofdelijk toewijzen.
In totaal zal de rechtbank de vordering derhalve voor € 455,61 toewijzen. De benadeelde partij zal voor het overige niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 47, 56, 57, 209, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikel 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/720301-15 onder 3. primair, 3. subsidiair en 3. meer subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder het in de zaak met parketnummer 18/730227-15 onder 1., 2.A, 2.B, 3. primair, 4., 5., 6. en 7. primair en het in de zaak met parketnummer 18/720301-15 onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen 5 dagen volgend op zijn ontslagdatum uit detentie meldt bij Verslavingszorg Noord Nederland, afdeling reclassering te Leeuwarden, Oostergoweg 6 en daarna gedurende de proeftijd zo frequent als Verslavingszorg Noord Nederland, reclassering Leeuwarden dit nodig acht;
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd van 2 jaren onder behandeling zal stellen van de Forensische polikliniek van Verslavingszorg Noord Nederland, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn middelengebruik en mogelijke psychische/persoonlijkheidsproblematiek;
3. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd van 2 jaren, zal meewerken aan urinecontroles;
4. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd van 2 jaren, zal meewerken aan referentenonderzoek;
5. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd van 2 jaren, toestemming aan de reclassering verleent om informatie uit te wisselen met zijn ouders/familie.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de [benadeelde partij 1] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 60,00 (zegge: zestig euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] , te betalen een bedrag van € 60,00 (zegge: zestig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Wijst de vordering van de [benadeelde partij 3] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 40,00 (zegge: veertig euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3] , te betalen een bedrag van € 40,00 (zegge: veertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
, [slachtoffer 1]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 455,61 (zegge: vierhonderdvijfenvijftig euro en eenenzestig eurocent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van € 455,61 (zegge: vierhonderdvijfenvijftig euro en eenenzestig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 9 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. Th.A. Wiersma en mr. J.Y.B. Jansen, rechters, bijgestaan door mr. E. de Vries-Haitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 december 2015.
mr. Jansen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Wiersma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Lootsma-Oude Nijeweme
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
locatie Leeuwarden,
de Vries-Haitsma