ECLI:NL:RBNNE:2015:6332

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 december 2015
Publicatiedatum
18 maart 2016
Zaaknummer
18.830093-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging doodslag met bijzondere voorwaarden voor klinische opname

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 10 december 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag op zijn echtgenote. De verdachte heeft op 25 maart 2015 in de gemeente Stadskanaal, ter uitvoering van zijn voorgenomen misdrijf, zijn echtgenote meermalen met een mes in de nek gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, hoewel hij zich het voorval niet meer kon herinneren, bewust handelde door zijn echtgenote te verwonden. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van voorbedachten rade, maar dat de verdachte zich wel blootstelde aan de aanmerkelijke kans dat zijn echtgenote zou komen te overlijden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Als bijzondere voorwaarden zijn opgelegd dat de verdachte aansluitend aan zijn detentieperiode zich moet laten opnemen in een klinische instelling voor maximaal één jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychiatrische toestand van de verdachte, die lijdt aan een amnestische stoornis en mogelijk een beginnend dementieel syndroom. De rechtbank heeft ook de adviezen van gedragsdeskundigen en de reclassering in overweging genomen, die pleitten voor een deels voorwaardelijke straf en begeleiding in een zorginstelling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/830093-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 december 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
26 november 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.W. Bouwman, advocaat te Leek.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 maart 2015, in de gemeente Stadskanaal, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met
voorbedachten rade, [slachtoffer] , van het leven te beroven,
met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer]
meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp
en/of puntig voorwerp in de rug en/of de nek en/of de hals heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 25 maart 2015, in de gemeente Stadskanaal, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met
voorbedachten rade, aan een persoon, te weten [slachtoffer] , zijnde zijn
echtgenote, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan
niet na kalm beraad en rustig overleg,
die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans
een scherp en/of puntig voorwerp in de rug en/of de nek en/of de hals heeft
gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte van de ten laste gelegde poging tot moord dient te worden vrijgesproken nu geen sprake is van kalm beraad en rustig overleg.
De officier van justitie heeft voorts het standpunt ingenomen dat het onder 1 primair ten laste gelegde, in de vorm van poging tot doodslag, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair ten laste gelegde.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat bij verdachte geen sprake was van kalm beraad en rustig overleg.
Ten aanzien van de poging tot doodslag heeft zij betoogd dat uit de aard van de verwondingen blijkt dat er geen sprake is geweest van de intentie om aangeefster van het leven te beroven hetgeen wordt ondersteund door de inhoud van de geneeskundige verklaring d.d. 21 september 2015, waaruit blijkt dat niet gesproken kan worden van een levensbedreigende situatie.
Het letsel bestond uit 2 wonden in de nek waarbij geen informatie beschikbaar is over de diepte van de wonden en de richting en kracht waarmee het mes gehanteerd werd.
Gelet op voorgaande is er geen sprake van een aanmerkelijk kans dat het slachtoffer, door het handelen van verdachte, zou komen te overlijden en heeft verdachte derhalve geen (voorwaardelijk) opzet had op de dood van zijn partner. Naar de mening van de raadsvrouw kan het subsidiair ten laste gelegde, de poging zware mishandeling, wettig en overtuigend worden bewezen.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 26 maart 2015, opgenomen op pagina 40 e.v. van dossier nr. 2015085921 d.d. 11 mei 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] , zakelijk weergegeven:
Op woensdag 25 maart 2015 was ik samen met mijn [verdachte] thuis in [pleegplaats] . Op een gegeven moment ben ik naar boven gegaan, naar mijn slaapkamer en toen merkte ik dat [verdachte] achter mij stond. Ik hoorde toen twee harde bonken en voelde dat er op mijn rug gebonkt werd.
Ik zag dat [verdachte] een mes in zijn hand hield. Ik ben met een ambulance overgebracht naar het Refaja ziekenhuis in Stadskanaal.
Daar bleek dat ik twee steekwonden in mijn rug had en hebben ze longfoto's gemaakt, waarbij bleek dat de ene wond dieper was dan de andere.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 maart 2015, opgenomen op pagina 14 e.v. van voormeld dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 25 maart 2015, omstreeks 22:40 uur, kregen wij verbalisanten [verbalisant 1] / [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , van de dienstdoende centralist van de OC Noord-Nederland de opdracht te gaan naar het adres [adres] in [pleegplaats] .
Ik verbalisant zag dat een oudere mevrouw in een stoel in de woonkamer zat. Ik zag dat deze vrouw bij kennis was en dat zij een handdoek tegen de rechterkant van haar nek drukte.
Ik zag dat zij bloedde in haar nek. Ook zag ik een grote bloedvlek op haar rug in het T-shirt die zij aanhad. De vrouw verklaarde verder dat zij voelde dat zij in haar rug en nek werd gestoken met een scherp voorwerp.
Een geneeskundige verklaring op d.d. 26 maart 2015 opgemaakt en ondertekend door behandelend arts [naam] , werkzaam in het Refaja ziekenhuis te Stadskanaal, opgenomen op pagina 28 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende, zakelijk weergeven als zijn/haar verklaring:
Twee wonden rechterzijde nek/rug ten gevolge van steekwapen.
Er is sprake van gering uitwendig bloedverlies.
Er is een vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel.
Mogelijk beschadiging van spieren nek/rug.
Geschatte duur van genezing: 2 weken.
Een geneeskundige verklaring d.d. 21 september 2015, opgemaakt en ondertekend door drs. J.E. Keizer, arts maatschappij en gezondheid forensisch geneeskundige GGD en opgenomen als los document in voornoemd dossier, voor zover inhoudende, zakelijke weergegeven:
Ondergetekende drs. J.E. Keizer arts GGD Groningen heeft op 29 mei 2015 mevrouw [slachtoffer] geboren [geboortedatum slachtoffer] wonende [adres] [pleegplaats] onderzocht en gesproken.
Beschrijving van het uitwendige letsel.
Achter aan de rugzijde bevinden zich twee littekens in de nek. Ze zijn gelokaliseerd in het bovenste gedeelte van de monnikskapspier, rechts van de nekwervels. Beschrijvend: het betreft, twee horizontaal parallel aan elkaar verlopende streepvormige littekens. De afstand tussen beide littekens bedraagt ongeveer 2 centimeter. Beide littekens zijn gelijkvormig en hebben een lengte van 1,5 centimeter en een breedte van ongeveer 2 millimeter.
Ondergetekende concludeert dat het letsel somatisch zonder restverschijnselen
is genezen. Echter gezien de omstandigheden en de blijvend zichtbaar aanwezige littekens is het denkbaar dat zij op psychosociaal vlak hinder zal blijven ondervinden van het letsel.
Het letsel is gelokaliseerd en beperkt gebleven tot het bovenste stuk van de monnikskapspier (musculus trapezius). Dit is geen levensbedreigende situatie. Indien op deze locatie diep naar beneden gestoken wordt kan de rechter longtop worden aangeprikt dit heeft consequenties voor het vitale proces van ademhaling en ventilatie. Opgemerkt moet worden dat er bij de normale menselijke anatomie aan de voorzijde van de hals grote bloedvaten en zenuwen lopen, wanneer deze beschadigd raken kan er een situatie van verbloeding ontstaan. Bij een beschadiging van de zenuwen, is er een grote kans op blijvend functieverlies van de rechter arm. Deze structuren zijn niet beschadigd geraakt.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2015, opgenomen op pagina 23 e.v. van voormeld dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Naar aanleiding van de melding via de 112-lijn van de Politie Noord-Nederland op 25 maart 2015, omstreeks 22:41 uur, werd het gesprek wat werd gevoerd met de melder en de Meldkamer beluisterd.
Hieronder volgt een zakelijke weergave van de melding,
M: = Meldkamer politie B: = Beller
M: Meldkamer politie.adres van uw noodgeval?
B: Ja, met [verdachte] .
M: Hallo meneer [verdachte] ...
B: ..eeh ja.ik heb net mijn vrouw verwond met twee messteken.. in d'r ..eeh de
nek..
M: Waar is dit? Welke plaats?
B: In [pleegplaats] .
M: En het adres?
B: [adres] ..
M: . [pleegplaats] .. [adres] ..
B: [adres] ..
M: Oke..eehm ..u zegt in de hals h?? Hoe vaak heeft u gestoken dan?
B: Twee maal.
M: Twee maal gestoken.
B: Ja.
M:. Met wat voor een mes heeft u gestoken, meneer?
B: Een keukenmes.
M: Moet ik dan zeggen een broodmes of een ander mes?
B: Eeh een aardappelschilmesje, nee, meer een groentenmes.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 23 maart 2015, opgenomen op pagina 61 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik ben met een mes kennelijk de trap opgelopen van de woning. Ik heb het pas in de gaten gekregen dat ik met een mes bezig was geweest toen mijn vrouw zei : " [verdachte] mag ik het mes".
Toen heb ik haar het mes gegeven. Ik zag wel verwondingen aan haar rug. Ik zag bloed.
Ik weet nog dat ik in het 112 gesprek gezegd heb dat ik mijn vrouw heb gestoken.
Wat ik natuurlijk weet is dat ik haar in haar achterkant heb gestoken.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank acht met de officier van justitie en de verdediging niet bewezen dat verdachte met voorbedachten rade gepoogd heeft zijn partner van het leven te willen beroven. Uit de feitelijke gang van zaken zoals die uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen naar voren komt kan de voorbedachten rade niet worden afgeleid.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde in de vorm van poging tot doodslag, heeft begaan.
De rechtbank heeft daartoe overwogen dat, hoewel verdachte zich het voorval tijdens het verhoor bij de politie en op de zitting niet meer kan herinneren, uit de bewijsmiddelen blijkt dat hij aangeefster bewust twee maal in haar nek heeft gestoken met een groentenmes. Dat hij bewust heeft gehandeld blijkt uit de door hem gedane melding aan de politie kort na de gebeurtenissen, waarin hij op specifieke onderdelen een gedetailleerde verklaring aflegt over de door hem gepleegde handelingen.
Het met een mes in de nek steken kan levensgevaarlijk zijn nu er een aanmerkelijke kans is op het raken van vitale organen. Dat de wonden van het slachtoffer niet groot en diep waren, doet hier niet aan af. Het is niet aan verdachte te danken dat het incident voor aangeefster relatief gunstig is afgelopen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte, door aldus te handelen, zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat aangeefster door zijn handelen zou komen te overlijden.
De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsvrouw ten aanzien van het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 25 maart 2015, in de gemeente Stadskanaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] , van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen met een mes in de nek heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair Poging tot doodslag
Dit feit is zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrisch onderzoeksrapportage d.d. 22 oktober 2015, opgemaakt door dr. T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus en de psychologisch onderzoeksrapportage d.d. 6 oktober 2015, opgemaakt door dr. R.W. Blaauw, gezondheidszorgpsycholoog.
De conclusies van deze rapporten luiden, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis der geestvermogens te weten een amnestische stoornis en mogelijk een beginnend dementieel syndroom en een aanpassingsstoornis. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens te weten een persoonlijkheidsstoornis met
narcistische trekken.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten opzichte van verdachte overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren. Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie in aanmerking genomen dat nu aannemelijk is geworden dat de verdachte detentie-ongeschikt is hem in het kader van de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw) een passende detentie-omgeving kan worden geboden. Verdachte verblijft reeds op grond van de artikel 15 lid 5 Pbw in de FPA te Zuidlaren en dit verblijf zou gecontinueerd kunnen worden. De gedetineerde zal dan ook gedurende zijn verblijf in de kliniek onder de verantwoordelijkheid van de directeur van de penitentiaire inrichting blijven vallen. Hij is in dat geval de aangewezen persoon om te oordelen over plaatsing, dan wel voortzetting van het detentie vervangend verblijf.
Bij zijn strafeis gaat de officier van justitie uit van de conclusie van de psycholoog en komt tot een verminderde toerekenbaarheid.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, voor het geval de rechtbank het feit bewezen mocht achten, gepleit om het advies zoals opgenomen in het reclasseringsrapport te volgen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op zijn echtgenote door haar tweemaal met een mes in haar nek te steken.
Verdachte heeft door zijn handelen getoond geen respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van aangeefster. Een poging tot doodslag is een zeer ernstig feit en rechtvaardigt in beginsel het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De rechtbank heeft anderzijds in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder is veroordeeld wegens het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank overweegt voorts dat zij haar oordeel heeft gegrond op de adviezen van de gedragsdeskundigen, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Verdachte is een 74-jarige man met een recente psychiatrische voorgeschiedenis.
Bij verdachte was sprake van een aftakelingsproces vanuit veel somatische oorzaken en van cognitieve problemen na een TIA en een CVA.
Verdachte kenmerkt zich nagenoeg niet door risicofactoren voor recidive met een gewelds-
delict. Daarbij heeft zijn echtgenote weergegeven dat zij niet meer met verdachte wil samenwonen, waardoor het risico op herhaling van geweld jegens haar nihil is te noemen. Het risico op geweld jegens anderen is eveneens nihil.
Geadviseerd wordt dat verdachte zich laat opnemen in een verpleeghuis voor ouderen danwel een psychiatrische inrichting van waaruit verder moet worden bekeken welke mate van verzorging en verpleging noodzakelijk is voor verdachte. Daarbij is het niet noodzakelijk dat verdachte zich laat behandelen, maar wel noodzakelijk dat hij zich laat begeleiden en verzorgen. Voorts wordt het opleggen van een toezicht door de reclassering geadviseerd.
Het adviesrapport van Reclassering Nederland d.d. 10 november 2015, komt in de kern
overeen met de voornoemde deskundigenrapportages. Door de reclassering wordt geadviseerd een deels voorwaardelijk straf op te leggen met daarbij de in het reclasseringsrapport genoemde voorwaarden.
De rechtbank is, alles overwegende, van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd van na te melden duur waarvan een deel voorwaardelijk, waarbij de rechtbank aan dit voorwaardelijke deel onder andere bijzondere voorwaarden zal koppelen, te weten een verplicht reclasseringstoezicht en opname in een zorginstelling.
De rechtbank heeft oog voor de problematiek waarmee verdachte volgens voornoemde rapportages te kampen heeft.
Hoewel dit alles het handelen van de verdachte op de dag van het incident niet kan rechtvaardigen zal de rechtbank met deze omstandigheden uitdrukkelijk rekening houden bij het bepalen van de op te leggen straf.
Verdachte is thans geplaatst in de FPA te [plaats] , één en ander op de voet van het bepaalde in artikel 15, vijfde lid, van de Penitentiaire Beginselenwet.
De rechtbank gaat er van uit dat het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf, na aftrek, wordt voortgezet op grond van de voornoemde Pbw in de instelling waar verdachte thans verblijft (FPA [plaats] ) of een soortgelijke intramurale instelling.
Voorts acht de rechtbank het van belang dat ten tijde van de opname in de FPA een goede woonvoorziening, aansluitend aan de klinische opname, voor verdachte wordt gezocht waar hij zo min mogelijk tegen zijn beperkingen aanloopt en waar hij de nodige begeleiding en verzorging krijgt.
Hetgeen hierboven is aangegeven is voor de rechtbank aanleiding om af te wijken van de vordering van de officier van justitie

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 1 jaar, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
driejaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
 dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
 dat veroordeelde zich telefonisch zal melden bij de Reclassering Nederland op het eerst volgende toezichtspreekuur (iedere dinsdag en donderdag tussen 15:00 uur en 16:00 uur) op telefoonnummer 050 318 8188. Hierna dient veroordeelde zich te blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft.
 dat veroordeelde zich aansluitend aan zijn detentieperiode, gedurende maximaal 1 jaar zal laten opnemen in de Forensische Psychiatrische Afdeling van de GGz te [plaats] locatie de [naam instelling] , althans een soortgelijke intramurale instelling, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hij in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
 dat veroordeelde zal meewerken aan het zoeken naar een geschikte woonvoorziening aansluitend aan de klinische opname, met adequate begeleiding en verzorging, passend bij de problematiek van verdachte.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, H.H.A. Fransen en A. Jongsma, rechters, bijgestaan door J.H. van Scharrenburg, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 december 2015.
Mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme en mr. H.H.A. Fransen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.