ECLI:NL:RBNNE:2015:6330

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 december 2015
Publicatiedatum
18 maart 2016
Zaaknummer
18.820312-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders na meerdere woninginbraken en winkeldiefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 7 december 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere woninginbraken en een winkeldiefstal. De verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], was op het moment van de zitting preventief gedetineerd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal, waarbij hij zich de toegang tot de woningen heeft verschaft door middel van braak en valse sleutels. De feiten vonden plaats in de periode van augustus tot en met september 2015 in de gemeente Groningen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in totaal vier diefstallen heeft gepleegd, waaronder het stelen van laptops, een tablet, een saxofoon en sieraden. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zou worden geplaatst in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren, gezien de ernst van de feiten en het recidiverisico. De verdediging pleitte voor een voorwaardelijke straf, maar de rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel noodzakelijk was om de veiligheid van de samenleving te waarborgen.

De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3], gedeeltelijk toegewezen. De verdachte werd veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan beide slachtoffers. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf afgewezen, gezien de aard van de maatregel die nu werd opgelegd. De uitspraak benadrukt de ernst van woninginbraken en de impact daarvan op de slachtoffers, evenals de noodzaak van een effectieve strafrechtelijke reactie op recidive.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/820312-15
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/820181-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 7 december 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [land] )
thans preventief gedetineerd in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
23 november 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C. Eenhoorn, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C. Westerling.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2015 tot en met 3 augustus 2015
te [pleegplaats] , althans in de gemeente Groningen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit (studenten)woning, gelegen aan of bij de
[adres 1] , aldaar, heeft weggenomen twee, althans een,
laptop(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot die woning heeft verschaft en/of die/dat
weg te nemen laptop(s) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
en/of verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel;
2.
hij in of omstreeks de periode van 4 september 2015 tot en met 5 september
2015, te [pleegplaats] , althans in de gemeente Groningen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan het
[adres 2] heeft weggenomen twee, althans een, laptop(s) en/of een
tablet (Apple Mini) en/of een notebook en/of een E-reader e/of een rolmaat,
in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot die woning heeft verschaft en/of die/dat
weg te nemen laptop(s) en/of notebook en/of e-reader en/of rolmaat onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming
en/of een valse sleutel;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 4 september 2015 tot en met 7 september
2015, te [pleegplaats] , althans in de gemeente Groningen,
althans in Nederland, een Ipad en/of een tablet (Apple Mini) en/of een
rolmaat heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die Ipad
en/of dt tablet (Apple Mini) en/of die rolmaat wist, althans redelijkerwijs
had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij op of omstreeks 26 augustus 2015, te [pleegplaats] , althans in de gemeente
Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning
aan het [adres 3] heeft weggenomen een computer (HP-notebook) en/of een
I-Pad (Apple) en/of sieraden en/of een horloge en/of een bril en/of een
saxofoon en/of een leren jack, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot die woning heeft verschaft en/of die/dat
weg te nemen computer en/of I-Pad en/of sieraden en/of horloge en/of bril
en/of saxofoon en/of jack onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak en/of verbreking en/of inklimming;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 26 augustus 2015 tot en met 9 september
2015, te [pleegplaats] , althans in de gemeente Groningen,
althans in Nederland, een saxofoon en/of een aantal sieraden
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die
saxofoon en/of die sieraden wist, althans redelijkerwijs had moeten
vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4.
hij op of omstreeks 26 juni 2015, te [pleegplaats] , althans in de gemeente
Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een flesje parfum, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[drogisterij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de aangifte, het proces-verbaal sporenonderzoek, het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut en de bekennende verklaring van verdachte ter zitting gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde.
Op grond van de stukken in het dossier heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De officier van justitie heeft op grond van de aangifte, de getuigenverklaring van [eigenaar drogisterij] en de bekennende verklaring van verdachte ter zitting gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat de huurbaas van verdachte de eigenaar is van een winkel waar gestolen goederen worden verkocht. Deze winkel bevindt zich vlak naast de woning van verdachte. Wanneer de winkel dicht is, worden de gestolen goederen bij verdachte ondergebracht in ruil voor drugs. Ene [persoon 1] heeft verdachte benaderd met de vraag of verdachte een iPad voor hem kon regelen. Toen er bij verdachte door iemand een iPad werd langsgebracht omdat de winkel dicht was, heeft verdachte de iPad van die [persoon 1] overgenomen. Verdachte heeft zich niet schuldig gemaakt aan diefstal. Het feit dat er een rolmaat in de fouillering van verdachte is aangetroffen welke soortgelijk is aan de bij de diefstal van bedoelde iPad weggenomen rolmaat, kan worden verklaard doordat verdachte wel eens klusjes deed voor zijn huisbaas. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte van het onder 2 primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. De onder 2 subsidiair ten laste gelegde heling kan wel wettig en overtuigend worden bewezen.
Met betrekking tot het onder 3 primair ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit omdat er in opdracht van de huisbaas van verdachte door verschillende personen gestolen goederen bij hem, verdachte, in huis werden ondergebracht waar verdachte niet over kon beschikken. De onder 3 subsidiair ten laste gelegde heling kan wel wettig en overtuigend worden bewezen.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
Feit 1
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 4 augustus 2015, opgenomen op pagina 14 e.v. van dossier nr. PL0100 2015225346 d.d. 3 september 2015, inhoudende de verklaring van
[slachtoffer 1] :
Ik ben woonachtig op de [adres 1] te [pleegplaats] . Dit betreft een studentenwoning. Ik had mijn kamer afgesloten middels het slot op de deur. In mijn deur zat in het hoogste gedeelte glas. Dit glas is een poos geleden kapot gegaan. Sindsdien sluit ik dit gat af met een stuk hout. Momenteel is er maar een student die op ons adres verblijft, genaamd [persoon 2] . Op zaterdag 1 augustus 2015 omstreeks 14.00 uur is hij vertrokken uit ons huis. Op maandag 3 augustus omstreeks 18.00 uur kwam hij weer thuis. Het viel hem toen op dat er een klein krukje voor mijn deur stond en dat het stuk hout voor mijn opening in de deur was weggehaald. De deur was nog wel op slot. Ik vertelde dat ik niet thuis was geweest. Toen ik op 4 augustus 2015 in mijn kamer kwam zag ik dat er inderdaad twee laptops waren weggenomen. Er was geen braakschade aan de voordeur van de studentenwoning.
De door verdachte op de terechtzitting van 23 november 2015 afgelegde (bekennende) verklaring, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik in de periode van 1 augustus 2015 tot en met 3 augustus 2015 heb ingebroken in een woning aan de [adres 1] te [pleegplaats] . De voordeur van de woning heb ik open gekregen door te flipperen en ik ben in een kamer gekomen door een plank op de toegangsdeur van de kamer weg te trekken en door het ontstane gat naar binnen te kruipen.
Feit 2 primair
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 5 september 2015, opgenomen op pagina 68 e.v. van dossier nr. PL0100 2015288978 d.d. 3 oktober 2015, inhoudende de verklaring van
[slachtoffer 3] :
Ik ben namens benadeelde [slachtoffer 2] gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik woon aan het [adres 2] te [pleegplaats] . Dit is een bovenwoning gelegen op de tweede verdieping. Ik was op 4 september 2015 in mijn woning samen met mijn vriendin [slachtoffer 2] . Toen mijn vriendin op 5 september 2015 omstreeks 01:00 uur wakker werd en in de woonkamer kwam zag zij dat er een aantal goederen weggenomen waren. Toen hebben wij de politie gebeld. Er is verder geen braakschade te zien in of buiten de woning. We hebben het hele huis gecontroleerd en ontdekten dat er alleen goederen uit de woonkamer gestolen waren. [1]
Een proces-verbaal d.d. 8 september 2015, opgenomen op pagina 72 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] (V: verbalisant en A: aangever)
V: Tijdens de inbraak zijn er nog meerdere goederen weggenomen. Wij hebben enkele goederen aangetroffen. Kan jij aangeven of jij een of meerdere van deze goederen kan herkennen als jouw eigendom?
A: U laat mij meerdere foto's zien. Ik herken alleen de rolmaat als mijn eigendom. Ik had precies dezelfde rolmaat, van hetzelfde merk Lufkin en ook van 5 meter.
Een proces-verbaal d.d. 9 september 2015, opgenomen op pagina 76 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de relatering van [verbalisant 1] :
Op woensdag 9 september 2015, omstreeks 09.15 uur, werd er door mij, [verbalisant 1] , telefonisch contact opgenomen met aangever [slachtoffer 3] , voor nadere informatie over de door hem gedane aangifte ter zake woninginbraak en de wijze waarop er met hem contact was opgenomen door degene die in het bezit was van de bij aangever weggenomen iPad. Samengevat verklaarde [slachtoffer 3] het volgende: Nadat mijn iPad gestolen is tijdens de woninginbraak, heb ik een programma geactiveerd dat als iemand mijn gestolen iPad aandoet en contact maakt met WIFI er in het beeld van de gestolen iPad de tekst verschijnt: Dit toestel is verloren/gevonden, bel mij [mobiel nummer 1] . Op zaterdagavond 5 september 2015 omstreeks 19.05 uur werd ik gebeld. De beller zei dat hij een iPad gekocht had voor 100 euro van een junk, volgens mij voor het zoontje van zijn vrouw, en dat hij de tekst in beeld kreeg van "gestolen iPad en een telefoonnummer" en dat hij dat nu belde. Hij zei dat hij dus voor 100 euro opgelicht was. Hij heeft mij toen zijn nummer gegeven, dat was [mobiel nummer 2] . Vervolgens heb ik de politie gebeld en de zaak uitgelegd. Zondagavond heb ik de man gebeld voor het maken van een afspraak. Hij heeft toen zijn naam tegen mij gezegd, dat was [persoon 1] .
Een proces-verbaal d.d. 7 september 2015, opgenomen op pagina 80 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [persoon 1] (V: verbalisant en [persoon 1] )
V: Op welk telefoonnummer ben jij te bereiken?
A: [mobiel nummer 2]
Een proces-verbaal d.d. 9 september 2015, opgenomen op pagina 84 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [persoon 1] :
Op vrijdag 4 september 2015 omstreeks 21.00 uur kwam ik een bekende junk, die zich [verdachte] noemt tegen. [verdachte] zei dat hij die nacht zou gaan inbreken en als hij iets had waar ik belang bij had zou hij contact met mij opnemen. De volgende ochtend, zaterdag 5 september 2015 belde [verdachte] mij op het telefoonnummer [mobiel nummer 3] . [verdachte] en ik maakten de afspraak dat we elkaar zouden ontmoeten. Ik heb [verdachte] gebeld dat ik eraan kwam. Het door mij gebelde telefoonnummer heb ik al doorgegeven aan uw collega. We hebben elkaar ontmoet. [verdachte] liet mij toen een iPad zien. [verdachte] vertelde dat hij nog meer voor mij had een telefoon en een laptop. Ik heb 2 bolletjes coke aan [verdachte] gegeven. Hierna gaf [verdachte] mij de iPad. Hierna ben ik met de iPad naar huis gegaan. Ik heb het apparaat aangezet en toen was er in het beeldscherm te lezen dat het apparaat gestolen was. Tevens stond er in het scherm dat ik kon bellen met een bepaald telefoonnummer. Ik wist dat dit het telefoonnummer van de eigenaar was. Ik heb het nummer van de eigenaar gebeld en gezegd dat ik de iPad had gekocht voor 100 euro. Ik zei dat de eigenaar tegen betaling van 100 euro zijn iPad terug kon krijgen. De politie kwam uiteindelijk bij mijn vriendin thuis en hebben ze mij en de iPad meegenomen naar het bureau. [verdachte] woont aan de [woonadres] . U toonde mij zojuist en foto van een man die ik herken als [verdachte] .
Noot verbalisant: Aan [persoon 1] werd een foto getoond van [verdachte] geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
Ten tijde van het tonen van de foto hoorde ik dat hij zei: "Dat is hem, dat is [verdachte] ".
Een proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming d.d. 9 september 2015, opgenomen op pagina 2 e.v. van voormeld dossier:
Inbeslagneming
Omstandigheden : Aangetroffen in de fouillering van de [verdachte] .
Beslagene
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] , wonende [woonadres] te [woonplaats] .
Volgnummer 1
Object : meetapparatuur (overige)
Merk/type : Lufkin Rolmaat 5m
De door verdachte op de terechtzitting van 23 november 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
[persoon 1] , bij mij ook wel bekend onder de naam [persoon 1] , heeft aan mij gevraagd of ik ook apparatuur kon regelen. Hij had belang bij een iPad.
Feit 3 primair
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 3 september 2015, opgenomen op pagina 39 e.v. van voornoemde dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] :
Ik woon aan het [adres 3] te [pleegplaats] . Dit betreft een studentenwoning. Het betreft een bovenwoning welke te bereiken is via een trap. Bovenaan de trap direct rechts zit een gezamenlijke voordeur gesitueerd. Op 26 augustus 2015 omstreeks 08.30 uur ben ik weggegaan. Ik heb vervolgens de deur van mijn kamer op slot gedraaid en de voordeur achter mij in het slot laten vallen. Ik kwam omstreeks 19.30 uur in de avond weer thuis en toen zag ik dat er was ingebroken. Ik kon dit zien omdat mijn kamerdeur was opengebroken en open stond. Ik vermoed gezien de schade dat men de deur met een voorwerp als een schroevendraaier of een koevoet heeft open gebroken. In mijn kamer zag ik direct dat er een aantal goederen weg was. Hieronder mijn laptop, iPad, sieraden, saxofoon, klein tasje met sieraden, geluidsbox van Bose, leren jack en een zonnebril van het merk Gucci. [2]
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 september 2015, opgenomen op pagina 55 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de relatering van [verbalisant 2] :
[slachtoffer 4] deed bij mij, verbalisant, aangifte van inbraak in haar woning gepleegd op woensdag 26 augustus 2015 tussen 08.30 uur en 19.30 uur. [slachtoffer 4] voornoemd vertelde mij dat er bij deze inbraak diverse goederen waren weggenomen waaronder een saxofoon.
[slachtoffer 4] vertelde mij over de saxofoon de volgende kenmerken:
Merk: Martin
Type: Committee 2 Alt
Serienummer: 139968 tevens gegraveerd in het instrument
Bijzonderheden: de saxofoon zat in een zilverkleurige koffer en saxofoon was voorzien van een Meyer mondstuk. Verder is de saxofoon mat goudkleurig van kleur en voorzien van zilverkleurige kleppen. Volgens [slachtoffer 4] voornoemd is de saxofoon momenteel 2500 euro waard. Tevens werd er door [slachtoffer 4] een foto van de weggenomen saxofoon als bijlage bij de aangifte gevoegd. Om 16.15 uur werd ik gebeld door een medewerker van de dienst teleservice. Hierop hoorde ik dat deze medewerkster mij vertelde dat [slachtoffer 4] op dat moment aan het [adres 4] stond in de winkel genaamd [winkel] en dat ze hier haar saxofoon zag liggen. Aldaar ter plaatse komend werd ik aangesproken door [slachtoffer 4] . Zij liep met mij de winkel in en wees mij een zilver kleurige koffer met hierin een saxofoon.
Hierop heb ik de saxofoon uit de koffer gehaald en zag dat het ging om een saxofoon met de volgende specificaties:
Merk: Martin
Type: Committee 2 Alt
Serienummer: 139968 deze stond gegraveerd op de achterzijde van het instrument.
Bijzonderheden: Saxofoon zat verpakt in een zilverkleurige harde koffer en de saxofoon is voorzien van een Meyer mondstuk. Verder is de saxofoon mat goudkleurig met een inscriptie van Martin en is voorzien van zilverkleurige kleppen. Ik heb vervolgens naar de eigenaar van de genoemde winkel gevraagd en er verscheen een man welke bleek te zijn: [persoon 3] . Ik zag dat de omschreven saxofoon overeen kwam met de gegevens en de foto's van de saxofoon als omschreven in de aangifte. Hierop heb ik [persoon 3] voornoemd gevraagd hoe hij aan deze saxofoon is gekomen. Ik hoorde dat [persoon 3] hierop antwoordde:
"Ik heb deze vorige week als onderpand binnen gekregen. Ik heb de gegevens van degene die hem hier heeft gebracht geregistreerd in het register". Ik zag vervolgens dat [persoon 3] twee papieren pakte en mij deze overhandigde. Ik zag dat het ene formulier een terugkoopfactuur betrof waarbij stond vermeld dat het instrument was ingekocht van ene [verdachte] , dat deze op donderdag 27 augustus 2015 was ingeleverd en tot 28 augustus 2015 te 17.00 uur terug gekocht kon worden door deze persoon. Het tweede blad bleek een kopie van het eerste blad te zijn met als verschil dat hierbij ook een afbeelding van de identiteitskaart van de persoon zat die het instrument had verpand. Ik herkende deze persoon als de mij ambtshalve bekende:
[verdachte] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] . [3]
Een proces-verbaal d.d. 9 september 2015, opgenomen op pagina 60 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de getuigenverklaring van [persoon 3] :
Ik ben eigenaar van de winkel genaamd [winkel] . Op 27 augustus 2015 kwam er een man bij mij in de winkel met een saxofoon. De man vroeg aan mij of hij die saxofoon bij mij kon verpanden. Volgens die man had hij geld nodig en hij zou volgens zijn zeggen de dag er na zijn uitkering binnen krijgen en dan de saxofoon weer ophalen. Die saxofoon zat in een koffer. Nadat de overeenkomst was gesloten heb ik een verpand formulier ingevuld. De man toonde mij vervolgens een op zijn naam staand identiteitsbewijs. Ik heb deze gecontroleerd en een kopie van dit bewijs gemaakt. Ik heb de gegevens van het identiteitsbewijs gecontroleerd en de man die op de foto van dit bewijs staat is de man die bij mij in de winkel was. Ik weet dit 100% zeker.
Een proces-verbaal d.d. 9 september 2015, opgenomen op pagina 77 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de getuigenverklaring van [persoon 4] :
Vanochtend werd ik door één van jullie gebeld met de vraag of ik aanwezig was op de [woonadres] . Ik kwam daar en jullie vroegen mijn toestemming om in de kamer van [verdachte] te kijken of daar mogelijk spullen van diefstal afkomstig lagen. Jullie vertelden mij dat [verdachte] daarvoor toestemming had gegeven mits ik daarmee akkoord zou gaan. Ik vond dit geen probleem. Nadat jullie mij hadden verteld dat jullie eventueel gestolen spullen zochten heb ik uit eigen beweging jullie een aantal sieraden gegeven.
Ik heb jullie onder andere de volgende zaken gegeven:
-1 paar oorhangers zilverkleurig met glaskleurige steentjes.
De sieraden heb ik van [verdachte] gekregen.
Een proces-verbaal van relaas d.d. 3 oktober 2015, opgenomen op pagina 7 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de relatering van [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
Afgeven sieraden door [persoon 4]
Op woensdag 9 september 2015 te 15.00 uur verscheen getuige [persoon 4] voornoemd aan het politiebureau, Rademarkt 12 te Groningen. [persoon 4] overhandigde mij, [verbalisant 4] , een metaalkleurig halssieraad en een halssieraad met diverse glazen stenen. [persoon 4] verklaarde dat deze sieraden in het bezit waren geweest van [verdachte] . [persoon 4] deed afstand van de betreffende sieraden.
Herkenning weggenomen sieraden
Op woensdag 9 september 2015 te 15.20 uur werden de van getuige [persoon 4] verkregen sieraden getoond aan aangever [slachtoffer 4] . [slachtoffer 4] deelde mede enkele van deze sieraden te herkennen als zijnde haar eigendom en verklaarde dat de oorhangers, het zilverkleurige halssieraad en het halssieraad met diverse glazen stenen haar eigendom waren. De betreffende sieraden waren bij de inbraak in haar woning, gepleegd op woensdag 27 augustus 2015, weggenomen. [slachtoffer 4] deelde mede dat ze van de bovenvermelde sieraden geen aangifte had gedaan. Een foto van de betreffende sieraden zal bij dit proces-verbaal worden gevoegd. Aangeefster [slachtoffer 4] mailde mij, [verbalisant 4] , enkele foto's waarop zij te zien was. [slachtoffer 4] droeg op deze foto's de sieraden als hierboven omschreven. De betreffende foto's/afdrukken zullen bij dit proces-verbaal worden gevoegd. [4]
Feit 4
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 26 juni 2015, opgenomen op pagina 18 e.v. van dossier nr. PL0100 2015183174 d.d. 22 juli 2015, inhoudende de verklaring van [persoon 5] .
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de aangifte en acht zij wettig en overtuigend bewezen dat verdachte twee laptops heeft weggenomen waarbij verdachte zich de toegang tot de woning heeft verschaft middels braak en een valse sleutel.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft verdachte een alternatief scenario geschetst. De huurbaas van verdachte zou de eigenaar zijn van een winkel waar gestolen goederen worden verkocht. Wanneer de winkel gesloten is, worden de gestolen goederen
-tijdelijk- ondergebracht in de woning van verdachte. Volgens verdachte heeft getuige [persoon 1] aan hem gevraagd of verdachte een iPad voor hem kon regelen. Verdachte zou toen een iPad van iemand hebben gekocht die bij hem langs kwam om gestolen goederen af te leveren. Verdachte heeft de naam van deze persoon niet willen noemen waardoor dit scenario niet kan worden geverifieerd. Daar staat tegenover dat verdachte volgens [persoon 1] tegen hem heeft verklaard dat hij in de avond van 4 op 5 september 2015 zou gaan inbreken. De volgende ochtend heeft verdachte in ruil voor drugs een iPad aan [persoon 1] gegeven. Deze iPad bleek afkomstig te zijn van aangever [slachtoffer 3] . Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het door verdachte geschetste scenario onaannemelijk en is zij van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft verdachte verklaard dat hij de saxofoon voor iemand anders naar [winkel] heeft gebracht. De rechtbank acht dit niet aannemelijk nu verdachte de naam van deze persoon niet heeft willen noemen. In de woning van verdachte zijn de sieraden van aangeefster aangetroffen. Volgens getuige [persoon 4] heeft zij de sieraden van verdachte gekregen. Verdachte heeft de namen van de personen die bijvoorbeeld deze gestolen goederen bij hem afleverden, ook niet willen noemen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband beschouwd, het onder 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Bewezenverklaring
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij in de periode van 1 augustus 2015 tot en met 3 augustus 2015 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit (studenten)woning, gelegen aan de
[adres 1] heeft weggenomen twee laptops, toebehorende aan
[slachtoffer 1] waarbij verdachte zich de toegang tot die woning heeft verschaft door middel van braak en een valse sleutel;
2. primair
hij in de periode van 4 september 2015 tot en met 5 september 2015 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan het [adres 2] heeft weggenomen twee laptops en een tablet (Apple Mini) en een notebook en een E-reader en een rolmaat toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ;
3. primair
hij op 26 augustus 2015 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan het [adres 3] heeft weggenomen een computer (HP-notebook) en een
iPad (Apple) en sieraden en een horloge en een bril en een saxofoon en een leren jack toebehorende aan [slachtoffer 4] , waarbij verdachte zich de toegang tot die woning heeft verschaft door middel van braak;
4.
hij op 26 juni 2015 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een flesje parfum toebehorende aan [drogisterij] .
De verdachte zal van het onder 1, 2 primair, 3 primair en 4 meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van de feiten

Het bewezen verklaarde levert op:
1. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en valse sleutels;
2. primair diefstal;
3. primair diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van
braak;
4. diefstal.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren. Gelet op de justitiële documentatie van verdachte is aan de wettelijke eisen voor het opleggen van de ISD-maatregel voldaan. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel eist. Wanneer verdachte niet uit de samenleving wordt verwijderd bestaat het risico dat hij weer (vermogens)delicten gaat plegen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen nu het niet duidelijk is of de heroïneverstrekking aan verdachte binnen het kader van de ISD-maatregel door kan blijven gaan.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de strafrechtelijke reactie op de door verdachte begane strafbare feiten heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de over verdachte opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee woninginbraken, een insluiping en een winkeldiefstal waarbij hij naast elektronica ook zeer persoonlijke goederen zoals sieraden heeft weggenomen. Verdachte heeft met de bewezen verklaarde feiten aangetoond geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van een ander. Woninginbraken veroorzaken niet alleen materiële schade, maar maken ook een inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is algemeen bekend dat woninginbraken nog lange tijd voor gevoelens van angst en onveiligheid kunnen zorgen bij de bewoners van de desbetreffende woningen. Verdachte heeft geen rekening gehouden met deze gevolgen, maar heeft alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
Uit het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 29 oktober 2015 (dat 37 pagina's beslaat) blijkt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten. Daar komt bij dat verdachte zich ten tijde van de thans bewezen verklaarde feiten in een proeftijd bevond.
Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders
De rechtbank zal overeenkomstig de vordering van de officier van justitie aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opleggen. Het bewezen en strafbaar verklaarde betreft misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, verdachte is in de vijf jaren voorafgaand aan deze misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of een taakstraf veroordeeld, de feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen, er moet voorts ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan en de veiligheid van goederen eist het opleggen van de maatregel.
De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen het recente advies van de reclassering d.d. 11 november 2015
.Daarin wordt onder meer aangegeven dat het delictgedrag (vermogensdelicten) aan drugsgebruik is gerelateerd. Het gebruik van heroïne en cocaïne is door de vele jaren heen verworden tot een ingesleten dagelijkse kwestie met een indringende werking op alle levensgebieden. Het recidiverisico wordt hoog ingeschat. Naar inschatting van de reclassering wordt het recidiverisico het meest beperkt wanneer verdachte de heroïne behandeling kan hervatten, in combinatie met persoonlijke en woonbegeleiding, inclusief budgettering en activering door WerkPro, waarbij verdachte in de gelegenheid wordt gesteld via proefwonen, bij goed gevolg en zich houden aan de voorwaarden, het perspectief krijgt op een eigen woning. Dit zou kunnen plaatsvinden in een idealiter spoedig te starten extramurale fase ISD. De reclassering heeft geadviseerd om aan verdachte de ISD-maatregel op te leggen voor de duur van twee jaren.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank oplegging van een forse voorwaardelijke straf ontoereikend. De rechtbank is van oordeel dat oplegging van de ISD-maatregel een passende reactie vormt ter beveiliging van de maatschappij en ter beëindiging van de recidive van verdachte. De rechtbank zal de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen. De tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal in mindering worden gebracht op de duur van de maatregel.
De rechtbank heeft kennis genomen van het voornemen van de reclassering om de diagnostiek omtrent verdachte zo snel mogelijk te laten plaatsvinden. Gelet hierop ziet de rechtbank vooralsnog geen aanleiding om ambtshalve te beslissen tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel. Mocht hiertoe volgens de verdediging wel aanleiding bestaan, dan kan verdachte of zijn raadsman ex artikel 38s lid 1 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) de rechter verzoeken over te gaan tot een tussentijdse beoordeling van de ISD-maatregel.
Benadeelde partij (feit 1)
[slachtoffer 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De hoogte van de vordering bedraagt € 300,76.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vordering dient te worden gematigd tot een bedrag van € 107,50 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het overige deel van de vordering moet worden afgewezen.
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De schadepost 'laptop Samsung' wordt door de rechtbank naar redelijkheid en billijkheid vastgesteld op € 100,-, gelet op de ouderdom van de laptop. De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 107,50 en het overige gevorderde afwijzen.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
Benadeelde partij (feit 2)
[slachtoffer 3] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 primair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De hoogte van de vordering bedraagt € 1.683,70, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 september 2015.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering aangevoerd dat deze dient te worden afgewezen omdat er onvoldoende causaal verband is tussen de gestelde schade en de subsidiair ten laste gelegde heling.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met de door verdachte gepleegde diefstal, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die (subsidiair) niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 september 2015.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 2 maart 2015, gewezen door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 17 maart 2015.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 29 oktober 2015, ingekomen ter griffie op de rechtbank op 30 oktober 2015, de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor onder 1, 2 primair, 3 primair en 4 bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd. De rechtbank is van oordeel dat, nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, in beginsel tenuitvoerlegging dient te worden gelast van de niet ten uitvoer gelegde straf. Gelet echter op de aard van de maatregel die zal worden opgelegd en de wenselijkheid dat met de uitvoering ervan zo spoedig mogelijk een begin zal worden gemaakt, zal de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 38m, 38n, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het onder 1, 2 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders onder 1, 2 primair, 3 primair en 4 is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren te verminderen met de tijd die verdachte voor de ten uitvoerlegging van de uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 107,50 (zegge: honderdzeven euro en vijftig eurocent), en wijst hetgeen door de benadeelde partij meer is gevorderd af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer,
[slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van € 107,50 (zegge: honderdzeven euro en vijftig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 1] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 3] , toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.683,70 (zegge:
zestienhonderd drieëntachtig euro en zeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 september 2015.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer,
[slachtoffer 3] , te betalen een bedrag van € 1.683,70 (zegge: zestienhonderd drieëntachtig euro en zeventig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 26 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 3] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
18/820181-14:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter in het arrondissement Noord-Nederland te Groningen d.d. 2 maart 2015.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.H.A.M. Voncken, voorzitter, mr. M. Haisma en
mr. A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door mr. A.C. Fennema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 december 2015.
Mr. A.G.D. Overmars is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Zie op p. 71 e.v. opgenomen in voornoemd dossier met de bijlage van de weggenomen goederen.
2.Zie op p. 44 e.v. van voornoemde dossier de bijlage van de weggenomen goederen.
3.Zie p. 58 van voornoemde dossier voor de terugkoopfactuur en de terugkoopfactuur met een kopie van het identiteitsbewijs van verdachte.
4.Zie p. 6 en p. 45 e.v. opgenomen in voornoemd dossier met de foto's van de sieraden van aangeefster.