ECLI:NL:RBNNE:2015:6329
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na vrijspraak
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 7 december 2015, is een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 8 mei 2015, waarbij een bedrag van € 33.300,09 werd geëist van de verdachte, die eerder was aangeklaagd voor oplichtingsfeiten. De behandeling van de vordering vond plaats op 23 november 2015, waar de verdachte, zijn raadsvrouw mr. M.R.M. Schaap, en de officier van justitie aanwezig waren. Tijdens deze zitting heeft de officier van justitie vrijspraak voor de verdachte bepleit, wat leidde tot de conclusie dat de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel niet kon worden toegewezen.
De rechtbank heeft in haar beoordeling geconstateerd dat de vordering van de officier van justitie niet kon standhouden, gezien de vrijspraak van de verdachte voor de feiten waarop de vordering was gebaseerd. De rechtbank heeft daarbij artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in acht genomen. De beslissing om de vordering af te wijzen werd unaniem genomen door de meervoudige kamer, bestaande uit de rechters M. Haisma, L.H.A.M. Voncken en A.G.D. Overmars. Het vonnis werd uitgesproken tijdens een openbare zitting, waarbij mr. A.G.D. Overmars niet in staat was om het vonnis mede te ondertekenen.