ECLI:NL:RBNNE:2015:6324

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 december 2015
Publicatiedatum
15 maart 2016
Zaaknummer
18.730163-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot een gevangenisstraf van een jaar voor poging tot doodslag en zware mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 4 december 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en thans gedetineerd, werd bijgestaan door mr. H.D. Postma, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema. De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: de verdachte zou op 15 mei 2015 in [pleegplaats] met een breekijzer op het hoofd van het slachtoffer, [slachtoffer], hebben geslagen, met de intentie om deze van het leven te beroven, en daarnaast zou hij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel hebben toegebracht door hem meermalen met het breekijzer op de arm te slaan.

Tijdens de zitting op 20 november 2015 heeft de verdachte verklaard dat hij het slachtoffer meerdere malen met het breekijzer heeft geslagen. De rechtbank heeft op basis van getuigenverklaringen, forensisch bewijs en de medische rapporten vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer daadwerkelijk op het hoofd heeft geslagen, wat leidde tot een barstwond en een gebroken ellepijp. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn handelen een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard, wat de poging tot doodslag bevestigde.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan zowel poging tot doodslag als zware mishandeling. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten, en het feit dat de verdachte geen spijt toonde en niet openstond voor behandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar, met aftrek van het voorarrest, en heeft het in beslag genomen breekijzer verbeurd verklaard. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [slachtoffer], ter hoogte van € 942,-, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730163-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 december 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] ,
thans gedetineerd [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 november 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.D. Postma, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na aanvulling van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 mei 2015 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Het Bildt,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer] , van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met een breekijzer/koevoet op/tegen het hoofd heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 15 mei 2015 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Het Bildt,
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken pols/fractuur van de ellepijp bij de pols, heeft toegebracht door die [slachtoffer] meermalen met een breekijzer/koevoet op/tegen de arm te slaan en/of (vervolgens) (met kracht) een deur dicht te trekken terwijl die [slachtoffer] daar met zijn arm tussen zat;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 15 mei 2015 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Het Bildt,
[slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen met een breekijzer/koevoet op/tegen de arm te slaan en/of (vervolgens) (met kracht) de deur dicht te trekken terwijl die [slachtoffer] daar met zijn arm tussen zat.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1. primair en het onder 2. primair ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf van twaalf maanden met aftrek van het voorarrest;
- onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen breekijzer;
- integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] , te weten € 942,-;
- oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag.

Beoordeling van het bewijs

Door de raadsman is ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte, kort gezegd, slechts geslagen heeft op de pols en de bovenarm van het slachtoffer. Het letsel op het hoofd van het slachtoffer zou op een andere wijze kunnen zijn ontstaan. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat slechts voor het onder 2. subsidiair ten laste gelegde een veroordeling kan volgen.
De rechtbank overweegt het volgende. Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij door verdachte met een breekijzer op het hoofd is geslagen. Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat aangever een wond op de bovenkant van zijn hoofd had. Forensisch onderzoek aan het breekijzer heeft uitgewezen dat het bloed van aangever zich daarop bevond. Uit de foto's en de letselverklaring blijkt niet van bloedende wonden op de arm of pols van verdachte die de aanwezigheid van bloed op het breekijzer zouden kunnen verklaren. Verder heeft verdachte direct na het incident meermalen tegen een politieagent gezegd dat hij het slachtoffer met zijn breekijzer op het hoofd heeft geslagen. De rechtbank acht op grond van deze feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever op de bewuste avond met een breekijzer op het hoofd heeft geslagen.
Aan verdachte is onder 1. primair poging tot doodslag tenlastegelegd. Voor een bewezenverklaring van dit feit is vereist dat verdachtes opzet gericht was op de dood van het slachtoffer. De ondergrens van opzet is opzet in voorwaardelijke zin. Van voorwaardelijk opzet op de dood van een persoon is sprake wanneer door het handelen van de verdachte een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer is ontstaan, alsmede dat deze kans bewust door de verdachte is aanvaard. Of een gedraging de aanmerkelijke kans op de dood doet ontstaan, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het slaan op iemands hoofd met een zwaar metalen voorwerp, zoals een breekijzer, een aanmerkelijke kans op het overlijden van het slachtoffer doet ontstaan. Verdachte heeft met zijn handelen naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer aanvaard. Hij heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag.
Aangever heeft verklaard dat het, nadat hij door verdachte op het hoofd was geslagen, opnieuw tot een confrontatie kwam tussen verdachte en aangever. Verdachte heeft verklaard dat aangever op enig moment bij hem aan de deur kwam en dat hij aangever met het breekijzer heeft geslagen waarbij hij diens bovenarm en pols heeft geraakt met het breekijzer. De rechtbank stelt op grond van deze verklaringen vast dat verdachte de slagen op de boven- en onderarm van aangever heeft toegebracht tijdens een tweede confrontatie op dezelfde avond.
Aan verdachte is onder 2. primair zware mishandeling ten laste gelegd. Voor de beantwoording van de vraag of een kwetsuur als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, wordt doorgaans aansluiting gezocht bij het normale spraakgebruik. Factoren als de aard van het letsel, de noodzaak van medisch ingrijpen en het uitzicht op volledig herstel worden daarbij meegewogen. Uit de letselverklaring blijkt dat de klappen onder meer een gebroken ellepijp hebben veroorzaakt. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een gebroken ellepijp of pols -waarbij gebruik van gips noodzakelijk is- in het normale spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel wordt beschouwd. Verdachte zal daarom voor het primair ten laste gelegde feit worden veroordeeld.
De rechtbank past bij de beoordeling van het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 20 november 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik word [bijnaam] genoemd. Op 15 mei 2015 heb ik in [pleegplaats] [slachtoffer] meerdere malen geslagen met een breekijzer. Ik heb zijn bovenarm en pols geraakt.
2. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer PL0100-2015138342, gesloten op 19 september 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015138342-14, d.d. 16 mei 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer] :
Op 15 mei 2015 was ik boven op mijn kamer te [pleegplaats] toen [persoon 1] en [bijnaam] [verdachte] bij mij aan de deur kwamen. Over en weer werd geduwd. Toen [persoon 1] begon met duwen, was [bijnaam] ineens weg. Hij was zomaar terug en had toen een koevoet in zijn handen. Ik zag dat hij begon te zwaaien in mijn richting. Op een gegeven moment voelde en zag ik dat ik bloed had aan mijn hoofd. Ik had een klap met de koevoet op mijn hoofd gehad. Ik ben naar buiten gelopen. Op de gang kwam ik [bijnaam] weer tegen met die koevoet. Ik zag dat hij weer uithaalde met de koevoet. Hij sloeg mij met kracht op mijn linkerarm ter hoogte van mijn horloge. Dat ging kapot en ik had meteen enorme pijn aan mijn pols.
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015138342-23, d.d. 19 mei 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant:
Tijdens het gesprek met verdachte [verdachte] hoorde ik dat de verdachte meerdere malen vertelde dat hij [slachtoffer] met het breekijzer op zijn hoofd had geslagen.
2.3.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015138342-21, d.d. 17 mei 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant:
Ik zag dat het middenstuk van het breekijzer (SIN AAAM8994NL) positief testte op de aanwezigheid van bloed.
2.4.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015138342-25, d.d. 29 juni 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant:
In mijn aanwezigheid werd van [slachtoffer] wangslijmvlies afgenomen. Het celmateriaal is voorzien van een identiteitszegel (RABE2924NL).
2.5.
een deskundigenrapport afkomstig van The Maastricht Forensic Institute (TMFI), zaaknummer TMFI 2015.07.10.002, d.d. 26 augustus 2015 opgemaakt door P.J. Herbergs, forensisch DNA-deskundige, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring:
Het DNA-hoofdprofiel van het bloed op middenstuk van breekijzer (AAM8994NL) matcht met het DNA-profiel van [slachtoffer] . De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard.
2.6.
een geneeskundige verklaring, op 6 augustus 2015 opgemaakt en ondertekend door
T.H. Tan, forensisch arts FMG, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn/haar verklaring:
Barstwond links bovenop het hoofd, 3-4 cm lang. Zwelling en bloeduitstorting bij linker pols. Huid van de linkerarm was niet beschadigd. De hoofdwond is gehecht. Fractuur van de ellepijp bij de pols is behandeld met gips. Onderhuidse bloeduitstorting linker bovenarm.
De barstwond op het hoofd kan worden veroorzaakt door stomp, botsend, mechanisch uitwendig geweld.

Redengeving bewezenverklaring

De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen hierna bewezen is verklaard. Op grond daarvan heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het hierna bewezen verklaarde heeft begaan. Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het bewijs van het feit of de feiten waar het blijkens zijn inhoud betrekking op heeft.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. primair:
hij op 15 mei 2015 te [pleegplaats] , in de gemeente Het Bildt, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer] , van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met een breekijzer op het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. primair:
hij op 15 mei 2015 te [pleegplaats] , in de gemeente Het Bildt, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een fractuur van de ellepijp bij de pols, heeft toegebracht door die [slachtoffer] meermalen met een breekijzer tegen de arm te slaan.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair: poging tot doodslag.
2. primair: zware mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem door Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 30 juni 2015 opgemaakte rapportage, het forensisch psychologisch onderzoeksrapport d.d. 12 november 2015, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Verdachte heeft het slachtoffer op het hoofd geslagen met een zwaar metalen voorwerp en daarmee de kans op het overlijden van het slachtoffer voor lief genomen. Verdachte heeft hetzelfde slachtoffer bovendien met dit voorwerp op de arm geslagen. Het slachtoffer liep daarbij ernstig armletsel op dat geruime tijd nodig had om te genezen. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van ernstige feiten. Zij rekent verdachte de beide feiten zwaar aan.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder voor geweldsfeiten is veroordeeld. De rechtbank acht het in het bijzonder zorgelijk dat verdachte nog in 2013 is veroordeeld voor een poging tot zware mishandeling van hetzelfde slachtoffer. De reclassering constateert dat verdachte problemen heeft op het gebied van conflictsituaties en agressiebeheersing. Verdachte heeft geen spijt en toont geen enkele compassie met het slachtoffer. Aangezien verdachte niet openstaat voor begeleiding of behandeling, ziet de reclassering geen mogelijkheden voor toezicht of interventies. Uit de over verdachte opgemaakte psychologische rapportage volgt dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar moet worden geacht en dat er –gezien het ontbreken van motivatie- geen behandelmogelijkheden worden gezien.
Het voorgaande afwegend brengt de rechtbank tot het oordeel dat, vanuit het oogpunt van vergelding, oplegging van een vrijheidsstraf van enige duur geboden is. Conform de eis van de officier van justitie zal zij verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van één jaar.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een breekijzer vatbaar voor verbeurdverklaring nu het een voorwerp betreft met behulp van welke het feit is begaan en dit toebehoort aan verdachte.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. en 2. ten laste gelegde en bewezen verklaarde alsmede de gronden waarop deze berust.
De raadsman heeft betoogd dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu aangever verdachte zelf zou hebben opgezocht en er derhalve sprake is van eigen schuld.
De rechtbank verwijst naar hetgeen zij hiervoor heeft overwogen met betrekking tot de bewezen verklaarde feiten. Van eigen schuld is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar. De gevorderde wettelijke rente acht de rechtbank eveneens toewijsbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 57, 287 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1. primair en het onder 2. primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van één jaar.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen breekijzer.
Wijst de vordering van de [benadeelde partij] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 942,00 (zegge: negenhonderdtweeënveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 mei 2015.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het [slachtoffer]
, te betalen een bedrag van € 942,00 (zegge: negenhonderdtweeënveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 mei 2015, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 18 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 456,- aan materiële schade en € 486,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het [slachtoffer] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. de Wit, voorzitter, mr. I.M. Dölle en
mr. C.A.J. Tuinstra, rechters, bijgestaan door mr. J.C. Huizenga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 december 2015.
Mr. Tuinstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Wit
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Dölle
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Huizenga
locatie Leeuwarden,