ECLI:NL:RBNNE:2015:6280

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 november 2015
Publicatiedatum
24 februari 2016
Zaaknummer
18.930118-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk brand stichten met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 november 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 3 mei 2015 opzettelijk brand heeft gesticht in zijn woning te [pleegplaats]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door het aansteken van een vuilniszak in zijn woning gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor omwonenden heeft veroorzaakt. De verdachte is ter terechtzitting verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, mr. S.G.E. Koumans, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. R. Wildeman en mr. C. Fahner. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan opzettelijk brand stichten, waarbij de brand zich had kunnen uitbreiden en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en deskundigen als bewijs gebruikt, waaronder de verklaring van de verdachte zelf, die toegaf de brand te hebben gesticht. De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht, gezien zijn geestelijke toestand, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling onder voorwaarden. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op de omgeving meegewogen in de strafmaat. De uitspraak is gedaan met inachtneming van de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.930118-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 november 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
verblijvende in [verblijfadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 augustus 2015 en 06 november 2015.
De verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door mr. S.G.E. Koumans, advocaat te Maastricht.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door respectievelijk
mr. R. Wildeman en mr. C. Fahner.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 03 mei 2015 te [pleegplaats] opzettelijk brand heeft gesticht (in een (tussen)woning) door opzettelijke open vuur in aanraking te brengen met een vuilniszak, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor
- de woning en/of de buitendeur en/of goederen in de woning en/of de belendende percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de personen in de belendende percelen, te duchten was; art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie mr. Fahner heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 4 maanden
voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
- oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling onder de door de reclassering van
het Leger des Heils in het maatregelrapport d.d. 22 oktober 2015 geformuleerde
voorwaarden;
- dadelijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden.

Beoordeling van het bewijs

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk brand heeft gesticht, terwijl daarvan gemeen gevaar goederen, gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar te duchten was.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte van opzettelijk brandstichten dient te worden vrijgesproken, nu hij ter terechtzitting het feit heeft ontkend. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat er levensgevaar was voor de personen in de belendende percelen.
De rechtbank is, met de officier van justitie en anders dan de raadsvrouw van verdachte, van oordeel dat wettig overtuigend bewezen is, dat verdachte opzettelijk brand heeft gesticht, terwijl daarvan gemeen gevaar goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was.
De rechtbank komt tot oordeel op grond van de door verdachte bij de politie afgelegde gedetailleerde verklaring dat en hoe hij brand heeft gesticht in zijn woning. De rechtbank acht deze verklaring betrouwbaar. Tevens acht de rechtbank bewezen dat door deze opzettelijke brandstichting, behalve gemeen gevaar voor goederen, ook levensgevaar en zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was. De rechtbank komt tot dit oordeel, gelet op de aard van de brand en nu er gebleken is dat ten tijde van de brandstichting bewoners in de naastgelegen woningen aanwezig waren en één van de bewoners een andere bewoner heeft gewekt.
De rechtbank heeft het bewijs gebaseerd op de navolgende bewijsmiddelen.
[aangever] verklaart -zakelijk weergegeven- [1] : Ik ben medewerker van [woonstichting] . Ik hoorde dat er op 3 mei 2015 een brandje was geweest in perceel [adres 1] te [pleegplaats] . In deze woning is woonachtig [verdachte] . Door de brand is schade aan de deur, kozijn, muur en vloer ontstaan.
[getuige] verklaart -zakelijk weergegeven- [2] : Ik woon op nummer 47.Toen het een uur of half twaalf was, heb ik nog even naar de woning van [verdachte] gekeken. Ik zag lampen branden in zijn huis. Ik zag dat het raam van de voorkamer besloeg. Toen ben ik bij de voordeur van zijn woning gaan kijken. Dit was rond 23.30 / 23.45 uur. Ik zag allemaal rook en hoorde de rookmelder. Ik heb [bewoner] van [adres 2] wakker gemaakt.
[verbalisant 1] , expert forensische opsporing, verklaart -zakelijk weergegeven- [3] : Het object was een tussenwoning, deeluitmakend van een aaneengesloten woonblok van zes woningen en was gelegen op een perceel aan [straatnaam] te [pleegplaats] . De brand had gewoed in de keuken van de woning. In de keuken werd op de vloer een kleine brandhaard aangetroffen. Deze brandhaard was te typeren als primaire brandhaard, dat wil zeggen dat dit een brandhaard was van waaruit de brand was ontstaan en zichzelf had ontwikkeld. Vanuit de brandhaard was een opgaand brandbeeld waarneembaar. Hierbij was directe brandschade aan vloer en buitendeur ontstaan en tevens indirecte brandschade (roetafzetting) aan de onderzijde van een gastoestel (oven) en achterliggende tegels. Ter plaatse in de brandhaard werd blauw plastic (afkomstig van een vuilniszak) en al dan niet verbrande inhoud (onder andere aardappelschillen, lege drinkpakken en twee kleine speakers) aangetroffen. De oorzaak voor het ontstaan van de brand was het opzettelijk (van binnenuit) stichten van brand. Er kon met volledige zekerheid worden uitgesloten dat er van buiten naar binnen toe opzettelijk brand was gesticht.
Gevaarzetting: De brand in de woning had zich tot een beperkte brand ontwikkeld. Zonder vroegtijdige ontdekking van de brand (doordat buurtbewoners de rookmelder in het object hoorden afgaan) en aansluitende interventie van de brandweer, had de brand zich in een realistisch scenario kunnen uitbreiden tot een grotere brand. Hierbij zou in eerste instantie de kunststof buitendeur betrokken zijn. Door de interventie van de brandweer bleef de brandschade feitelijk beperkt tot het object. In onderhavige casus was er gemeen gevaar voor goederen te duchten geweest.
[verbalisant 2] verklaart -zakelijk weergegeven- [4] : Door collega’s is vastgesteld dat er bewoners in de naastgelegen woningen op het moment van de brand aanwezig waren in hun huizen. [getuige] heeft verklaard dat zij de bewoonster van [adres 2] heeft gewekt na het ontdekken van de brand. Deze woning grenst aan die van verdachte.
Verdachte verklaart -zakelijk weergegeven- [5] : Ik heb brand gesticht in mijn eigen woning. Ik pakte een vuilniszak met afval. Ik heb deze vuilniszak verplaatst tegen het gasstel. Ik ben via de achterdeur naar buiten gegaan. Ik heb de deur op een kier gezet en heb met de hand en een aansteker de vuilniszak in de brand gestoken. Ik heb de onderkant van de zak, aan de buitenkant, in de brand gestoken. Ik zag een klein beetje rook en een klein beetje vlammen uit de vuilniszak. In de vuilniszak zat papier, plastic, etenswaren. Huishoudafval. Ik heb mijn hand door het raampje, naast de deur, gestoken en via de binnenkant de deur met de sleutel op slot gedraaid. Ik stond dus achter mijn woning, aan de buitenkant. Ik ben daarna gelijk weggelopen. Ik wilde van alles af. Ik heb de lijm in mijn sloten gedaan. Zodat er niemand meer binnenkwam.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 03 mei 2015 te [pleegplaats] opzettelijk brand heeft gesticht in een tussenwoning door opzettelijke open vuur in aanraking te brengen met een vuilniszak, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor
- de woning en de goederen in de woning en de belendende percelen, en
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de personen in de belendende percelen, te duchten was.
De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen bewezen is verklaard en op grond daarvan heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk brand stichten terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage, d.d. 13 augustus 2015 opgemaakt door dr. T.W.D.P. van Os, psychiater / psychoanalyticus en de psychologische onderzoeksrapportage, d.d. 14 augustus 2015 opgemaakt door drs. T. ‘t Hoen, gezondheidspsycholoog.
De conclusies van deze rapporten luiden, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis der geestvermogens te weten een pervasieve ontwikkelingsstoornis tot uiting komend in disfunctioneren in relaties. Daarnaast is er sprake van misbruik van diverse middelen zoals alcohol, amfetamine en cocaïne. Verder is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens te weten een licht verstandelijke beperking. Het is aannemelijk dat verdachte op grond van zijn stoornissen verminderd vrij was ten aanzien van zijn gedragskeuzes en gedragingen voorafgaande aan en ten tijde van het hem ten
laste gelegde feit. Op grond van deze overwegingen is het aannemelijk dat verdachte voor het hem ten laste gelegde feit, als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd kan worden.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit eerder genoemde rapportages en het onderzoek ter terechtzitting. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsvrouw van verdachte en het verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft brand gesticht in een door hem bewoonde tussenwoning in [pleegplaats] . Dusdoende heeft de verdachte niet alleen de betreffende woning en daarin aanwezige goederen beschadigd dan wel vernield, maar tevens levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel veroorzaakt voor bewoners in de belendende percelen. Brandstichting is een bijzonder ernstig feit dat vanwege het gevaarzettende karakter daarvan gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt, niet alleen en in het bijzonder bij de bewoners van de belendende woningen, maar ook en meer in het algemeen in de samenleving als geheel.
Tevens houdt de rechtbank rekening met de door verdachte erkende ad informandum gevoegde brandstichting en poging daartoe, zoals deze op de dagvaarding zijn vermeld en welke hiermee zijn afgedaan
De rechtbank is alles overwegende van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden in deze een alleszins passende en geboden straf vormt.

Motivering van de maatregel

De rechtbank zal daarnaast aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen.
Blijkens de hiervoor al genoemde psychiatrische en psychologische rapportages bestond bij verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Het door verdachte begane feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Het gaat bovendien om een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van een of meer personen. Verder eist de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van die maatregel.
De rechtbank heeft haar oordeel gegrond op het advies van de voornoemde gedragsdeskundigen, dr. T.W.D.P. van Os en drs. T. ’t Hoen.
Het advies van dr. Van Os, psychiater / psychoanalyticus houdt onder meer in, zakelijk weergegeven: Onderzoeker adviseert verdachte op te laten nemen in een klinisch milieu om
van daaruit op zoek te gaan naar een adequate ambulante prothese (woning, begeleiding, dagbesteding, sociaal netwerk) om hem te helpen zich staande te houden op een prosociale wijze. Onderzoeker acht een klinische behandeling in het kader van een deels voorwaardelijke detentie te vrijblijvend waarbij een risico bestaat dat verdachte bij het overtreden van voorwaarden in detentie belandt en uiteindelijk onbehandeld op straat komt. Onderzoeker adviseert dan ook een klinisch traject te laten plaatsvinden in het kader van een tbs maatregel. Onderzoeker acht een tbs met voorwaarden een voldoende dwingend kader om verdachte te dirigeren richting een passende prothese zodat hij in de toekomst zijn leven buiten detentie kan gaan leiden.
Het advies van drs. ‘t Hoen, gezondheidspsycholoog houdt onder meer in, zakelijk weergegeven: Onderzoeker adviseert, om verdachte een klinische behandeling op te leggen, in een forensische setting waar men voldoende geëquipeerd is om de combinatie van beperkingen en pathologie zoals bij verdachte het geval is te behandelen (zoals Trajectum of Dichterbij). Na een dergelijk klinisch traject is een (langdurige) ambulante (nazorg)behandeling van groot belang, waarbij tevens aandacht moet zijn voor de psychosociale problematiek. Hierbij dient een begeleide woonvorm sterk in overweging te worden genomen. Onderzoeker acht gezien het als hoog ingeschatte recidiverisico, de onvoorspelbaarheid van het gedrag van verdachte, alsmede de verwachting dat verdachte vanuit zichzelf maar beperkt gemotiveerd zal zijn/blijven voor behandeling gezien het gebrekkige probleembesef en -inzicht, maar ook de ernst van het ten laste gelegde meewegend, een terbeschikkingstelling met voorwaarden aangewezen.
De rechtbank kan zich met de inhoud en de conclusies van de adviezen verenigen en neemt deze over.
De rechtbank zal, gelet op voormelde rapportages, niet bevelen dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd. Wel zal de rechtbank ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, de na te noemen voorwaarden stellen betreffende het gedrag van verdachte. Verdachte heeft zich bereid verklaard de voorwaarden na te leven.
De rechtbank heeft bij het formuleren van de voorwaarden gelet op het advies van de afdeling reclassering van het Leger des Heils Brabant-Zeeland. Het advies houdt ondermeer in, zakelijk weergegeven: een meldplicht, een ambulante behandeling, een opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een opname in zorginstelling - klinische behandeling, een drugs-/alcoholverbod en een locatiegebod.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 10, 27, 37a, 38, 38a, 57 en 157 lid 1 en 2 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte
ter beschikkingzal worden
gestelden stelt daarbij de volgende voorwaarden:
- de veroordeelde verleent, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
- de veroordeelde moet zich gedurende de periode van het toezicht blijven melden zo frequent als de reclassering Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering dit nodig acht. Betrokkene moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde;
- veroordeelde wordt verplicht om zich in het kader van een eventueel resocialisatietraject, na een klinische opname, te laten behandelen bij een nader te bepalen ambulante forensische zorginstelling, zulks ter beoordeling van het klinische behandelteam en de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling en/of behandelaar zullen worden gegeven;
- veroordeelde wordt verplicht om zich in het kader van een eventueel resocialisatie traject, na een klinische opname, te vestigen in een nader te bepalen instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, zulks ter beoordeling van het klinische behandelteam en de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van dat woontraject door of namens de instelling en/of behandelaar zullen worden gegeven;
- veroordeelde wordt verplicht om op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zich te laten opnemen in [instelling] te [plaats] of soortgelijke instelling, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven. Het zorgaanbod is beschikbaar in het kader van een maatregel TBS met voorwaarden. Een exacte opname datum is echter niet te geven, er wordt een wachttijd genoemd van 14 maanden;
- veroordeelde wordt verboden om alcohol en drugs te gebruiken, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde zal ondersteund worden door middel van middelencontrole;
- veroordeelde wordt geboden om op het adres van [instelling] of soortgelijke instelling, woonachtig te zijn. Als de reclassering en het behandelteam het noodzakelijk achten om voor een doelmatige uitvoering van (het toezicht op) de bijzondere voorwaarde de periode, tijd of locatie aan te passen dan mogen zij dat doen;
- veroordeelde wordt verplicht om de volgende bijkomende bijzondere voorwaarden na te leven en zich te houden aan de opdrachten van de reclasseringsorganisatie die in het kader van het toezicht op de naleving van deze voorwaarde noodzakelijk zijn:
* veroordeelde dient inzicht te geven in de eigen financiën en mee te werken aan een
Bewindvoerderstraject;
* veroordeelde dient mee te werken aan de drie partijen overeenkomst (reclassering, cliënt en GGz instelling).
Draagt de reclassering van het Leger des Heils op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen als bedoeld in artikel 38 lid 2 van het Wetboek van strafrecht.
Beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, en
mrs. E. Läkamp en H. de Wit, rechters,
bijgestaan door J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 november 2015.

Voetnoten

1.op pagina 30 van het proces-verbaal van politie Noord-Nederland, registratienummer: PL0100-2015145235 (het PV)
2.op pagina 32 van het PV
3.op pagina 76ev van het PV
4.in een aanvullend proces-verbaal bevindingen, d.d. 23 september 2015
5.op pagina 71ev van het PV