ECLI:NL:RBNNE:2015:6279

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 november 2015
Publicatiedatum
24 februari 2016
Zaaknummer
18.930406-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van seksueel binnendringen van minderjarige

In de zaak voor de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, is op 20 november 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van seksueel binnendringen van een minderjarige, geboren op een onbekende datum en woonachtig op een onbekend adres. De tenlastelegging omvatte meerdere seksuele handelingen met het slachtoffer, dat op het moment van de vermeende feiten nog niet de leeftijd van twaalf jaren had bereikt. De verdachte, bijgestaan door advocaat mr. H.W. Knottenbelt, verscheen ter terechtzitting op 6 november 2015. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. J.F. Severs.

De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en een schadevergoeding van € 5196,00 aan de benadeelde partij, het slachtoffer. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank baseerde deze beslissing op de aangifte van het slachtoffer, die slechts één keer melding maakte van een seksuele handeling, zonder dat er steunbewijs was voor deze bewering. Bovendien was het onduidelijk of het slachtoffer op het moment van de vermeende feiten de vereiste leeftijd had.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen. De kosten werden door de rechtbank toegewezen aan zowel de benadeelde partij als de verdachte. Deze uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. O.J. Bosker, en de rechters mr. E. Läkamp en mr. H. de Wit, met ondersteuning van griffier J. Hoogeveen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.930406-13
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 november 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 06 november 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.W. Knottenbelt, advocaat te Assen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.F. Severs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode tussen 1 januari 1993 en 18 februari 1999 te
[pleegplaats] , meerdere malen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] ,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer
handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , hebbende verdachte:
- de clitoris van [slachtoffer] betast en/of bevoeld,
- de vagina van [slachtoffer] met zijn vinger(s) gepenetreerd,
- de vagina van [slachtoffer] (boven de kleding) betast en/of bevoeld,
- de borsten van [slachtoffer] (boven de kleding) betast en/of bevoeld,
- [slachtoffer] op zijn schoot gezet, terwijl hij zijn eigen broek open had, en
haar heen en weer over zijn schoot bewogen ('droogneuken'),
- zijn erectie tegen [slachtoffer] aangeduwd,
- [slachtoffer] getongzoend,
- ten overstaan van [slachtoffer] porno gekeken en/of zichzelf bevredigd en/of
gedwongen met hem porno te kijken en/of daarbij zijn penis aan te
raken,
zulks terwijl [slachtoffer] zijn stiefkind was,
Art. 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht;
art 244 Wetboek van Strafrecht
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden
gevangenisstraf voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van
€ 5196,00 (voorschot), alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie en evenals de raadsman van verdachte, het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Uit de aangifte van [slachtoffer] blijkt dat verdachte éénmaal het lichaam van aangeefster seksueel zou zijn binnengedrongen, zijnde de kern van het tenlastegelegde feit. Deze handeling wordt echter niet ondersteund door steunbewijs. Daarnaast is het onduidelijk wanneer dit gebeurd zou zijn. Nu aangeefster in haar verklaring aangeeft dat het tijde van de door gemaakte CITO-toets zou zijn gebeurd, is het niet duidelijk of zij toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt.

Benadeelde partij [slachtoffer]

De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter,
en mr. E. Läkamp en mr. H. de Wit, rechters,
bijgestaan door J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 november 2015.