ECLI:NL:RBNNE:2015:6278

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 november 2015
Publicatiedatum
24 februari 2016
Zaaknummer
18.730391-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het veroorzaken van een verkeersongeluk met lichamelijk letsel als gevolg

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 13 november 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 oktober 2014 een verkeersongeluk heeft veroorzaakt in [pleegplaats], gemeente Leeuwarden. Het ongeval resulteerde in lichamelijk letsel voor meerdere slachtoffers, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere verkeersovertredingen en inschattingsfouten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte roekeloos en onvoorzichtig heeft gereden, wat heeft geleid tot het ongeval. De rechtbank legt de verdachte een werkstraf op van 80 uren en een rijontzegging van 18 maanden. De uitspraak is gedaan na een onderzoek op de terechtzitting van 30 oktober 2015, waar de verdachte en zijn advocaat, mr. K.E. Wielenga, aanwezig waren. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. M.S. Kappeyne van de Coppello. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en enkele onderdelen van de tenlastelegging niet bewezen verklaard, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de belangrijkste feiten. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn schuldbewuste houding en het lage recidiverisico. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730391-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 november 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 oktober 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K.E. Wielenga, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door
mr. M.S. Kappeyne van de Coppello.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 oktober 2014 te [pleegplaats] , gemeente Leeuwarden, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Suzuki, [kenteken 1] ), daarmede rijdende over de openbare weg, [straatnaam 1] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, op [straatnaam 1] heeft gereden terwijl in de rijrichting van verdachte een
bord van het model C3 "eenrichtingsverkeer" van de bijlage 1 van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst
en/of
in strijd met het bepaalde in artikel 10 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, is gaan rijden en/of heeft gereden over een, bezien van uit de rijrichting van verdachte, aan de rechterzijde van [straatnaam 1] gelegen voetpad
en/of
ten gevolge waarvan een botsing is ontstaan met (een) op dat voetpad lopende voetganger(s),
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding en/of een wond op het achterhoofd en/of (een) verstuikt(e) enkel(s), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
en/of
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding en/of een hoofdwond, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
en/of
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 3] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten (een) gebroken rib(ben), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
en/of
waarna hij, verdachte, met voornoemd motorrijtuig op de rijbaan van [straatnaam 1] (een eenrichtingsweg) is terechtgekomen en/of in botsing is gekomen met een ander motorrijtuig (een personenauto, merk Daihatsu, [kenteken 2] ,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het ten laste gelegde;
- oplegging van een werkstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis;
- oplegging van de maatregel van ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 18 maanden.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 oktober 2015;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL0200-2014113406-1,
d.d. 22 december 2014, inhoudende de verklaring van verbalisant;
3. een schriftelijk stuk, te weten een ademanalyseticket, nr. 2725, d.d. 13 oktober 2014;
4. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL0200-2014113406-39,
d.d. 20 juli 2015, inhoudende de verklaring van verbalisant.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte in strijd met een bord 'Eenrichtingsverkeer' heeft gehandeld. De rechtbank zal verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken. Zij overweegt daartoe het volgende.
Verdachte reed voorafgaand aan het ongeval in noordelijke richting op [straatnaam 2] . Ter hoogte van de zijweg naar links bevindt zich een bord 'Eenrichtingsverkeer'. Dit bord staat ter rechterzijde van [straatnaam 2] en is derhalve gericht op bestuurders die hun weg op [straatnaam 2] in noordoostelijke richting vervolgen. Verdachte is ter hoogte van het bord linksaf geslagen in de richting van [straatnaam 3] . Op die weg heeft het verkeersbord geen betrekking. Het bord 'Eenrichtingsverkeer' houdt blijkens het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV) geen verbod in om zijwegen in te slaan. Derhalve kan niet worden bewezen dat verdachte in strijd met dit verkeersbord heeft gehandeld.
Verdachte had overigens naar het oordeel van de rechtbank wel uit de weginrichting kunnen en moeten opmaken dat links afslaan op dit punt niet is toegestaan. De weg naar links is immers buitengewoon smal en bevat een bocht in een - voor links afslaand verkeer - scherpe en onlogische hoek. Bovendien bevinden zich over de gehele breedte van de weg haaientanden, hetgeen een indicatie is voor de regel dat voertuigen zich hier slechts in één rijrichting mogen bewegen, namelijk in de - ten opzichte van verdachte - tegengestelde richting.

Redengeving bewezenverklaring

De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen hierna bewezen is verklaard. Op grond daarvan heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het hierna bewezen verklaarde heeft begaan.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 13 oktober 2014 te [pleegplaats] , gemeente Leeuwarden, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, een personenauto, merk Suzuki, [kenteken 1]
, daarmede rijdende over de openbare weg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend en in strijd met het bepaalde in artikel 10 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 is gaan rijden over een, bezien vanuit de rijrichting van verdachte, aan de rechterzijde van die weg gelegen voetpad,
ten gevolge waarvan een botsing is ontstaan met op dat voetpad lopende voetgangers,
waardoor een ander, genaamd [slachtoffer 1] , lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding, een wond op het achterhoofd en verstuikte enkels werd toegebracht, zodanig lichamelijk letsel, dat daaruit verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan
en
waardoor een ander, genaamd [slachtoffer 2] , een hersenschudding en een hoofdwond werd toegebracht, zodanig lichamelijk letsel dat daaruit verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan
en
waardoor een ander, genaamd [slachtoffer 3] , zwaar lichamelijk letsel, te weten gebroken ribben, werd toegebracht,
waarna verdachte met voornoemd motorrijtuig op de rijbaan van een eenrichtingsweg is terechtgekomen en in botsing is gekomen met een ander motorrijtuig, een personenauto, merk Daihatsu, [kenteken 2] ,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van deze wet, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem d.d. 6 oktober 2015 door Reclassering Nederland opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte draagt schuld aan een verkeersongeval waarbij meerdere personen letsel hebben opgelopen. Het ongeval heeft plaatsgevonden als gevolg van meerdere verwijtbare verkeersovertredingen en inschattingsfouten van verdachte. Bovendien had verdachte, voordat hij ging rijden, meerdere alcoholische consumpties genuttigd. De slachtoffers en hun naasten hebben de gevolgen van het ongeval als zeer belastend ervaren. De rechtbank rekent verdachte dit alles aan.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Door de reclassering zijn geen bijzonderheden geconstateerd op de verschillende leefgebieden. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag. De rechtbank weegt de schuldbewuste opstelling van verdachte mee in de strafmaat. Ter terechtzitting is gebleken dat het ongeval voor verdachte zelf ook de nodige impact heeft gehad.
Alles afwegend is oplegging van de door de officier van justitie gevorderde straffen naar het oordeel van de rechtbank passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 80 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Voorts:
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen - bromfietsen daaronder
begrepen - voor de tijd van 18 maanden.
Bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde vóór het tijdstip waarop de uitspraak voor wat betreft de bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Jansen, voorzitter, mr. Th.A. Wiersma en
mr. E.G.C. Groenendaal, rechters, bijgestaan door mr. J.C. Huizenga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 november 2015.
Mr. Groenendaal is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Jansen
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Wiersma
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Huizenga
locatie Leeuwarden,