ECLI:NL:RBNNE:2015:6276

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 november 2015
Publicatiedatum
24 februari 2016
Zaaknummer
18.730227-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens verstrekking van harddrugs, waaronder speed, xtc-pillen en cocaïne

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 13 november 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het verkopen en verstrekken van harddrugs, waaronder MDMA (xtc), cocaïne en amfetamine (speed). De feiten vonden plaats in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 mei 2014 in de gemeente Leeuwarden. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. M.S. Dunant Maurits, verscheen ter terechtzitting op 30 oktober 2015. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende vijf maanden schuldig heeft gemaakt aan het verkopen en verstrekken van xtc-pillen en speed, en eenmaal cocaïne heeft verkocht. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende proces-verbaal als bewijs gebruikt. De verdachte heeft eerder met justitie in aanraking geweest in verband met een harddrugsdelict, wat als verzwarende omstandigheid is meegewogen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zijn leven een andere wending heeft gegeven na zijn arrestatie en dat hij zich coöperatief opstelt ten opzichte van de reclassering. Gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de veranderingen in zijn leven, heeft de rechtbank besloten om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen, met daarnaast een forse voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. De proeftijd is vastgesteld op twee jaren, met als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het meer of anders ten laste gelegde, aangezien dit niet bewezen is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730227-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 november 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
30 oktober 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.S. Dunant Maurits,
advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 mei 2014 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Leeuwarden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (meermalen) (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of MDA en/of N-ethyl-MDA (zogenaamde stc-pillen), en/of (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, en/of (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine (speed), zijnde MDMA en/of MDA en/of N-ethyl-MDA en/of cocaïne en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf van 194 dagen waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren;
- oplegging van de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een leefstijltraining wanneer de reclassering dat nodig acht.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 oktober 2015;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02R2-2014052526-28,
d.d. 26 mei 2014, inhoudende de verklaring van [verklarende 1] ;
3. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02AD-2014052526-52, d.d. 3 juni 2014, inhoudende de verklaring van [verklarende 1] ;
4. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02BB-2014052526-48,
d.d. 1 juni 2014, inhoudende de verklaring van [verklarende 2] .

Redengeving bewezenverklaring

De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen hierna bewezen is verklaard. Op grond daarvan heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het hierna bewezen verklaarde heeft begaan.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 mei 2014 te [pleegplaats] , in de gemeente Leeuwarden, meermalen telkens opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd en verstrekt hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA en/of MDA en/of N-ethyl-MDA (zogenaamde xtc-pillen) en een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en telkens hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine (speed), zijnde MDMA en/of MDA en/of N-ethyl-MDA en cocaïne en amfetamine, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
t.a.v. het verkopen en afleveren:
de voortgezette handeling van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, en
t.a.v. het verstrekken:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem door Verslavingszorg Noord-Nederland d.d. 10 oktober 2014 en 14 oktober 2014 opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende vijf maanden meermalen schuldig gemaakt aan het verkopen en verstrekken van xtc-pillen en speed. Verder heeft verdachte eenmaal cocaïne verkocht. Harddrugs zijn verslavend en schadelijk voor de gezondheid. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij anderen van deze middelen heeft voorzien.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder met justitie in aanraking is geweest in verband met een harddrugsdelict. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van verdachte mee bij het bepalen van de straf. Ter terechtzitting heeft verdachte te kennen gegeven zijn leven een andere wending te hebben gegeven na zijn arrestatie wegens de onderhavige feiten. Hij is gestopt met het gebruik van middelen, volgt een opleiding en stelt zich coöperatief op ten opzichte van de reclassering, die hem op verschillende leefgebieden begeleidt.
De rechtbank heeft de indruk gekregen dat verdachte daadwerkelijk gemotiveerd is om zijn leven op een andere manier vorm te geven dan ten tijde van het ten laste gelegde. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan het reeds in voorarrest doorgebrachte deel zou de ingezette ontwikkelingen doorkruisen, hetgeen de rechtbank onwenselijk voorkomt. De rechtbank acht het van belang dat verdachte nog geruime tijd begeleiding van de reclassering ontvangt. Tevens is zij van oordeel dat verdachte een fors voorwaardelijk strafdeel moet worden opgelegd om hem van een terugval in het plegen van strafbare feiten te weerhouden.
De rechtbank zal verdachte conform de door de officier van justitie geëiste straf veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. De proeftijd stelt de rechtbank vast op twee jaren, nu verdachte zich, in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis, ook al geruime tijd aan bijzondere voorwaarden heeft moeten houden. De rechtbank zal bepalen dat verdachte zich gedurende de proeftijd bij de reclassering moet blijven melden. In deelname aan een leefstijltraining ziet de rechtbank op dit moment geen meerwaarde.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 56, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 194 dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 180 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
dat veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij Verslavingszorg Noord Nederland, Oostergoweg 6 te Leeuwarden en dat hij zich hier blijft melden zo lang en zo frequent als de reclassering dat noodzakelijk acht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Wiersma, voorzitter, mr. N.A. Vlietstra en
mr. E.G.C. Groenendaal, rechters, bijgestaan door mr. J.C. Huizenga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 november 2015.
Mr. Groenendaal is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Wiersma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Vlietstra
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Huizenga
locatie Leeuwarden,