ECLI:NL:RBNNE:2015:626

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 februari 2015
Publicatiedatum
17 februari 2015
Zaaknummer
18.830063-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake vervaardigen, verspreiden en in bezit hebben van kinderporno

Op 9 februari 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het vervaardigen, verspreiden en in bezit hebben van kinderporno. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat begon met een aangifte op 16 april 2013. De verdachte werd beschuldigd van het maken van opnames van seksuele handelingen met een minderjarig meisje en het verspreiden van deze opnames. Tijdens de zittingen op 10 november 2014 en 27 januari 2015 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. F.B. Flooren, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. A. van den Oever.

De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en proces-verbaal van de politie. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte werd schuldig bevonden aan het in bezit hebben, vervaardigen en verspreiden van afbeeldingen waarop seksuele gedragingen zichtbaar zijn van een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van het feit, de gevolgen voor het slachtoffer, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, waarvan 11 maanden voorwaardelijk, en een werkstraf van 120 uur. De rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf op van 365 dagen, waarvan 364 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 150 uur. Daarnaast werd de verdachte verplicht om zich te melden bij de reclassering en mee te werken aan een behandeling. De rechtbank kende ook een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij, die bestond uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/830063-14
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
9 februari 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
10 november 2014 en 27 januari 2015.
De verdachte is op beide zittingen verschenen en ter terechtzitting van 27 januari 2015 bijgestaan door mr. F.B. Flooren, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. van den Oever.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 19 maart 2013 tot en met 29 maart 2013, althans in de maart 2013 te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Hoogezand-Sappemeer, in elk geval in Nederland, een (aantal) afbeelding(en), te weten een (aantal) filmpje(s) en/of (een) gegevensdrager(s) (te weten een mobeiele telefoon) bevattende (een) afbeelding(en), heeft verspreid en/of aangeboden en/of openlijk tentoongesteld en/of vervaardigd en/of verworven
en/of in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen (telkens) bestonden uit:
- het vaginaal (met de penis) penetreren van het lichaam van een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en/of
- het masturberen bij het lichaam en/of gezicht van een persoon die kennelijk
de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting van 10 november 2014 afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 16 april 2013, opgenomen op p. 18 e.v. van dossier nummer 2013029464 d.d. 20 februari 2014, van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [persoon];
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 augustus 2014, inhoudende de relatering van [verbalisant], opgenomen in voornoemd dossier.
Bewezenverklaring
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij in of omstreeks de periode van 19 maart 2013 tot en met 29 maart 2013 te [pleegplaats] afbeeldingen, te weten filmpjes en een gegevensdrager (te weten een mobiele telefoon) bevattende afbeeldingen, heeft verspreid en/of vervaardigd en/of in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
- het vaginaal (met de penis) penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en
- het masturberen bij het lichaam en gezicht van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op:
1: Een gegevensdrager bevattende afbeeldingen van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben
EN
Afbeeldingen van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen
EN
Afbeeldingen van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, verspreiden
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 11 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaar. Aan het voorwaardelijke deel van de straf moeten de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering en een behandeling bij de AFPN of soortgelijke ambulante forensische zorg worden gekoppeld. Daarnaast heeft de officier van justitie een werkstraf van 120 uur gevorderd.
Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van het feit en de gevolgen die het feit heeft gehad voor het slachtoffer. Tevens heeft de officier van justitie rekening gehouden met het ad informandum gevoegde feit op de dagvaarding en artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht. Tenslotte heeft de officier van justitie rekening gehouden met het tijdsverloop in de zaak en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat wanneer er aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, de kans groot is dat hij zijn baan en daarna zijn woning zal kwijtraken. De raadsvrouw heeft gepleit voor het opleggen van een werkstraf aan verdachte. In plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan aan verdachte een hogere werkstraf worden opgelegd dan door de officier van justitie is gevorderd. Verdachte is bereid om mee te werken aan een meldplicht bij de reclassering en aan een ambulante behandeling, hoewel de praktische uitvoering daarvan lastig wordt, gelet op het strakke werkrooster van verdachte.
Voorts heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om er rekening mee te houden dat het om een relatief oud feit gaat en dat er sindsdien geen nieuwe meldingen over verdachte bij de politie zijn binnengekomen. Voor het opleggen van een proeftijd van 5 jaar ziet de raadsvrouw dan ook geen aanleiding; twee jaar proeftijd is voldoende.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het ad informandum gevoegde feit, zoals op de dagvaarding is vermeld en welk feit door verdachte is erkend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervaardigen, in bezit hebben en verspreiden van een aantal kinderpornografische filmpjes. Verdachte heeft deze filmpjes zelf vervaardigd door met een videosysteem in zijn woning opnames te maken van seksuele handelingen tussen een volwassen man en een minderjarig meisje. Hij heeft deze opnames vervolgens verspreid. Door zo te handelen heeft verdachte de persoonlijke levenssfeer van het minderjarige meisje aangetast. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat verdachte eenmalig opnames heeft gemaakt en deze heeft verzonden naar één andere persoon. Verdachte heeft de seksuele handelingen niet in scène gezet; er was sprake van vrijwillige seks tussen het slachtoffer en de volwassen man. De rechtbank heeft er rekening mee gehouden dat het om een relatief oud feit gaat en dat er na het plegen van het feit geen meldingen bij de politie zijn binnengekomen met betrekking tot het wederom verblijven van minderjarige meisjes in de woning van verdachte zonder toestemming van gezagouders, noch van andere strafbare feiten.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 9 oktober 2014, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, zij het van andere aard dan het onderhavige. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het ten aanzien van verdachte opgestelde reclasseringsadvies d.d. 15 januari 2015. De reclassering adviseert, mede gelet op de aanwezige risico's met betrekking tot delictgedrag, om aan verdachte als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en de verplichting om mee te werken aan een intake en diagnostiek en (indien geïndiceerd) een ambulante behandeling op te leggen.
Gelet op artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht zal de rechtbank aan verdachte een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur opleggen. De rechtbank zal het onvoorwaardelijke deel van die gevangenisstraf vaststellen op de kortst mogelijke duur. De rechtbank heeft daarbij sterk rekening gehouden met het feit dat verdachte zijn vaste baan en eventueel zijn woning zou kunnen verliezen wanneer hem een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou worden opgelegd. Mede voor zijn jonge gezin zouden deze gevolgen ingrijpend zijn. Gelet op de duur van het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank een hogere taakstraf aan verdachte opleggen dan de officier van justitie heeft gevorderd.
De rechtbank zal als bijzondere voorwaarden aan verdachte een meldplicht bij de reclassering en de verplichting om mee te werken aan een intake en diagnostiek en (indien geïndiceerd) een ambulante behandeling opleggen. De rechtbank zal de proeftijd bepalen op drie jaren.

Vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 77,10 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen, nu verdachte betwist dat de benadeelde partij schade heeft geleden door het strafbare feit. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte inmiddels weer contact heeft met de benadeelde partij.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de materiële schade voor toewijzing vatbaar. De immateriële schade acht de rechtbank tot een bedrag van € 400,- toewijsbaar, één en ander vermeerderd met de wettelijke rente.
In het overige deel van de immateriële schade zal de rechtbank de benadeelde partij
niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dat deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een telefoon, merk Samsung, type Galaxy S+ ([nummer]) vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu het feit met behulp van dit goed is begaan en het goed van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22b, 22c, 22d, 24c, 36b, 36c, 36f, 57 en 240b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 364 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
driejaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
 dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
 dat veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen (050-3188188). Hierna moet veroordeelde alle met de reclassering gemaakte afspraken nakomen;
 dat veroordeelde mee moet werken aan een intake en diagnostiek en, indien geïndiceerd, zich laat behandelen bij de AFPN of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 150 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 477,10 (zegge: vierhonderd zevenenzeventig euro en tien eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
19 maart 2013.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer]te betalen een bedrag van € 477,10 (zegge: vierhonderd zevenenzeventig euro en tien eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 9 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 77,10 aan materiële schade en € 400,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen telefoon, merk Samsung, type Galaxy S+ ([nummer]).
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. Bosch, voorzitter, mrs. M.J. Oostveen en K.R. Bosker, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 februari 2015.