In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 23 januari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van afpersing. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. D.C. Keuning, werd beschuldigd van het onder bedreiging van geweld dwingen van een slachtoffer tot de afgifte van 50 euro. De feiten vonden plaats in de periode van 15 tot en met 16 september 2012, waarbij de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer in de auto benaderden en dreigden met een vuurwapen. Tijdens de zittingen op 3 november 2014 en 9 januari 2015 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waaronder een bekennende verklaring en een proces-verbaal van aangifte. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen was, en sprak de verdachte vrij van andere ten laste gelegde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een training. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop in de zaak. De proeftijd van een eerder vonnis werd verlengd met één jaar.