ECLI:NL:RBNNE:2015:6208

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 december 2015
Publicatiedatum
15 januari 2016
Zaaknummer
18.820244-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweldadige woninginbraak met bedreiging en vrijheidsberoving

In de nacht van 3 op 4 juli 2015 drong de verdachte met geweld de woning van een bekende vrouw binnen, terwijl hij een mes en een rol tape bij zich had. Hij volgde de vrouw verder haar woning in en belette haar enige tijd de ruimte te verlaten. De vrouw slaagde er uiteindelijk in te ontsnappen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. E. van der Meer, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. T. Akkerman. De rechtbank achtte de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar, maar oordeelde dat hij strafbaar was. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De verdediging pleitte voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met een proeftijd van 3 jaar voor het voorwaardelijke deel. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder de vrouw die het slachtoffer was van de inbraak. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder reclasseringstoezicht en een alcoholverbod. Het vonnis werd uitgesproken op 11 december 2015.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/820244-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 december 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats] , [woonadres] ,
thans gedetineerd in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
27 november 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Akkerman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de nacht van 03 op 04 juli 2015, te [pleegplaats] , gemeente Oldambt, een persoon, genaamd, [slachtoffer] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk dreigend
- de door die [slachtoffer] bewoonde woning met geweld is binnengedrongen en/of
- een ruit van die woning heeft vernield en/of
- zichtbaar voor die [slachtoffer] een mes en/of tape in handen heeft gehad en/of (daarmee) die [slachtoffer] is gevolgd, verder de woning in.
2.
hij in of omstreeks de nacht van 03 op 04 juli 2015, te [pleegplaats] , gemeente Oldambt, opzettelijk een persoon, genaamd, [slachtoffer] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of enige tijd beroofd heeft gehouden, hierin bestaande dat verdachte
- de door die [slachtoffer] bewoonde woning met geweld is binnengedrongen en/of
- die [slachtoffer] is gevolgd verder de woning in en/of
- toen hij en die [slachtoffer] zich in de keuken van die woning bevonden, de keukendeur heeft gesloten en/of met een mes in de hand (achter zijn rug) voor die deur is gaan staan, die [slachtoffer] zo belettende die woning te verlaten,
- in ieder geval enige tijd de vrije doorgang voor die [slachtoffer] heeft geblokkeerd.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde kan worden bewezen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de herinnering van verdachte aan het gebeuren slechts haperend lijkt. Verdachte weet zich veel te herinneren en alles bij elkaar opgeteld weet verdachte van alles wat er gebeurd is een beetje. Volgens de officier van justitie is er sprake van een gerichte actie van verdachte. Daarbij neemt de officier van justitie in aanmerking dat verdachte geen andere verklaring heeft gegeven voor het gebeuren in de onderhavige nacht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verklaard omtrent de feiten geen opmerkingen te hebben. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat het voor verdachte heel duidelijk is dat het gebeuren grote gevolgen heeft gehad. Daaraan wil verdachte niet afdoen. Aan de verklaring van [slachtoffer] wordt door de verdediging niet getwijfeld. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van verdachte. Verdachte heeft flarden van het gebeuren aan elkaar geknoopt en kan zich niet alles volledig herinneren, hetgeen veroorzaakt kan zijn door zijn alcoholgebruik of een verdringing van herinneringen door zijn brein.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank past met betrekking tot de ten laste gelegde feiten de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 4 juli 2015, opgenomen op pagina 85 e.v. van dossier nummer PL0100-2015192073 d.d. 14 september 2015 van Politie Eenheid Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] .
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 6 juli 2015, opgenomen op pagina 91 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] .
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juli 2015, opgenomen op pagina 140 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van de verbalisant.
Bewezenverklaring
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij in de nacht van 3 op 4 juli 2015, te [pleegplaats] , gemeente Oldambt, een persoon, genaamd, [slachtoffer] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk dreigend
- de door die [slachtoffer] bewoonde woning met geweld is binnengedrongen en
- een ruit van die woning heeft vernield en
- zichtbaar voor die [slachtoffer] een mes en tape in handen heeft gehad en (daarmee) die [slachtoffer] is gevolgd, verder de woning in.
2.
hij in de nacht van 3 op 4 juli 2015, te [pleegplaats] , gemeente Oldambt, opzettelijk een persoon, genaamd, [slachtoffer] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en enige tijd beroofd heeft gehouden, hierin bestaande dat verdachte
- de door die [slachtoffer] bewoonde woning met geweld is binnengedrongen en
- die [slachtoffer] is gevolgd verder de woning in en
- toen hij en die [slachtoffer] zich in de keuken van die woning bevonden, de keukendeur heeft gesloten en met een mes in de hand (achter zijn rug) voor die deur is gaan staan, die [slachtoffer] zo belettende die woning te verlaten,
- in ieder geval enige tijd de vrije doorgang voor die [slachtoffer] heeft geblokkeerd.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van de feiten

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastelegging geen bedreiging tegen het leven gericht dan wel een bedreiging met zware mishandeling inhoudt. De tenlastelegging kan slechts door middel van het inlezen van alle omstandigheden van het geval als een dergelijke bedreiging gekwalificeerd worden.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat [slachtoffer] het mes en de tape van verdachte gezien heeft. Daarvan is meer dan voldoende dreiging uitgegaan om te kunnen spreken van een strafrechtelijke bedreiging.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank levert het tonen van het mes door verdachte aan [slachtoffer] en het volgen van [slachtoffer] met dat mes reeds een bedreiging als bedoeld in artikel 285 Wetboek van Strafrecht op. Het maken van een beweging als zwaaien of steken met het mes is hiervoor niet vereist. De rechtbank betrekt bij haar oordeel de bedreigende context waarin verdachte gehandeld heeft.
Gezien de voorgaande overweging levert het bewezen verklaarde op:

1. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of

bedreiging met zware mishandeling;

2. opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 8 november 2015, opgemaakt door H.A. Feringa, psycholoog. De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, als volgt. Bij verdachte werd het syndroom van Opitz gediagnosticeerd. Naast veel ingrijpende operaties tot en met zijn eenentwintigste levensjaar werd verdachte gepest en was hij zich continu bewust van het ‘uiterlijk anders zijn’. Het syndroom van Opitz, waar duidelijke kenmerken van te zien zijn, heeft zijn doorwerking gehad in hoe verdachte is omgegaan met zijn gevoelsleven. Verdachte heeft zich in de loop van zijn leven aangeleerd om niet zozeer stil te staan bij zijn gevoelsleven, maar vooral door gedrevenheid en hard werken een positief zelfgevoel en zelfbeeld te bewerkstelligen. Negatieve gevoelens, frustraties en verlangens werden hierdoor verdrongen. Ten tijde van het tenlastegelegde zijn deze onderliggende gevoelens, mede geïnduceerd door moeheid en alcohol, aan de oppervlakte gekomen en bleek verdachte niet te beschikken over voldoende controle om het intrusieve handelen te voorkomen. Hoewel er niet gesproken kan worden van een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens is er bij verdachte sprake van persoonsgebonden problematiek welke in aanzienlijke mate een rol gespeeld heeft en hangt het tenlastegelegde nauw samen met de ontwikkelingsgeschiedenis van verdachte.
Door de psycholoog wordt op grond van voorgaande overwegingen geadviseerd om verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte in licht verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarbij heeft de officier van justitie het opleggen van de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht, ambulante behandeling, locatie- en alcoholverbod gevorderd. De officier van justitie heeft de ad informandum gevoegde strafbare feiten bij zijn strafeis meegewogen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heef gepleit voor het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met bijzondere voorwaarden en een werkstraf van 240 uur. Dit voorstel doet volgens de raadsman recht aan de ernst van de feiten en de persoon van verdachte. Daartoe heeft de raadsman het volgende aangevoerd.
Na het binnenkomen van de woning van [slachtoffer] door verdachte houdt het door hem gepleegde geweld op. Op het moment dat het licht aangaat in de woning gebeurt er verder niets. Verdachte heeft de tape weggelegd en hij heeft niet geslagen. [slachtoffer] heeft uiteindelijk haar woning kunnen verlaten.
Verdachte functioneerde volledig stabiel. Hij was goed in zijn werk en hij was ambitieus. Verdachte is een absolute first offender die voor dit gebeuren zonder problemen in het leven stond. Gebleken is dat er reeds een hulpverleningstraject voor verdachte klaar staat en dat verdachte gemotiveerd is om aan zichzelf te gaan werken, omdat hij inziet dat hij niet in contact staat met zijn gevoelsleven. Er is bij verdachte sprake van problematiek die zijn doorwerking in het gebeuren heeft gehad. Verdachte heeft het in zijn leven moeilijk gehad en hij heeft dit altijd weggestopt.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem door de reclassering en de psycholoog opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de ad informandum gevoegde feiten, zoals deze op de dagvaarding zijn vermeld en die door verdachte zijn erkend.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig feitencomplex. In het midden van de nacht is hij bij de hem bekende [slachtoffer] met geweld de woning binnen gedrongen, terwijl hij in het bezit was van een voor die [slachtoffer] zichtbaar mes en een rol tape. Verdachte is [slachtoffer] , die op dat moment zeven maanden zwanger was –met medeneming van het mes en de tape- gevolgd verder haar woning in. [slachtoffer] heeft uit alle macht getracht de deur naar de woonkamer/keuken gesloten te houden voor verdachte, hetgeen haar niet gelukt is, (mede) omdat verdachte het mes tussen de deur en de deurpost gestoken hield. Verdachte heeft [slachtoffer] vervolgens gedurende enige tijd belet het vertrek waarin zij zich samen bevonden te verlaten. Eerst nadat de jongste zoon van [slachtoffer] , zijnde vijf jaren oud, zich overstuur meldde, zag [slachtoffer] kans met haar zoon de woning te verlaten en te vluchten naar de buren.
[slachtoffer] heeft doodsangsten uitgestaan en was ernstig bezorgd over het welbevinden van haar zoon, van haar ongeboren kind en van haarzelf, zoals duidelijk naar voren is gekomen uit de door [slachtoffer] op de terechtzitting afgelegde verklaring. De negatieve impact van het gebeuren op het hele gezin van [slachtoffer] is groot. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op het tot dan toe door [slachtoffer] in haar eigen woning ervaren veiligheidsgevoel. Voor [slachtoffer] is het extra moeilijk te verteren dat de onderhavige feiten haar en haar gezin zijn aangedaan door een haar uit het dorp bekende persoon, van wie zij nooit had verwacht dat hij daartoe in staat was. Daarnaast is, ook na de behandeling ter zitting, niet duidelijk geworden welk motief verdachte voor zijn handelen heeft gehad. Dit drukt zwaar op [slachtoffer] , haar gezin en haar (nabije) omgeving.
De rechtbank heeft daarnaast in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Op een strafbeschikking voor een snelheidsovertreding na is verdachte aan te merken als first offender. De onderhavige feiten zijn echter direct van een zeer ernstig kaliber.
Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte naar het oordeel van psycholoog Feringa als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Tot slot wordt meegewogen dat volgens de deskundigen een kans op herhaling van eenzelfde soort delict aanwezig is indien verdachte geen inzicht krijgt op zijn problematiek en dat voor het verkrijgen van dat inzicht een langer durende persoonsgerichte therapie noodzakelijk wordt geacht.
Alles overwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend.

Vordering van benadeelde partij [slachtoffer]

heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten alsmede de gronden waarop deze berusten. De vordering bestaat uit € 110,88 aan vergoeding van materiële schade en
€ 3.000,- aan vergoeding van immateriële schade. Voorafgaand aan de zitting heeft [slachtoffer] haar vordering tot vergoeding van immateriële schade verhoogd naar € 5.000,-. [slachtoffer] heeft tevens de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit gevorderd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met de door verdachte gepleegde strafbare feiten, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, vermeerderd met de wettelijke rente.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Vordering van benadeelde partij [persoon]

, vertegenwoordigt door [slachtoffer] , heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten alsmede de gronden waarop deze berusten. De vordering bestaat uit
€ 3.000,- aan vergoeding van immateriële schade. [persoon] heeft tevens de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit gevorderd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarbij heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de huisvrede van [persoon] gebroken is en dat hij daarvan en van de gevolgen van die huisvredebreuk last heeft ondervonden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat [persoon] als benadeelde partij kan worden aangemerkt. De raadsman heeft zich voorts gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat [persoon] weliswaar niet als slachtoffer in de tenlastelegging is opgenomen, maar als benadeelde partij dient te worden aangemerkt, omdat hij door het handelen van verdachte schade heeft geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met de door verdachte gepleegde strafbare feiten, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kunnen worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, vermeerderd met de wettelijke rente.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 282 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
10 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
 dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 dat veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
 dat veroordeelde zich binnen 5 dagen volgend op zijn ontslagdatum uit detentie meldt bij Verslavingszorg Noord Nederland op het adres Canadalaan 1 in Groningen;
 dat veroordeelde gedurende de proeftijd een door de reclassering noodzakelijk geachte ambulante behandeling ondergaat bij de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord of een soortgelijke instelling;
 dat veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze -direct of indirect- contact opneemt, zoekt of heeft met [slachtoffer] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
 dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd onthoudt van het gebruik van alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek.
Draagt de reclassering (VNN) op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt veroordeelde mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 5.110,88 (zegge: vijfduizend eenhonderd en tien euro en achtentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 juli 2015.
Veroordeelt veroordeelde in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , te betalen een bedrag van € 5.110,88 (zegge: vijfduizend eenhonderd en tien euro en achtentachtig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 110,88 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , daarmee de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien veroordeelde aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon] toe en veroordeelt veroordeelde mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 3.000,- (zegge: drieduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 juli 2015.
Veroordeelt veroordeelde in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [persoon] , te betalen een bedrag van € 3.000,- (zegge: drieduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 40 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [persoon] , daarmee de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien veroordeelde aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. de Jong, voorzitter, mr. J.J. Schoemaker en mr. J.N.M. Blom, rechters, bijgestaan door mr. P.T.M. van der Lelie, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 december 2015.
Mr. Blom is buiten staat dit vonnis te tekenen.