ECLI:NL:RBNNE:2015:6151

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 november 2015
Publicatiedatum
7 januari 2016
Zaaknummer
18.730483-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en bedreiging van politieambtenaren tijdens achtervolging

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 10 november 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die op 6 juli 2013 betrokken was bij een gewelddadige achtervolging door de politie. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde en niet in het bezit was van een rijbewijs, heeft geprobeerd te ontkomen aan de politie na een incident waarbij hij had getankt zonder te betalen. Tijdens de achtervolging heeft hij met zijn auto opzettelijk op meerdere politieambtenaren ingereden, waardoor zij moesten wegspringen om niet geraakt te worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan poging tot zware mishandeling van drie politieambtenaren en bedreiging met zware mishandeling van vijf politieambtenaren. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor dezelfde periode. De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat er nog een klachtprocedure aanhangig was tegen de beslissing om de betrokken politieambtenaren niet te vervolgen voor het gebruik van hun vuurwapen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en het gevaar dat de verdachte heeft veroorzaakt voor de betrokken politieambtenaren zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730483-13
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 november 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [verblijfadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 oktober 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W. Schoo, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. N. Mook.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 juli 2013 te [pleegplaats 1] , (althans) in de gemeente
Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk [slachtoffer 1] (agent van politie) zwaar lichamelijk letsel toe
te brengen, met dat opzet, terwijl hij, verdachte, onder invloed van een
(grote) hoeveelhe(i)d(en) alcohol verkeerde en/of niet in het bezit van een
rijbewijs was:
- de door hem, verdachte, bestuurde personenauto (met een U-bocht) (in de
richting van [slachtoffer 1] ) heeft gekeerd en/of vervolgens
- de snelheid van voornoemde auto heeft verhoogd en/of vervolgens
- met verhoogde snelheid en/of zonder snelheid te minderen met voornoemde
personenauto op [slachtoffer 1] is afgereden en/of ingereden en/of
- ten gevolge waarvan [slachtoffer 1] aan de kant moest springen om niet
geraakt te worden en/of (daarbij) over de voet van [slachtoffer 1] is
gereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 6 juli 2013 te [pleegplaats 1] , (althans) in de gemeente
Leeuwarden, opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 1] (agent van
politie), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening heeft mishandeld door:
- de door hem, verdachte, bestuurde personenauto (met een U-bocht) (in de
richting van [slachtoffer 1] ) te keren en/of vervolgens
- de snelheid van voornoemde auto te verhogen en/of vervolgens
- met verhoogde snelheid en/of zonder snelheid te minderen met voornoemde
personenauto op [slachtoffer 1] af te rijden en/of in te rijden en/of
- ( daarbij) over de voet van [slachtoffer 1] te rijden, waardoor [slachtoffer 1]
letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 6 juli 2013 te of bij [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente
Tytsjerksteradiel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie) en/of [slachtoffer 3] (hoofdagent
van politie) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet,
terwijl hij, verdachte, onder invloed van een (grote) hoeveelhe(i)d(en)
alcohol verkeerde en/of niet in het bezit van een rijbewijs was:
- de door hem, verdachte, bestuurde personenauto (in de richting van [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] ) heeft gekeerd en/of vervolgens
- de snelheid van voornoemde auto heeft verhoogd en/of vervolgens
- met verhoogde snelheid en/of zonder snelheid te minderen met voornoemde
personenauto op [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] is afgereden en/of ingereden en/of
- ten gevolge waarvan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] aan de kant moest(en)
springen om niet geraakt te worden en/of (daarbij) rakelings langs [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] is gereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 6 juli 2013 te of bij [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente
Tytsjerksteradiel, [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie) en/of [slachtoffer 3] (hoofdagent
van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans
met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend:
- de door hem, verdachte, bestuurde personenauto (in de richting van [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] ) te keren en/of vervolgens
- de snelheid van voornoemde auto te verhogen en/of vervolgens
- met verhoogde snelheid en/of zonder snelheid te minderen met voornoemde
personenauto op [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] af te rijden en/of in te rijden,
ten gevolge waarvan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] aan de kant moest springen om
niet geraakt te worden en/of
- ( daarbij) rakelings langs [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] te rijden;
3.
hij op of omstreeks 6 juli 2013, te [pleegplaats 1] , (althans) in de gemeente
Leeuwarden (op/nabij de [straatnaam 1] aldaar), [slachtoffer 4] (hoofdagent van
politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met
zware mishandeling, door opzettelijk dreigend:
- de door hem, verdachte, bestuurde personenauto (in de richting van [slachtoffer 4]
) te keren en/of vervolgens
- de snelheid van voornoemde auto te verhogen en/of vervolgens
- met verhoogde snelheid en/of zonder snelheid te minderen met voornoemde
personenauto op [slachtoffer 4] af te rijden en/of in te rijden, (ten gevolge
waarvan [slachtoffer 4] aan de kant moest springen/stappen om niet geraakt te
worden);
4.
hij op of omstreeks 6 juli 2013 te of bij [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente
Tytsjerksteradiel (op [straatnaam 2] aldaar), [slachtoffer 5] (hoofdagent van politie)
en/of [slachtoffer 4] (hoofdagent van politie) en/of [slachtoffer 6] (agent van politie)
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling,
door opzettelijk dreigend met de door hem, verdachte, bestuurde personenauto,
terwijl hij, verdachte (zichtbaar) onder invloed van een (grote)
hoeveelhe(i)d(en) alcohol verkeerde en/of niet in bezit van een rijbewijs was,
(veel) gas te geven en/of te spinnen en/of (met hoge toeren) heen en weer te
rijden (om zich te onttrekken aan de blokkade van politievoertuigen),
terwijl [slachtoffer 5] (deels) voor voornoemde personenauto stond en/of
terwijl [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 6] in de rijrichting van voornoemde personenauto
stonden en/of (aldus) een bedreigende situatie voor [slachtoffer 5] en/of
[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 6] heeft doen ontstaan;
en/of
hij op of omstreeks 6 juli 2013 te of bij [pleegplaats 2] , in de gemeente Tytsjerksteradiel,
op de weg, [straatnaam 2] aldaar, als bestuurder van een
personenauto, terwijl hij, verdachte (zichtbaar) onder invloed van een
(grote) hoeveelhe(i)d(en) alcohol verkeerde en/of niet in bezit van een
rijbewijs was, met voornoemde door hem, verdachte, bestuurde personenauto
(veel) gas heeft gegeven en/of heeft gespind en/of (met hoge toeren) heen en
weer heeft gereden (om zich te onttrekken aan de blokkade van
politievoertuigen),
terwijl [slachtoffer 5] (hoofdagent van politie) (deels) voor voornoemde
personenauto stond en/of terwijl [slachtoffer 4] (hoofdagent van politie) en/of [slachtoffer 6]
(agent van politie) in de rijrichting van voornoemde personenauto
stonden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd
veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd
gehinderd, althans kon worden gehinderd;
5.
hij op of omstreeks 6 juli 2013 te [pleegplaats 1] , (althans) in de gemeente
Leeuwarden, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een
personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de
Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen
medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8,
tweede lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de
verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat
en/of aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een
opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. In het bijzonder leest de rechtbank feit 2 verbeterd in die zin dat "te [pleegplaats 1] , (althans) in de gemeente Leeuwarden" moet zijn "te of bij [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente Tytsjerksteradiel" en dat "te of bij Leeuwarden" moet zijn "te of bij [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente Tytsjerksteradiel".
De rechtbank leest feit 4 eveneens verbeterd in die zin dat "te of bij [pleegplaats 1] , (althans) in de gemeente Leeuwarden" moet zijn "te of bij [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente Tytsjerksteradiel".
Uit het dossier komt naar voren dat verdachte op de in de tenlastelegging genoemde datum is aangehouden op [straatnaam 2] . In het onder 4. ten laste gelegde is deze straatnaam ook opgenomen. [straatnaam 2] ligt bij [pleegplaats 2] dat vlakbij [pleegplaats 1] ligt in de gemeente Tytsjerksteradiel. Gelet op de omstandigheid dat tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat er bij verdachte, toen hem vragen werden gesteld terzake voornoemde feiten, geen onduidelijkheid heeft bestaan met betrekking tot de vraag welk verwijt aan hem wordt gemaakt in deze zaak, wordt de verdachte niet door de verbeterde lezing in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1. primair, 2. primair, 3., 4. en 5. ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de duur van het voorarrest;
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 24 maanden;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van
€ 700,00, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag van
€ 600,00, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] tot een bedrag van
€ 600,00, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] tot een bedrag van € 700,00, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] tot een bedrag van
€ 600,00, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] tot een bedrag van
€ 630,00, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen [1] die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Op 6 juli 2013 omstreeks 00.31 uur meldt de meldkamer Noord-Nederland dat door de inzittenden van een blauwe Peugeot 306 in Leeuwarden is getankt zonder dat daarvoor is betaald. [2] Naar later blijkt is verdachte de bestuurder van de Peugeot. Naast hem in de auto zit zijn [passagier] . Verdachte bestuurt de auto terwijl hij onder invloed is van een behoorlijke hoeveelheid alcohol. Voorts is hij niet in het bezit van een rijbewijs. [3]
Naar aanleiding van de melding kijken diverse politie-eenheden uit naar de voornoemde Peugeot. [4] De verbalisanten [slachtoffer 1] , agent van politie, en zijn [collega 1] rijden in een opvallend dienstvoertuig, een VW Transporter, [5] van [plaats 1] naar [pleegplaats 1] . Vlakbij [straatnaam 3] in [pleegplaats 1] zien zij verdachte rijden. Zij rijden achter hem aan, waarna verdachte de snelheid van zijn auto verhoogt, tot meer dan 100 kilometer per uur. Verdachte blijft met een hoge snelheid rijden en neemt een rotonde linksom. [slachtoffer 1] en [collega 1] zetten de zwaailichten van hun dienstvoertuig aan en activeren de geluidssignalen op verkeersonveilige punten. Verdachte wordt dan al door meerdere politievoertuigen achtervolgd, maar blijft met hoge snelheid rijden en neemt nogmaals een rotonde linksom. Even later keert verdachte zijn auto 180 graden en rijdt in tegengestelde richting op het dienstvoertuig van [slachtoffer 1] en [collega 1] af. [slachtoffer 1] besluit dan een poging te doen om verdachte te laten stoppen door met zijn dienstvoertuig de Peugeot te raken. Het opvallende dienstvoertuig botst tegen de Peugeot aan. Vervolgens komt de Peugeot bijna tot stilstand. [slachtoffer 1] stapt uit de auto en loopt in de richting van de Peugeot om verdachte aan te houden. Op dat moment geeft verdachte gas, maakt een U-bocht met zijn auto en rijdt op [slachtoffer 1] af. Verdachte verhoogt zijn snelheid en de motor van de auto bereikt een hoog toerental. Verdachte blijft op [slachtoffer 1] afrijden. [slachtoffer 1] rent achteruit om een aanrijding met de auto van verdachte te voorkomen. Verdachte rijdt met de auto over de voet van [slachtoffer 1] . [6] Verdachte rijdt verder en botst tegen het opvallende dienstvoertuig van verbalisant [slachtoffer 4] , hoofdagent van politie, en zijn [collega 2] aan. Zij hebben de zwaailampen van hun auto aan. [slachtoffer 4] stapt uit en staat naast het dienstvoertuig. Het toerental van de Peugeot gaat omhoog en verdachte rijdt in de richting van [slachtoffer 4] . Verdachte blijft met onverminderde vaart doorrijden. Om niet door de auto van verdachte te worden geraakt, spring [slachtoffer 4] achter zijn dienstvoertuig. Verdachte vervolgt daarna zijn weg. [7]
Vanaf het begin van de achtervolging door de politie ziet [passagier] dat het voertuig dat de achtervolging heeft ingezet een politievoertuig is, net als de voertuigen die zich in de stoet voegen. Hij ziet dat er lampen branden met de tekst: “Stop, politie” en zegt meerdere keren tegen verdachte dat hij moet stoppen voor de politie. Ook ziet hij dat de auto waar hij en verdachte in rijden wordt geramd door een politievoertuig. Verdachte reageert niet op wat zijn [passagier] zegt en gaat alleen maar harder rijden. Ondertussen drinkt verdachte flesjes bier uit een krat dat achterin de auto staat. [8]
Inmiddels rijden ook de verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , beiden hoofdagent van politie, achter verdachte aan door [pleegplaats 1] , en via [straatnaam 4] en [straatnaam 5] de stad uit. Er zijn meerdere politievoertuigen betrokken bij de achtervolging van verdachte. [9] Ter hoogte van het tankstation [naam tankstation] aan [straatnaam 5] wordt er door [collega 3] , aspirant, vijf keer geschoten op de rechterachterband van de Peugeot. [10]
Verdachte rijdt verder in de richting van [plaats 2] en slaat linksaf [straatnaam 2] bij [pleegplaats 2] op. [11] Op dat moment wordt zijn auto geraakt door een opvallend dienstvoertuig. Vervolgens rijdt [slachtoffer 2] met zijn dienstvoertuig tegen de auto van verdachte aan. Hij wil daarmee de auto tot stilstand brengen en de achtervolging beëindigen. De Peugeot raakt uit koers en rijdt achteruit de berm in, waar hij tot stilstand komt. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] stappen uit hun dienstvoertuig en lopen in de richting van de Peugeot. Verdachte geeft gas. [slachtoffer 2] staat op een meter afstand van de bijrijderskant van de Peugeot en [slachtoffer 3] staat aan de andere kant, op enkele meters afstand van de Peugeot. Verdachte maakt snelheid en rijdt op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] af. De motor van de auto bereikt een hoog toerental. [slachtoffer 2] springt naar voren en kan nog net langs de voorkant van de Peugeot wegspringen. Hierdoor wordt hij net niet door de auto van verdachte geraakt. [slachtoffer 3] springt ook aan de kant om een aanrijding met de auto van verdachte te voorkomen. [12] Nadat de auto van verdachte door meerdere politie-eenheden is klemgereden, blijft verdachte pogingen doen om weg te komen.
[slachtoffer 5] , hoofdagent van politie, en zijn [collega 3] zetten hun dienstvoertuig tegen de Peugeot aan. Zij stappen uit hun dienstvoertuig. [slachtoffer 5] rent naar de rechterzijde van de Peugeot. Verdachte geeft overvloedig gas, de banden spinnen en de motor maakt veel toeren. Verdachte rijdt voorwaarts en achterwaarts tegen de politievoertuigen aan die om zijn auto heen staan. [slachtoffer 5] tracht de ruit aan de kant van de bijrijder in te slaan. De Peugeot maakt weer veel toeren. Verdachte begint vooruit te rijden, stuurt naar rechts in en rijdt in de richting van [slachtoffer 5] . [slachtoffer 5] loopt direct daarop weg om te voorkomen dat hij wordt aangereden. [13] [slachtoffer 6] , agent van politie, ziet en hoort ook dat verdachte met spinnende banden en met veel toeren hard vooruit en achteruit rijdt tegen politievoertuigen aan. [slachtoffer 6] stapt uit zijn politievoertuig en rent in de richting van de Peugeot om verdachte aan te houden. [slachtoffer 6] ziet dan dat verdachte door het harde vooruit en achteruit rijden ruimte heeft gekregen om weg te rijden. [slachtoffer 6] ziet en hoort dat verdachte met een hoog toerental en met slippende banden weg wil rijden. Verdachte krijgt steeds meer snelheid en rijdt in de richting van [slachtoffer 6] . [slachtoffer 6] schiet vervolgens vijfmaal in de richting van de Peugeot. [14] Op dat moment gebruiken meerdere politiemensen hun dienstwapen. [15] Verdachte wordt vervolgens aangehouden door [collega 4] . [collega 4] neemt waar dat de adem van verdachte naar alcohol ruikt en hij ziet dat verdachte bloeddoorlopen ogen heeft. Verdachte wordt overgebracht naar het politiebureau in Leeuwarden, waar hem door de hulpofficier van justitie wordt bevolen medewerking te verlenen aan een ademanalyse. Verdachte weigert dit. Hij blijft zonder iets te zeggen op het bed in zijn cel liggen. [16]
De rechtbank merkt ter aanvulling op het bovenstaande ten aanzien van de feiten 1. primair en subsidiair, 3. en 5. nog op dat het een feit van algemene bekendheid is dat [pleegplaats 1] is gelegen in de gemeente Leeuwarden. Ten aanzien van de feiten 2. en 4. merkt de rechtbank op dat het een feit van algemene bekendheid is dat [pleegplaats 2] is gelegen in de gemeente Tytsjerksteradiel.
De verweren van de verdediging
Feit 1. primair en feit 2
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde nu verdachte geen opzet heeft gehad op het afrijden dan wel inrijden op [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Derhalve ontbreekt het opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan hen. Het opzet op de bedreiging van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ontbreekt eveneens om dezelfde reden. Verdachte heeft de betreffende verbalisanten simpelweg niet gezien.
De rechtbank oordeelt hieromtrent als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat uit het dossier, noch uit hetgeen ter terechtzitting is besproken, blijkt dat verdachte vol opzet heeft gehad om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Naar het oordeel van de rechtbank is echter wel sprake van opzet in voorwaardelijke zin.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is voorts niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte werd achtervolgd door meerdere politieauto's die zwaailicht en op sommige momenten ook geluidssignalen voerden. [passagier] , die bij hem in de auto zat, heeft vanaf het begin van de achtervolging gezien dat de politie achter hen aanzat, en heeft dat ook meerdere malen tegen verdachte gezegd en hem gevraagd te stoppen. Verdachte heeft vervolgens een aanrijding met een politiebusje gehad. Gelet daarop kan het niet anders dan dat voor verdachte van meet af aan duidelijk is geweest dat de politie achter hem aan zat. De rechtbank acht de ter terechtzitting gegeven verklaring van verdachte dat hij niet wist dat de politie hem achtervolgde (maar dacht dat hij door vijanden achterna werd gezeten), dat hij niets heeft gehoord van wat zijn [passagier] in de auto tegen hem geeft gezegd en dat hij geen politiemensen heeft gezien dan ook volstrekt ongeloofwaardig. De rechtbank gaat er van uit dat verdachte de drie betreffende politiemensen, die zich allen op verschillende momenten vóór dan wel in de rijrichting van de door verdachte bestuurde personenauto bevonden, heeft gezien.
Verdachte is vervolgens vanuit een stilstaande positie recht op [slachtoffer 1] afgereden, waarna hij zijn snelheid heeft verhoogd, op [slachtoffer 1] af is blijven rijden en over zijn voet is heengereden. Op een later moment is verdachte op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] afgereden en hebben zij moeten wegspringen om niet door de auto te worden geraakt. De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is de rechtbank niet gebleken. Hetzelfde geldt voor het opzet op de bedreiging van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , nu aan dit feit dezelfde gedragingen van verdachte ten grondslag liggen en deze eveneens zozeer zijn gericht op het teweeg brengen van de redelijke vrees dat aan hen zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht, dat het niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit verdachtes rijgedrag tijdens de rit die hij door en buiten [pleegplaats 1] heeft gemaakt dat verdachte kostte wat het kost heeft willen ontkomen aan de politie en de (mogelijke) gevolgen voor anderen op de koop heeft toegenomen.
Het onder 1. primair en onder 2 tenlastegelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3.
Door de raadsman is vrijspraak bepleit van het onder 3. ten laste gelegde nu de verklaring van [slachtoffer 4] niet wordt ondersteund door enig ander bewijsmiddel.
De rechtbank oordeelt hieromtrent als volgt.
Ingevolge het tweede lid van artikel 344 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd, door de rechter worden aangenomen op enkel een door een bevoegde opsporingsambtenaar op ambtseed opgemaakt proces-verbaal. Genoemde bepaling maakt geen uitzondering voor feiten die tegen de opsporingsambtenaar zelf zijn gepleegd (ECLI:NL:HR:2015:1799).
Nu de rechtbank geen enkele aanleiding heeft om te twijfelen aan de juistheid van de waarneming van [slachtoffer 4] en zijn verklaring overigens ook past in het geheel van de gedragingen van verdachte, acht de rechtbank het onder 3. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4.
Door de raadsman is vrijspraak bepleit van het onder 4. ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit het dossier blijkt dat [slachtoffer 5] niet deels voor de auto van verdachte
heeft gestaan. Voorts heeft [slachtoffer 4] niet in de rijrichting van de auto van verdachte gestaan. Ten aanzien van [slachtoffer 6] heeft de raadsman naar voren gebracht dat de auto van verdachte wellicht zijn kant op ging, maar dat daarvoor, volgens de verklaring van [slachtoffer 6] , nog nodig was dat verdachte naar links zou sturen, hetgeen hij niet heeft gedaan. Daar komt bij dat [slachtoffer 3] heeft verklaard dat de auto van verdachte enkel nog uitrolde in de richting van [slachtoffer 6] . Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat het opzet van verdachte op het bedreigen van voornoemde personen ontbreekt. Ten aanzien van de overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet heeft de raadsman naar voren gebracht dat het ten laste gelegde zich heeft afgespeeld in de berm en niet op de weg.
De rechtbank oordeelt hieromtrent als volgt.
Gelet op de verklaring van [slachtoffer 5] stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 5] zich, nadat verdachte naar rechts instuurde, deels voor de auto van verdachte bevond. [slachtoffer 5] heeft verklaard dat dat voor hem de reden is geweest om van die plek weg te gaan om te voorkomen dat hij zou worden aangereden. De rechtbank stelt voorts vast dat [slachtoffer 6] heeft verklaard dat verdachte met zijn auto in de richting van [slachtoffer 6] reed. Om die reden heeft [slachtoffer 6] uiteindelijk schoten gelost. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en acht, gelet op de voornoemde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een bedreiging met zware mishandeling van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en dat zijn opzet daarop in voorwaardelijke zin gericht was. De rechtbank verwijst op dit punt naar de overwegingen over het bewijs van de feiten 1. primair en 2.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte [slachtoffer 4] heeft bedreigd nu uit het dossier niet duidelijk blijkt dat [slachtoffer 4] zich, zoals is ten laste gelegd, in de rijrichting bevond van de auto van verdachte.
De rechtbank verwerpt het verweer dat ziet op de tenlastegelegde overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet, omdat een berm onderdeel uitmaakt van de weg, zoals bepaald in artikel 1 lid 1, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank acht dan ook op grond van de voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. primair, 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 6 juli 2013 te [pleegplaats 1] , in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] (agent van politie) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, terwijl hij, verdachte, onder invloed van een
grote hoeveelheid alcohol verkeerde en niet in het bezit van een rijbewijs was:
- de door hem, verdachte, bestuurde personenauto met een U-bocht in de richting van [slachtoffer 1] heeft gekeerd en vervolgens
- de snelheid van voornoemde auto heeft verhoogd en vervolgens
- met verhoogde snelheid met voornoemde personenauto op [slachtoffer 1] is afgereden
- ten gevolge waarvan [slachtoffer 1] aan de kant moest springen om niet geraakt te worden en daarbij over de voet van [slachtoffer 1] is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 6 juli 2013 bij [pleegplaats 2] , in de gemeente Tytsjerksteradiel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie) en [slachtoffer 3] (hoofdagent van politie) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet,
terwijl hij, verdachte, onder invloed van een grote hoeveelheid alcohol verkeerde en niet in het bezit van een rijbewijs was:
- de door hem, verdachte, bestuurde personenauto in de richting van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft gekeerd en vervolgens
- de snelheid van voornoemde auto heeft verhoogd en vervolgens
- met verhoogde snelheid met voornoemde personenauto op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] is afgereden
- ten gevolge waarvan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] aan de kant moesten springen om niet geraakt te worden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
hij op 6 juli 2013 bij [pleegplaats 2] , in de gemeente Tytsjerksteradiel, [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie) en [slachtoffer 3] (hoofdagent van politie) heeft bedreigd met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend:
- de door hem, verdachte, bestuurde personenauto in de richting van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te keren en vervolgens
- de snelheid van voornoemde auto te verhogen en vervolgens
- met verhoogde snelheid met voornoemde personenauto op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] af te rijden, ten gevolge waarvan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] aan de kant moest springen om
niet geraakt te worden;
3.
hij op 6 juli 2013, te [pleegplaats 1] , in de gemeente Leeuwarden, [slachtoffer 4] (hoofdagent van
politie) heeft bedreigd met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend:
- de door hem, verdachte, bestuurde personenauto in de richting van [slachtoffer 4] te keren en vervolgens
- de snelheid van voornoemde auto te verhogen en vervolgens
- met verhoogde snelheid met voornoemde personenauto op [slachtoffer 4] af te rijden ten gevolge waarvan [slachtoffer 4] aan de kant moest springen om niet geraakt te worden;
4.
hij op 6 juli 2013 bij [pleegplaats 2] , in de gemeente Tytsjerksteradiel (op [straatnaam 2] aldaar), [slachtoffer 5] (hoofdagent van politie) en [slachtoffer 6] (agent van politie) heeft bedreigd met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend met de door hem, verdachte, bestuurde personenauto, terwijl hij, verdachte zichtbaar onder invloed van een grote hoeveelheid alcohol verkeerde en niet in bezit van een rijbewijs was, veel gas te geven en te spinnen en met hoge toeren heen en weer te rijden om zich te onttrekken aan de blokkade van politievoertuigen, terwijl die [slachtoffer 5] deels voor voornoemde personenauto stond en terwijl die [slachtoffer 6] in de rijrichting van voornoemde personenauto stond en aldus een bedreigende situatie voor die [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] heeft doen ontstaan;
en
hij op 6 juli 2013 bij [pleegplaats 2] , in de gemeente Tytsjerksteradiel, op de weg, [straatnaam 2] aldaar, als bestuurder van een personenauto, terwijl hij, verdachte, zichtbaar onder invloed van een grote hoeveelheid alcohol verkeerde en niet in bezit van een
rijbewijs was, met voornoemde door hem, verdachte, bestuurde personenauto veel gas heeft gegeven en heeft gespind en met hoge toeren heen en weer heeft gereden om zich te onttrekken aan de blokkade van politievoertuigen, terwijl [slachtoffer 5] (hoofdagent van politie) deels voor voornoemde personenauto stond en terwijl [slachtoffer 6] (agent van politie) in de rijrichting van voornoemde personenauto stond, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt;
5.
hij op 6 juli 2013 te [pleegplaats 1] , in de gemeente Leeuwarden, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair Poging tot zware mishandeling;
2. Poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd;
en
Bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
3. Bedreiging met zware mishandeling;
4. Bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
en
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
5. Overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De raadsman heeft terzake de feiten 2. en 4. bepleit dat sprake is van psychische overmacht. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de auto van verdachte tot vijfmaal toe is beschoten op [straatnaam 5] en op [straatnaam 2] nog twaalf keer. Verdachte is daardoor in paniek geraakt en heeft de feiten 2. en 4. onder de aanwezigheid van een extreme en acute vorm van stress begaan. Zijn gedragingen zijn derhalve verontschuldigbaar. De raadsman merkt voorts nog op dat de eigen schuld van verdachte een geslaagd beroep op psychische overmacht niet in de weg staat nu verdachte niet hoefde te verwachten dat er op hem zou worden geschoten. Verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank oordeelt hieromtrent als volgt.
Voor de vraag of sprake is van psychische overmacht is van belang of de door de verdediging gestelde omstandigheden een van buiten komende drang van zodanige aard hebben teweeggebracht bij verdachte, dat van verdachte in alle redelijkheid niet kon worden gevergd af te zien van de poging tot zware mishandeling en de bedreiging (feiten onder 2), als ook de bedreiging en de overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet (feiten onder 4).
De rechtbank overweegt dat uit de stukken is gebleken dat het handelen van verdachte vanaf het begin van de achtervolging is voortgekomen uit een bij verdachte bestaande drang om te ontkomen aan de politie. Zijn gedrag volgend op het schieten op [straatnaam 5] , als ook nadat voor de tweede maal op zijn personenauto geschoten werd op [straatnaam 2] , is niet anders geweest dan voordat er op zijn auto geschoten werd. Hij heeft vanaf het begin van de achtervolging erg hard gereden, heeft rotondes veelal linksom genomen, vervolgde zijn weg iedere keer nadat hij met andere voertuigen in botsing was gekomen en reed (ook al voordat er geschoten was) op politiemensen in. Op grond hiervan kan de rechtbank dan ook geen relatie vaststellen tussen het schieten en het gedrag van verdachte.
Ook overigens blijkt uit het dossier niet dat zijn gedrag na het schieten daarmee verband heeft gehouden. Het is derhalve niet aannemelijk geworden dat verdachte onder een zodanige psychische druk heeft gestaan dat redelijkerwijs niet van hem kon worden gevergd dat hij anders zou handelen dan hij heeft gedaan. Het beroep op psychische overmacht wordt dan ook verworpen.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezen en strafbaar verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting het over hem opgemaakte reclasseringsadvies d.d. 18 mei 2015, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de door verdachte erkende ad informandum gevoegde feiten 1. en 2., zoals deze op de dagvaarding zijn vermeld en welke hiermee zijn afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van drie politieambtenaren en een bedreiging met zware mishandeling van vijf politieambtenaren. Daarnaast heeft hij verkeersgevaarlijk rijgedrag vertoond en geweigerd mee te werken aan een ademanalyse.
De feiten zijn gepleegd in de nacht van 6 juli 2013 in Leeuwarden nadat verdachte en zijn [passagier] hadden getankt bij een tankstation en waren weggereden zonder dat was betaald. Toen de politie hem vervolgens wilde aanhouden, heeft verdachte geprobeerd te ontkomen aan de politie, waarbij hij met zeer hoge snelheden binnen de bebouwde kom heeft gereden en tot tweemaal toe een rotonde linksom heeft genomen. Tijdens de dollemansrit is verdachte afgereden op twee politieambtenaren die hem wilden aanhouden. Zij konden ternauwernood opzij springen zodat een frontale aanrijding werd voorkomen. Meerdere politievoertuigen hebben tijdens de rit geprobeerd verdachte tot stoppen te brengen, maar die pogingen troffen geen doel. Zelfs op het moment dat verdachte al was klemgereden door de politie heeft verdachte nog getracht aan zijn aanhouding te ontkomen, waarbij hij een aantal politieambtenaren heeft bedreigd door met zijn auto in hun richting te rijden.
Dat er als gevolg van het riskante rijgedrag van verdachte geen ernstiger ongelukken zijn gebeurd waarbij willekeurige slachtoffers zijn gevallen, dan dat één van de politieambtenaren over zijn voet is gereden, is een geluk. Verdachte heeft er alles aan gedaan om zich te onttrekken aan een aanhouding en heeft daarbij op geen enkele manier rekening gehouden met anderen. Uit hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht, blijkt dat het gedrag van verdachte een flinke impact op de betrokken politieambtenaren heeft gehad.
Bij de bepaling van de strafsoort en de strafmaat, neemt de rechtbank de gemotiveerde eis van de officier van justitie als uitgangspunt. Bij de beoordeling daarvan, heeft de rechtbank rekening gehouden met de navolgende omstandigheden. Verdachte zat ten tijde van de gepleegde feiten onder invloed van alcohol achter het stuur. Hij had achterin de auto een krat bier en al rijdend dronk hij daar van. Voorts was hij niet in het bezit van een rijbewijs. Verdachte is op de vlucht geslagen voor de politie en heeft daarbij grote risico's genomen en in het geheel geen rekening gehouden met de belangen van anderen.
Ter terechtzitting heeft hij geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag en heeft hij de schuld voor hetgeen heeft plaatsgevonden, buiten zichzelf gelegd. Hij heeft de verantwoordelijkheid voor wat er gebeurd is in zijn geheel bij de politieambtenaren gelegd die op zijn auto hebben geschoten. Hoewel het op zichzelf goed mogelijk is dat een dergelijke ervaring een behoorlijke impact op iemand kan hebben, heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen dat het ook een significante impact op verdachte heeft gehad.
Derhalve zal de rechtbank met die omstandigheid niet in strafverminderende zin rekening houden.
Bij de bepaling van de hoogte van de straf betrekt de rechtbank in belangrijke mate het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, waaronder op 5 oktober 2011 voor het inrijden op een politieauto en een bedreiging en een mishandeling van een politieambtenaar.
Reclassering Nederland geeft in haar rapport van 18 mei 2015 geen advies nu verdachte een ontkennende houding heeft aangenomen. Wel raadt de rapporteur ingeval van een veroordeling af om verplicht reclasseringscontact en gedragsinterventies op te leggen, nu eerdere interventies en bemoeienissen van de reclassering geen veranderingen teweeg hebben gebracht.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze feiten zijn gepleegd, een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie voor wat betreft de hoogte van de gevangenisstraf, alsmede de ontzegging van de rijbevoegdheid passend is. De langdurige ontzegging van de rijbevoegdheid is erop gericht te voorkomen dat verdachte al snel weer deelneemt aan het verkeer. De rechtbank zal die straf en maatregel dan ook aan verdachte opleggen. Gelet op hetgeen de reclassering heeft gerapporteerd, ziet de rechtbank geen toegevoegde waarde in het opleggen van een voorwaardelijk deel.
De rechtbank merkt nog op dat zij, gelet op de sterke onderlinge samenhang tussen de bewezen verklaarde feiten, geen extra straf zal opleggen voor de overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet, maar deze zal verdisconteren in de op te leggen straf. De rechtbank zal verdachte voor dit feit daarom formeel schuldig verklaren.

Benadeelde partijen

[slachtoffer 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. primair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
[slachtoffer 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2. ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
[slachtoffer 3] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2. ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
[slachtoffer 4] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3. ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
[slachtoffer 5] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4. ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
[slachtoffer 6] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4. ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is ten aanzien van de voornoemde vorderingen van oordeel dat zij deze thans niet goed kan beoordelen. De rechtbank acht daarbij met name van belang dat er nog een klachtprocedure aanhangig is bij het gerechtshof Leeuwarden-Arnhem tegen de beslissing van de hoofdofficier van justitie om vrijwel alle benadeelden niet te vervolgen ter zake van het schieten. Niet kan worden uitgesloten dat, mocht in de toekomst vervolging worden ingesteld, de uitkomst van een dergelijke procedure van invloed is op de vorderingen die de benadeelden in deze procedure hebben ingesteld. De rechtbank zal echter niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om het oordeel van het gerechtshof en de eventueel daarop volgende vervolging van vrijwel alle benadeelden af te wachten. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelden partijen zullen daarom niet ontvankelijk worden verklaard in hun vordering. De vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9a, 45, 55, 57, 62, 63, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 163, 179 en 179a van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1. primair, 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat voor feit 4 voor wat betreft de overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Bepaalt voorts dat ten aanzien van feit 1 primair, feit 2, feit 3, feit 4 (bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd) en feit 5 wordt opgelegd een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen -bromfietsen daaronder begrepen- voor de duur van 24 maanden.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme en mr. N.A. Vlietstra, rechters, bijgestaan door mr. L.T.A. Fokkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 november 2015.
w.g.
Brinksma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Lootsma-Oude Nijeweme
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Vlietstra
locatie Leeuwarden,
Fokkema

Voetnoten

1.De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer 2013087417 gesloten op 21 maart 2014.
2.Het proces-verbaal van relaas, d.d. 21 maart 2014, pagina 7.
3.De eigen verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting, d.d. 27 oktober 2015 en het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 6 juli 2013, pagina 64.
4.Het proces-verbaal van relaas, d.d. 21 maart 2014, pagina 7.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van [collega 1] , d.d. 6 juli 2013, pagina 242 tot en met 244.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 1] , d.d. 7 juli 2013, pagina 238 tot en met 239 en het proces-verbaal van bevindingen van [collega 1] , d.d. 6 juli 2013, pagina 242 tot en met 243.
7.Het proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 4] , d.d. 7 juli 2013, pagina 276 tot en met 277.
8.Het proces-verbaal van verhoor van [passagier] , d.d. 6 juli 2013, pagina 95 tot en met 101.
9.Het proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 2] , d.d. 6 juli 2013, pagina 251 tot en met 252 en het proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 3] , d.d. 6 juli 2013, pagina 256 tot en met 257.
10.Het proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 5] en [collega 3] , d.d. 6 juli 2013, pagina 245 tot en met 249.
11.Het proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 2] , d.d. 6 juli 2013, pagina 251 tot en met 253 en het proces-verbaal misdrijf, d.d. 10 juli 2013, pagina 779.
12.Het proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 5] en [collega 3] , d.d. 6 juli 2013, pagina 248, het proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 2] , d.d. 6 juli 2013, pagina 251 tot en met 253, het proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 3] , d.d. 6 juli 2013, pagina 256 tot en met 257 en het proces-verbaal van bevindingen van [collega 2] , d.d. 6 juli 2013, pagina 275.
13.Het proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 5] en [collega 3] , d.d. 6 juli 2013, pagina 245 tot en met 249 en het proces-verbaal van bevindingen van S. [slachtoffer 4] , d.d. 7 juli 2013, pagina 277.
14.Het proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 6] , d.d. 6 juli 2013, pagina 269 tot en met 271.
15.Het relaas van onderzoek, d.d. 21 maart 2014, pagina 13.
16.Het proces-verbaal misdrijf, d.d. 10 juli 2013, pagina 779 tot en met 780.