ECLI:NL:RBNNE:2015:6150

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 november 2015
Publicatiedatum
7 januari 2016
Zaaknummer
18.720225-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor inbraak en belaging met geweld

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 10 november 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen een man die werd beschuldigd van inbraak, bedreiging met geweld en belaging van zijn ex-vriendin. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 mei 2015 een inbraak heeft gepleegd in de woning van [slachtoffer 1], waarbij hij een iPad mini heeft gestolen. Tijdens deze inbraak heeft hij [slachtoffer 1] bedreigd met de woorden: 'Ik heb een wapen. Ik heb een pistool, ik schiet je kapot'. Dit geweld was gericht op het veiligstellen van de vlucht na de diefstal. Tevens heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte in de periode van 14 december 2014 tot en met 27 mei 2015 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] door haar via Facebook te benaderen met dreigende en kwetsende berichten. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de getuigen als overtuigend beschouwd en heeft de vrijspraak van enkele andere tenlastegelegde feiten afgewezen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720225-15
ter berechting gevoegd parketnummer 18/720164-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 november 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 oktober 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 mei 2015 te [pleegplaats] ,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit woning (gelegen aan
[adres 1] aldaar) heeft weggenomen een iPad mini, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of dat/die goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van braak, verbreking en/of inklimming, en/of
welke diefstal werd gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij,
verdachte:
- ( in een steeg, nabij voornoemde woning), nadat hij door [slachtoffer 1]
was aangesproken en/of gesommeerd te blijven staan, tegen [slachtoffer 1] heeft
gezegd: "Ik heb een wapen. Ik heb een pistool, ik schiet je kapot", en/of
"Laat me gaan of ik schiet je kapot" en/of "Je moet me met rust laten anders
schiet ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
en/of
- ( daarbij) zijn, verdachtes, hand achter zijn rug heeft gebracht en/of
(vervolgens) op [slachtoffer 1] heeft gericht, althans gedaan alsof hij een wapen
had, en/of
(aldus) een voor [slachtoffer 1] dreigende situatie heeft geschapen;
2.
hij in of omstreeks het tijdvak van augustus 2011 tot en met mei 2015 te
[pleegplaats] , in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig
opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2]
, in elk geval van een ander, met het oogmerk [slachtoffer 2] , in elk
geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees
aan te jagen, immers heeft verdachte toen aldaar (ook nadat aan hem,
verdachte, was duidelijk gemaakt dat [slachtoffer 2] geen contact meer met hem
wilde):
- [slachtoffer 2] meermalen op straat aangesproken en/of een arm om haar
heengeslagen en/of
- [slachtoffer 2] meermalen telefonisch benaderd en/of
- [slachtoffer 2] meermalen via Facebook benaderd en/of via Facebook dreigende
en/of kwetsende en/of beledigende en/of erotische en/of door [slachtoffer 2] als
onplezierig ervaren foto's en tekstberichten en filmpjes gestuurd en/of
- vrienden en/of familie van [slachtoffer 2] benaderd en/of lastig gevallen en/of
- tegen andere personen gezegd en/of [slachtoffer 2] via andere personen laten
weten, dat hij [slachtoffer 2] iets wil(de) aandoen.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1. en 2. ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de duur van het voorarrest;
- oplegging van de bijzondere voorwaarde van een contactverbod met [slachtoffer 2] ;
- dadelijke uitvoerbaarheid van voornoemde voorwaarde;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van
€ 450,00, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag van
€ 2.300,00, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag.

Bewijsoverweging

Feit 1.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde, nu er geen enkel bewijsmiddel voorhanden is waaruit daadwerkelijk blijkt dat verdachte het feit heeft gepleegd. Daar komt bij dat de ter terechtzitting gehoorde [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte op de dag dat het feit is gepleegd, bij hem in de woning was. Derhalve heeft verdachte een alibi.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1. ten laste gelegde. Daarbij merkt de rechtbank op dat zij geen waarde hecht aan de verklaring van [getuige 1] .
Voor zover diens verklaring geloofwaardig is, verschaft deze verdachte geen alibi. Uit de verklaring van [getuige 1] blijkt namelijk dat verdachte op een dag bij hem in de woning is geweest en dat verdachte toen tegen hem heeft gezegd dat hij met de bank ging bellen omdat zijn bankpas vermist was. [getuige 1] heeft zelf niet waargenomen dat verdachte met de bank heeft gebeld. Omdat volgens informatie van de bank, verdachte op 21 mei 2015 melding heeft gedaan van de vermissing van zijn bankpas, gaat de getuige er van uit dat verdachte op die datum bij hem thuis is geweest. Gelet op het voorgaande volgt uit de verklaring van [getuige 1] niet zonder meer dat verdachte op de dag dat hij bij hem was ook daadwerkelijk de bank heeft gebeld, zodat niet kan worden vastgesteld dat verdachte op 21 mei 2015 bij [getuige 1] is geweest. Daar komt nog bij dat verdachte pas ter terechtzitting heeft verklaard dat hij op 21 mei 2015 bij [getuige 1] in de woning is geweest, terwijl hij bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij die dag bij andere personen is geweest.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en acht het onder 1. ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 1. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer Z-15-092-DEFPV-JUS-V001-01, gesloten op 21 augustus 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
1.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015144200-1, d.d. 24 juni 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever [slachtoffer 1] :
Vandaag, 21 mei 2015, iets voor 12.00 uur, kwam ik aan bij mijn woning aan [adres 1] te [pleegplaats] . Ik had mijn woning eerder die dag onbeschadigd en slotvast afgesloten. Ik liep naar de woonkamer en zag opeens een persoon uit het uitzetraampje vallen. Ik zag dat die persoon de iPad van mijn vriendin vast had in een van zijn handen. Ik herkende dit door het paarse hoesje. Vervolgens heb ik mijn woning verlaten via de voordeur en ben ik richting de tuin gelopen. Toen ik in de steeg stond, zag ik de persoon die uit het uitzetraam viel, over de schutting van mijn tuin klimmen. Ik heb vervolgens deze persoon gesommeerd om te blijven staan. Ik zag dat deze persoon inmiddels over de schutting was geklommen en tegenover mij stond. Ik hoorde dat deze persoon zei: "Ik heb een wapen, ik heb een pistool, ik schiet je kapot". Toen hij dit zei voelde ik mij ernstig bedreigd. Ik zag dat hij steeds agressief was en zei: "Laat me gaan of ik schiet je kapot". Ik heb hierna de afweging gemaakt om hem te laten gaan. Hierna zag ik dat hij wegrende en ik zag dat hij nog steeds de iPad van mijn vriendin vast had. Tijdens dit incident zag ik dat er een scooter achter de schuttingdeur stond. Kort hierna zag ik dat de bedoelde persoon weer aan kwam lopen. Vervolgens zag ik dat die persoon zich omdraaide, mij aankeek en zei: "Je moet me met rust laten anders schiet ik je dood". Hierbij zag ik dat hij zijn linkerhand naar zijn rug bracht. Het leek alsof hij iets wilde pakken. Ik zag daarna dat hij zijn hand snel op mij richtte. Ik ben toen snel weggesprongen richting de voorzijde van mijn woning. Ik was toen erg bang en voelde mij ernstig bedreigd. Kort hierna hoorde ik een scooter starten en zag ik dat de bedoelde persoon op die scooter wegreed. De scooter is mogelijk voorzien van het kenteken [kenteken 1] . Onder meer de iPad mini van mijn vriendin is weggenomen. Ik heb het uitzetraampje bekeken en zag voetsporen op het kozijn.
1.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015144200-9, d.d. 27 mei 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [verbalisant 1] :
Ik heb op 21 mei 2015 een sporenonderzoek verricht in de woning van [slachtoffer 1] aan [adres 1] te [pleegplaats] .
Onderzoek plaats delict. De binnenkomst werd verkregen via een aan de achterzijde van de woning openstaand uitzetraam. Het uitzetijzer werd hierbij afgebroken. Binnen, onder het inklimraam, werd op de vensterbank een schoenzoolafdruk zichtbaar gemaakt, veiliggesteld en voorzien van SIN AAIK1306NL. De dader werd door [slachtoffer 1] overlopen.
De dader vluchtte via het inklimraam de woning uit en verliet via de achterzijde van de woning het perceel. Tijdens de vlucht werd een beitel, aansteker en een ING-pinpas door de dader achtergelaten. De ING-pinpas was voorzien van de naam [verdachte] .
1.3.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015144200-4, d.d. 17 juli 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 2] :
Vanmiddag, 21 mei 2015, omstreeks 12.10 uur, liep ik door mijn straat naar mijn woning toe. Ik zag dat een onbekende man over de schutting van de tuin van mijn overbuurman klom. Ik zag de onbekende man naar mijn buurman toe lopen. Ik hoorde de onbekende man tegen mijn buurman zeggen: "Ik heb een pistool".
1.4.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015144200-2, d.d. 21 mei 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op 21 mei 2015 werd er een melding gedaan ter zake van diefstal in een woning waarbij de inbreker is overlopen. Wij hoorden het Operationeel Centrum Noord-Nederland vragen of er een eenheid beschikbaar was om naar [adres 2] te [pleegplaats] te gaan. Daar zou [verdachte] volgens de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven staan. Wij hoorden van de eenheid 16.29, verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , dat zij zagen dat er aan de achterzijde van de woning een scooter stond geparkeerd. De toegang tot de woning werd verschaft door de hoofdbewoner [persoon] . Wij hoorden [persoon] zeggen: " [verdachte] heeft hier een slaapkamer". Ik, [verbalisant 3] , vroeg aan [persoon] van wie de scooter was die aan de achterzijde van de woning in de tuin stond geparkeerd. Wij hoorden [persoon] zeggen: "Dat is de scooter van [verdachte] . De scooter wordt alleen gebruikt door [verdachte] ". Het kenteken van de scooter, [kenteken 2] , kwam overeen met het kenteken dat werd doorgegeven door de meldkamer.
1.5.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015144200-11, d.d. 21 mei 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [verbalisant 6] :
Op 21 mei 2015 belde ik met aangever [slachtoffer 1] en ik hoorde hem zeggen: "Ik heb zojuist de verdachte op de website www.facebook.com gevonden. Ik herken die " [naam 1] " meteen als de verdachte die bij mij heeft ingebroken en mij heeft bedreigd". Vervolgens heb ik in ons systeem gezocht naar de naam [verdachte] . Ik zag dat er een foto bekend was van [verdachte] . Ik heb toen deze foto bekeken. Hierna heb ik gezocht naar " [naam 1] " op de website www.facebook.com. Ik vond één profiel van " [naam 1] " en kreeg een foto te zien van " [naam 1] ". Ik herkende deze persoon als dezelfde persoon die ik in ons systeem zag, namelijk [verdachte] .
1.6.
een ambtsedig proces-verbaal van relaas, nummer Z-15-092-DEFPV-JUS-V001-01, d.d. 21 augustus 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [verbalisant 7] :
Op 17 juli zijn de inbeslaggenomen schoenen van [verdachte] voor onderzoek overgedragen aan [medewerker] van de afdeling Specialistische Ondersteuning. Deze heeft de schoenen voorzien van SIN AAIK1221NL.
1.7.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015144200-38, d.d. 24 augustus 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [verbalisant 8] :
[1] Op 30 juli 2015 ontving ik een folie met een afgenomen schoenafdrukspoor, gewaarmerkt [adres 1] , vensterbank achter woonkamer onder inkl.raam 21-5-14 14:00 en voorzien van spooridentificatienummer SIN AAIK1306NL
[A] een paar schoenen van het merk Nike, voorzien van een kennisgeving van inbeslagneming met onder meer de naam [verdachte] en SIN AAIK1221NL
Vraagstelling: Is het schoenspoor [1] veroorzaakt met de schoenen [A]?
Schoen
De maat van de schoenen is 44,5 volgens het label op de tong van de schoen.
Het profiel van de linkerschoen [A] is ter plaatse van de hak en de bal van de voet sterk gesleten door het gebruik.
Resultaten
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het schoenspoor [1] en anderzijds de zolen van de schoenen [A] komt gezien het weergegeven profiel, afmetingen en vorm de linkerschoen [A] in aanmerking als veroorzaker van het spoor [1]
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het schoenspoor [1] en anderzijds de linkerschoen [A] en de hiermee vervaardigde proefsporen, is gebleken dat:
Het profiel overeenkomt;
De afmetingen praktisch overeenkomen;
De slijtage aan de linkerschoen [A] ook is waargenomen in het schoenspoor [1]
Onverklaarbare verschillen zijn niet waargenomen.
Conclusie
Op grond van het vergelijkende schoensporenonderzoek concludeer ik, dat het schoenspoor [1] is veroorzaakt met schoenen soortgelijk aan de schoenen [A].
2. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, inhoudende:
Op 16 juli 2015 zijn onder verdachte [verdachte] in beslaggenomen, schoenen van het merk Nike.
Feit 2.
Door de raadsman is bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2. ten laste gelegde. Weliswaar bevat het dossier, naast de aangifte, getuigenverklaringen, maar deze getuigen hebben niet uit eigen wetenschap verklaard.
Zij hebben enkel verklaard over hetgeen zij van aangeefster hebben gehoord en wat aangeefster aan hen heeft getoond.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs voorhanden is voor wat betreft het meermalen op straat aanspreken van aangeefster, een arm om haar heenslaan en het meermalen telefonisch benaderen van aangeefster.
Dit geldt ook voor wat betreft het benaderen van vrienden en/of familie van aangeefster en het tegen andere personen zeggen dat hij aangeefster wat aan wil doen. Enkel aangeefster heeft over voornoemde handelingen verklaard. Haar verklaring wordt op deze punten echter niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel. De rechtbank zal dan ook verdachte vrijspreken van de hiervoor genoemde handelingen.
Anders is dit voor wat betreft de handelingen die hebben plaatsgevonden via Facebook. De verklaringen van aangeefster worden ondersteund door de uitdraai van ongeveer honderd Facebook-berichten die in het dossier zijn opgenomen. In combinatie met de aangifte blijkt uit die berichten dat verdachte vanaf december 2014 herhaaldelijk contact met aangeefster heeft gezocht. Aangeefster heeft verklaard dat zij hierdoor bang is dat verdachte haar iets aan doet.
Verdachte heeft ter terechtzitting gesteld dat niet hij maar (een) onbekende andere(n) verantwoordelijk zijn voor het versturen van de berichten via Facebook. Verdachte logde bij anderen wel in op zijn facebook-account en liet dat ook wel eens openstaan, zodat deze personen gebruik konden maken van zijn account. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte volstrekt onaannemelijk. Niet valt in te zien dat iemand die – zoals verdachte stelt – hem een hak zou willen zetten, de moeite neemt om ongeveer honderd berichten over een periode van een aantal maanden naar aangeefster te sturen, nog daargelaten dat iemand daartoe steeds opnieuw de mogelijkheid moet hebben gehad doordat verdachte op al die momenten op zijn facebook-account had ingelogd en deze open had laten staan. Daar komt bij dat de inhoud van diverse berichten en afbeeldingen een sterke aanwijzing vormt dat deze door verdachte zelf zijn verzonden.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of verdachte door deze pogingen tot het leggen van contact wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Bij de beantwoording van deze vraag moet in aanmerking worden genomen de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, alsmede de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden.
De rechtbank stelt vast dat de contacten in de periode van 14 december 2014 tot en met 27 mei 2015 in aantal aanzienlijk waren. De berichten waren opdringerig en intimiderend naar aard en strekking en vormden, zoals uit de aangifte blijkt, een grove inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. De berichten van verdachte waren bedoeld om aangeefster te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen. Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman en acht het onder 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen voor wat betreft de berichten en foto's die via Facebook zijn verstuurd.
De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 2. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer PL0100-2015075341 Z, gesloten op 13 april 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal en schriftelijke bescheiden waaronder:
1.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2014184564-1, d.d. 20 december 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] :
Ik doe aangifte tegen [verdachte] . Het feit is gepleegd te [pleegplaats] .
Op 14 december 2014 kreeg ik berichten in mijn inbox op Facebook van [verdachte] . De berichten begonnen met "Hoe gaat het met je trut". Ik zag onder andere foto’s van halfnaakte en naakte vrouwen, maar ook foto’s van wapens en drugs. [verdachte] stuurde mij ook foto's van zichzelf toe en filmpjes. Op filmpje zag ik twee messen op een bureau liggen. Ook stonden er tussen de bestanden een foto van een uitgebrande auto en een screenshot van het artikel wat gebaseerd is op die uitgebrande auto. Later in het gesprek typt hij dan ook de volgende woorden: "Mooie auto heb je" en daaronder "rooie". Op het moment dat ik dit las, voelde ik angst, omdat ik de afgelopen maanden regelmatig in een rode auto van een vriendin heb gereden. [verdachte] maakt stelselmatig opzettelijk inbreuk op mijn persoonlijke levenssfeer door mij dingen te laten doen die ik eigenlijk niet wil doen met het oogmerk mij iets te dulden dan wel vrees aan te jagen. Door zijn gedrag pas ik iedere dag mijn leven aan en voel ik mij niet veilig in mijn woning en buiten op straat.
1.2.
Schriftelijke bescheiden, te weten screenshots van ongeveer 100 berichten waaronder ook afbeeldingen die aangeefster [slachtoffer 2] in de periode van 14 december 2014 tot en met 5 maart 2015 heeft ontvangen van verdachte via Facebook, onder meer inhoudende:
Pagina 42 van het dossier:
14-12-2014 13:18
Hoe gaat het met je
Trut
Pagina 43 van het dossier:
14-12-2014 13:40
Bestand betreft een artikel met als kop: "Geparkeerde auto uitgebrand"
Pagina 45 van het dossier:
14-12-2014 16:04
Leuke auto heb je
Rooie
Pagina 46 van het dossier:
14-12-2014 16:36
Whejoo
Mensrn vertellen gwn waar je woont
Je vriendinnetjes
Pagina 30 van het dossier:
24-1-2015 11:54
Bestand betreft een foto waarop een halfnaakte vrouw is te zien
Pagina 21 van het dossier:
24-1-2015 12:01
Bestand betreft een foto waarop kogels zijn te zien
Pagina 35 van het dossier:
24-1-2015
Joehoe
Praat is
Pagina 36 van het dossier:
25-1-2014 5:44
Hoe gaat ie
???
Was geouwehoer hoor
Vind dat we wel weer eens normaal kunnen doen of niet/
K ga slapen. ik beloof dat ik normaal doe
Hoop dat we weer normaal kunnen praten verder wil ik niks vannjou
Pagina 37 van het dossier:
25-1-2015 21:04
Haat je mij zo erg?
Gewoon normaal doen juh
27-1-2015
Jo mp
Wat een lieve oogjes
Die foto van jou links mis ze
Pagina 38 van het dossier:
27-1-2015 23:00
Lamma
Ik laat je met rust
27-1-2015 23:25
Bye
30-1-2015 4:56
Praat is
Pagina 51 van het dossier:
2-3-2015 16:52
Kunnen we weer vrienden worden en dingen uitpraten
Neem ik je meeee
Uit eten of wat drinken
Ik heb alles voorelkaar
Loop bij ggz
En heb werk
Me autorijbewijs is bijna binnen
Pagina 52 van het dossier
2-3-2015 20:56
Of ben je chagerijnig
Sterke dame
Pagina 56 van het dossier:
4-3-2015
Ik weet al waar je woont.
Ik bel gwn aan.
Pagina 58 van het dossier:
4-3-2015
Bestand betreft een afbeelding van een halfnaakte vrouw met een man in bad
Pagina 58 en 59 van het dossier:
4-3-2015 14:22
Kom je geld hale
Ik zal altijd voor je vechten
Ik gun je alles
Ik moord wiejou pijn doer xx
2. een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2014184564-33, d.d. 29 september 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] :
Ik heb meerdere keren bij [verdachte] aangegeven dat hij moest stoppen met mij lastig te vallen.
Ik heb hem dit persoonlijk op een duidelijke manier kenbaar gemaakt. Ook heb ik hem op Facebook duidelijk gemaakt dat hij mij met rust moest laten. U vraagt mij of ik ook gereageerd heb op de Facebook-berichten die [verdachte] mij verzonden heeft. Ik kan u zeggen dat ik daar niet een keer op gereageerd heb. U vraagt mij of ik [verdachte] ook geblokkeerd heb op mijn Facebook-account. Ik kan u zeggen dat ik dit een keer heb gedaan. Ik kan u zeggen dat hij mij sinds 27 mei 2015 niet meer lastig valt op Facebook. Ik overhandig u een screenshot van de berichten die ik op 26 mei 2015 van [verdachte] heb ontvangen op mijn Facebook-account zodat u dit kan toevoegen aan het proces-verbaal.
Bijlage: een screenshot van [naam 1] , inhoudende:
Ik heb zoveel cash
Dat je vannacht nog in sament kan liggen
Kk bitch
Viese dief
Oplichter
Hoertje
Smetje
Slet
Wacht maar brand alles af
De pan is aangebrand
23 mei om 11:31
Kk hoer
26 mei om 19:32
Wie is die vriendje van je
Te ouwehoeren met [naam 2]
Hoorde ik
Zeg ff wie die stoere jongen is
Als ik wist dat hij daar was
Had je wat meegemaakt
Adios groetvan demon
Zwarte neuke
Zonde waar je mee omgaat raak je mee besmet
Vies hoor
Zo hebbik je niet opgevoed
6 mei om 12:47
Jij mag echt van geluk spreken
Geloof dat
Vieze hoere streek van je
Je weet echt niet met wie je te make hebt
Voor die popo
Ga je boete
Zweer jou
Mij denke te kunnen pakke
Neuk jou dwars door midde
27 mei om 21:42
Hoe gaat het met je

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 21 mei 2015 te [pleegplaats] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit woning gelegen aan [adres 1] aldaar, heeft weggenomen een iPad mini,
toebehorende aan een ander dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, en welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte:
- in een steeg, nabij voornoemde woning, nadat hij door die [slachtoffer 1] was gesommeerd te blijven staan, tegen [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Ik heb een wapen. Ik heb een pistool, ik schiet je kapot", en "Laat me gaan of ik schiet je kapot" en "Je moet me met rust laten anders
schiet ik je dood" en
- daarbij zijn, verdachtes, hand achter zijn rug heeft gebracht en vervolgens op [slachtoffer 1] heeft gericht en aldus een voor [slachtoffer 1] dreigende situatie heeft geschapen;
2.
hij in het tijdvak van 14 december 2014 tot en met 27 mei 2015 te [pleegplaats] , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] , met het oogmerk [slachtoffer 2] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen, immers heeft verdachte toen aldaar ook nadat aan hem, verdachte, was duidelijk gemaakt dat [slachtoffer 2] geen contact meer met hem wilde:
- [slachtoffer 2] meermalen via Facebook benaderd en via Facebook dreigende en kwetsende en beledigende en erotische en door [slachtoffer 2] als onplezierig ervaren foto's en tekstberichten en filmpjes gestuurd.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, en welke diefstal is gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
2. Belaging.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezen en strafbaar verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het reclasseringsadvies van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, d.d. 14 september 2015, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een inbraak. Toen verdachte daarbij werd betrapt door de bewoner, heeft hij die tot tweemaal toe bedreigd. Daarnaast heeft verdachte in een periode van vijf maanden zijn ex-vriendin stelselmatig lastiggevallen. Hij heeft haar veelvuldig berichten gestuurd waarin hij heeft getracht met haar in contact te komen. Daarnaast heeft hij berichten gestuurd die opdringerig, intimiderend en bedreigend van aard waren. Ook heeft hij seksueel getinte afbeeldingen naar haar gestuurd.
Verdachte heeft met de inbraak, gevolgd door bedreiging met geweld een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Uit de stukken blijkt dat het slachtoffer na vijf maanden nog altijd bezig is met het verwerken van hetgeen hem is overkomen. Het slachtoffer is nog steeds bang, gespannen en paniekerig.
Ook met de belaging heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-vriendin. Uit haar slachtofferverklaring blijkt dat zij nog steeds nachtmerries heeft over verdachte, nog altijd in angst leeft en iedere dag op haar hoede is.
De ervaring leert ook dat slachtoffers van belaging daarvan nog lange tijd psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden.
Bij de bepaling van de strafsoort en de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheid dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van inbraken en de houding van verdachte. Verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft zich onverschillig getoond voor de gevolgen daarvan voor de slachtoffers.
Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering geeft in haar rapport van 14 september 2015 aan dat zij, gelet op de ontkennende houding van verdachte, geen verband kan leggen tussen de problemen op de diverse leefgebieden en de ten laste gelegde feiten. Wel merkt de rapporteur op dat begeleiding en ondersteuning van verdachte geïndiceerd is, maar dat zij geen sturende of corrigerende werking van reclasseringstoezicht kan vaststellen, nu een recent toezicht voortijdig negatief is beëindigd.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de aard en de ernst van de feiten. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden is.
De rechtbank zal een deel daarvan, te weten zes maanden, voorwaardelijk opleggen, zodat daaraan een contactverbod met [slachtoffer 2] kan worden gekoppeld.
Tot slot merkt de rechtbank op dat een bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid alleen kan worden gegeven indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan "dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen" als bedoeld in artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht. Hoe belastend, bedreigend en intimiderend de gebeurtenissen voor het slachtoffer ook zijn geweest, niet kan worden gezegd dat deze haar lichamelijk hebben aangetast of fysiek gevaar hebben opgeleverd. Derhalve is naar het oordeel van de rechtbank geen grond om de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarde in dit vonnis te bevelen, zoals door de officier van justitie is gevorderd.

Benadeelde partijen

[slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] hebben zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partijen in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hen geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De rechtbank merkt daarbij nog op dat zij ervan uitgaat dat de vordering ook is ingediend door [slachtoffer 3] , nu zij eveneens het voegingsformulier heeft ondertekend.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 mei 2015.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
[slachtoffer 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2. ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht. Nu de rechtbank een minder lange pleegperiode en minder handelingen bewezen heeft verklaard dan waarop de vordering is gebaseerd, zal zij de schade naar redelijkheid vaststellen op € 1.500,00.
De rechtbank zal de vordering dan ook tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 december 2014. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 285b en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot zes maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarde:
dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Stelt als bijzondere voorwaarde:
dat veroordeelde gedurende de proeftijd van drie jaren op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] .
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partijen van een bedrag van € 450,00 (zegge: vierhonderdenvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 mei 2015.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partijen gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] , te betalen een bedrag van € 450,00 (zegge: vierhonderdenvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 mei 2015, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 9 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 100,00 aan materiële schade en € 350,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.500,00 (zegge: vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 december 2014.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van [slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van € 1.500,00 (zegge: vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 december 2014, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag betreft immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 2] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. N.A. Vlietstra, rechters, bijgestaan door mr. L.T.A. Fokkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 november 2015.
w.g.
Lootsma-Oude Nijeweme
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Brinksma
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Vlietstra
locatie Leeuwarden,
Fokkema