ECLI:NL:RBNNE:2015:6140

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 oktober 2015
Publicatiedatum
6 januari 2016
Zaaknummer
18.720243-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor joyriding met een rolstoelbus

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 23 oktober 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die werd beschuldigd van joyriding. De verdachte had op 14 augustus 2015 zonder toestemming een rolstoelbus van het verzorgingshuis waar hij als vrijwilliger werkte, meegenomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die nog in de proeftijd zat van een eerdere veroordeling, zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk wederrechtelijk gebruiken van een motorrijtuig. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde bewezen. De officier van justitie had een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geëist, en de rechtbank volgde dit advies. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd, en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 dagen, met aftrek van het voorarrest. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, en de zaak werd behandeld op tegenspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720243-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 oktober 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [verdachte] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 oktober 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.R. Stoeten, advocaat te Joure.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 augustus 2015, te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Smallingerland,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen autosleutels en/of een voertuig (rolstoelbus) (van het merk en/of type Mercedes Sprinter en voorzien van het [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[verzorgingstehuis] en/of [Stichting] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij te en/of bij [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Smallingerland, op of omstreeks 14 augustus 2015 opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (een rolstoelbus), (merk Mercedes Sprinter, voorzien van [kenteken] ), toebehorende aan [Stichting] en/of [verzorgingstehuis] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, als bestuurder heeft gebruikt op de weg(en), [adres] en/of de [weg] A7, in elk geval op een weg.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
- veroordeling voor het subsidiair ten laste gelegde;
- oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, te weten 12 dagen, met aftrek van het voorarrest.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte het oogmerk had om zich de rolstoelbus toe te eigenen. De rechtbank zal verdachte derhalve van het primair ten laste gelegde vrijspreken.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 oktober 2015;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL0100-2015237191-1,
d.d. 14 augustus 2015, inhoudende de verklaring van [persoon] ;
3. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen nr. PL0100-2015237191-7, d.d. 14 augustus 2015, inhoudende de verklaring van verbalisanten.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij te en bij [pleegplaats] in de gemeente Smallingerland, op 14 augustus 2015 opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, een rolstoelbus van het merk en type Mercedes Sprinter, voorzien van [kenteken] , toebehorende aan [verzorgingstehuis] , als bestuurder heeft gebruikt op de wegen, [adres] en de [weg] A7.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
subsidiair overtreding van artikel 11 van de Wegenverkeerswet 1994.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, een reclasseringsadvies opgemaakt door Reclassering Nederland op
29 september 2015, een aanvullend advies van Reclassering Nederland per mail verzonden op 7 oktober 2015, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan joyriding. Verdachte wilde naar zijn vriendin in [plaats] . Hij zag in het verzorgingshuis waar hij als vrijwilliger werkte sleutels van de bussen van dit verzorgingshuis liggen. Hij heeft deze sleutels gepakt en hij heeft vervolgens een grote rolstoelbus genomen en is hiermee naar zijn vriendin gereden. Op de terugweg werd hij door de politie aangehouden.
Voor joyriding bestaan geen landelijke oriëntatiepunten. Doorgaans wordt, mede gelet op het strafmaximum van zes maanden, een geldboete of een taakstraf opgelegd. De officier van justitie heeft in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gevorderd.
Verdachte heeft geen rijbewijs en heeft zich met een grote rolstoelbus in het verkeer begeven. Hij heeft derhalve geen rekening gehouden met de veiligheid van andere verkeersdeelnemers. Tevens heeft hij geen respect getoond voor de eigendomsrechten van het verzorgingshuis. De rolstoelbus was die dag door het verzorgingshuis voor haar bewoners niet te gebruiken. De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheden maken dat het een ernstig feit betreft en zal dit in de straf meewegen.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij begin dit jaar is veroordeeld voor strafbare feiten die erg veel op het onderhavige delict lijken. In die gevallen had verdachte auto's verduisterd of door middel van oplichting onder zich. Ook toen nam hij -zonder rijbewijs- met een motorrijtuig deel aan het verkeer. Verdachte loopt nog in de proeftijd van deze veroordeling en deze proeftijd heeft hem er niet van weerhouden om opnieuw een soortgelijk delict te plegen. Gelet op deze omstandigheden in samenhang met de ernst van het delict is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende sanctie is.
Door de reclassering wordt een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden geadviseerd. Verdachte heeft echter nog een forse voorwaardelijke jeugddetentie staan en dit heeft hem niet weerhouden van het plegen van een nieuw soortgelijk strafbaar feit. Mede gelet op het strafmaximum van onderhavig delict en het soort delict acht de rechtbank het niet mogelijk om naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf nog een zodanig forse voorwaardelijke straf op te leggen die verdachte moet weerhouden van het opnieuw plegen van strafbare feiten en het zich houden aan bijzondere voorwaarden. De rechtbank zal derhalve het advies niet volgen. De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden en zal verdachte een gevangenisstraf opleggen gelijk aan de duur van het voorarrest.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 11 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 11 dagen.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. I.M. Dölle en mr. M. Jansen, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 oktober 2015.
w.g.
Vlietstra
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Dölle
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Jansen
locatie Leeuwarden,
Zandstra-Alkema