ECLI:NL:RBNNE:2015:6133

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 oktober 2015
Publicatiedatum
6 januari 2016
Zaaknummer
18.730218-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstallen met oplegging van ISD-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 30 oktober 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. P.Th. van Jaarsveld, verscheen op de zitting van 16 oktober 2015. Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke. De tenlastelegging omvatte diefstal van cosmetica-producten en jassen, gepleegd op verschillende data in juli en juni 2015, waarbij de verdachte telkens goederen wegnam uit de winkel van Albert Heijn en een andere winkel. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de getuigen, alsook de camerabeelden, als bewijs gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de ten laste gelegde feiten en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren. De rechtbank overwoog dat de verdachte een veelpleger was met een hoog recidiverisico en dat eerdere behandelingen niet tot verbetering hadden geleid. De beslissing om de ISD-maatregel op te leggen was gebaseerd op de noodzaak om de maatschappij te beschermen en de recidive van de verdachte te beëindigen. De rechtbank heeft de wettelijke artikelen 38m, 38n, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht toegepast.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730218-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 oktober 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende te [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 oktober 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.Th. van Jaarsveld, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 juli 2015 (blijkens bewakingsbeelden tussen 12.48 en 12.49 uur) te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen cosmetica-producten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 13 juli 2015 (blijkens bewakingsbeelden tussen 14.17 en 14.19 uur) te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen Garnier BB Creme en Olaz double action dagcreme, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij in of omstreeks 10 t/m 12 juli 2015 te [pleegplaats] , meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (telkens) heeft weggenomen winkelgoederen, in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4.
hij op of omstreeks 03 juni 2015 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 2 jassen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het [winkelbedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde;
- oplegging van de maatregel van plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.

1. De door verdachte op de terechtzitting van 16 oktober 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben de persoon die is te zien op de camerabeelden van 11 juli 2015 beginnende bij 15:12 uur en 13 juli 2015 beginnende bij 12:48 uur in de Albert Heijn op [adres] in [pleegplaats] .
2. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 2015202856, gesloten op 15 juli 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015202983-1, d.d. 13 juli 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [medewerker 1] , namens Albert Heijn:
Ik doe aangifte van diefstal uit de winkel, de Albert Heijn aan [adres] [nummer] te [pleegplaats] . Er is niemand het recht of toestemming gegeven om de goederen zonder toestemming zichzelf toe te eigenen.
13 juli 2015 omstreeks 14:10 uur. Ik zag dat een man goederen wegnam. Ik stond in de winkel, ter hoogte van de vleeskoeling. Hier weg had ik zicht op de straat drogmetica. Ik zag dat de man een doosje Olaz, double action dagcrème in zijn binnenzak stopte. Ik zag dat hij direct daarop een doosje Garnier BB crème pakte en deze ook in zijn binnenzak stak. Vervolgens zag ik dat de man richting de uitgang liep. Ik was onderweg naar de entree, toen ik zag dat een collega, [medewerker 2] , de man al aansprak. Ik zag dat de man de kassa had gepasseerd zonder de goederen ter betaling aan te bieden. Ik heb de man op heterdaad aangehouden.
Op 10 juli 2015 om 17:12 uur is deze man eerder in de winkel geweest. De man viel mij op omdat ik door een klant werd geattendeerd op deze man. De klant vertelde mij dat de man raar aan het zwieren was. Ik zag dat hij met iets vierkants in zijn jaszak de winkel verliet. Ik heb vervolgens de camerabeelden bekeken. Ik zag dat de man meerdere goederen uit de winkel had gepakt en in zijn jaszak had gestoken. Ik had op de camerabeelden gezien dat de man vervolgens de kassa passeerde zonder de goederen ter betaling aan te bieden.
Op 13 juli 2015 omstreeks 12:55 uur was de man wederom in de winkel. Ik zag dat de man een beweging maakte met zijn arm. Ik zag dat hij met zijn arm zijn jas bewoog. Ik had het vermoeden dat hij iets wegnam. Ik zag dat de man vervolgens wegliep, voorbij de kassa's. Ik zag dat hij niets ter betaling aanbood bij de kassa. Ik zag dat hij vervolgens de winkel uitliep. Naar aanleiding hiervan heb ik de camerabeelden bekeken. Ik zag dat hij inderdaad iets had weggenomen en in zijn jas had gestoken.
Vervolgens heb ik de camerabeelden van de afgelopen dagen nagekeken. Ik zag dat de man op 11 juli 2015 omstreeks 15:10 uur in de winkel was. Ik zag dat hij een goed wegnam en dit niet ter betaling aanbood en vervolgens de winkel verliet.
Ik zag dat de man dit op 12 juli 2015 omstreeks 12:27 uur en 16:55 uur ook deed.
Ik herkende de man op deze camerabeelden van de diefstallen aan de kleding die hij droeg. Hij droeg namelijk elke keer dezelfde kleding als vandaag: een okerkleurige jas, lichtgrijze jogging broek en felkleurige sportgympen.
De goederen die hij had weggenomen heb ik kunnen vaststellen door middel van de voorraadcontrole en de camerabeelden: twee maal L'Oréal Micellair Water, drie maal L'Oréal Oog make-up remover, acht maal L'Oréal dagcrème, drie maal Garnier BB crème en twee maal Olaz double action.
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015202856-9, d.d. 14 juli 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van [verbalisant 1] :
Op 14 juli 2015 heb ik de beelden bekeken welke aangeleverd waren bij de aangifte winkeldiefstal van de Albert Heijn, gevestigd aan [adres] te [pleegplaats] . Deze aangifte is gedaan op 13 juli 2015. Ik zal de beelden omschrijven:
----10 juli 2015----
Camera 8, 17.14.07 uur: Zag ik de mij ambtshalve bekende [verdachte] het gangpad inlopen. Ik zag dat [verdachte] een gele jas, een grijze broek en zwart-witte sneakers droeg.
Camera 8, 17.14.11 uur: Zag ik [verdachte] , boven uit beeld, het gangpad uit lopen. Ik zag dat [verdachte] van de camera wegliep, waardoor ik allen zicht had op de rug van [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] met zijn handen bewegingen maakte, kennelijk om iets weg te stoppen.
Camera 3, 17.14.22 uur: Zag ik [verdachte] de kassa passeren zonder goederen ter betaling aan te bieden aan de kassa.
----11 juli 2015----
Camera 8, 15.12.31 uur: Zag ik [verdachte] in beeld komen lopen. Ik zag dat [verdachte] wederom een gele jas, grijze broek en zwart witte sneakers droeg.
Camera 8, 15.12.34 uur: Zag ik [verdachte] voor het schap staan en met zijn rechterhand een goed uit het schap pakken. Vervolgens zag ik dat [verdachte] dit goed in zijn linkerhand overpakken, waarna hij met zijn rechterhand nog een goed uit het schap pakte. Ik zag dat [verdachte] deze goederen, op borsthoogte, uit het schap pakte. Ik zag dat dit goederen waren met een witte verpakking.
Camera 8, 15.12.45 uur: Zag ik [verdachte] met de goederen weglopen uit de richting van de camera, waardoor ik alleen zicht had op de rug van [verdachte] . Ik zag [verdachte] met zijn linker en rechterhand bewegingen maken, kennelijk om de goederen weg te stoppen.
Camera 3, 15.12.55 uur: Zag ik [verdachte] in beeld komen lopen, zonder goederen in zijn handen.
15.13.00
uur: Zag ik [verdachte] de kassa passeren zonder goederen ter betaling aan te bieden.
----12 juli 2015----
Camera 8, 12.27.37 uur: Zag ik [verdachte] in beeld komen lopen. Ik zag dat [verdachte] wederom een gele jas, een grijze broek en zwart witte sneakers droeg. Ik zag [verdachte] met zijn rechterhand een goed uit het schap pakken. Ik zag [verdachte] daarna met zijn linkerhand nog een goed uit het schap pakken. Ik zag [verdachte] deze goederen op borsthoogte uit het schap pakken. Daarna zag ik [verdachte] uit de richting van de camera weglopen, waardoor ik zicht had op de rug van [verdachte] . Ik zag [verdachte] , tijdens het weglopen van de camera, bewegingen met zijn handen maken, kennelijk om de goederen weg te stoppen. Op het moment dat [verdachte] uit beeld raakte, zag ik dat [verdachte] geen goederen meer in zijn handen had.
12.27.44
uur: Zag ik [verdachte] uit het beeld van camera 8 lopen.
Camera 3, 12.27.54 uur: Zag ik [verdachte] in beeld komen lopen. Ik zag dat [verdachte] de kassa passeerde zonder goederen ter betaling aan te bieden.
----12 juli 2015----
Camera 8, 16.55.43 uur: Zag ik [verdachte] in beeld komen lopen. Ik zag dat [verdachte] wederom een gele jas, een grijze broek en zwart-witte sneakers droeg.
16.55.50
uur: Zag ik [verdachte] met zijn rechterhand iets vanuit het schap pakken. Ik zag [verdachte] iets, op borsthoogte, uit het schap pakken. Ik zag [verdachte] daarna van de camera weglopen, waardoor ik zicht had op de rug van [verdachte] . Ik zag [verdachte] , tijdens het weglopen van de camera, bewegingen maken met zijn handen, kennelijk om het goed weg te stoppen.
16.55.59
uur: Zag ik [verdachte] uit beeld van camera 8 lopen.
Camera 3, 16.55.07 uur: Zag ik [verdachte] in beeld komen lopen.
16.55.13
uur: Zag ik [verdachte] uit beeld lopen van camera 3.
Camera 4, 16.55.13 uur: Zag ik [verdachte] in beeld van camera 4 komen lopen en de kassa passeren zonder goederen ter betaling aan te bieden.
----13 juli 2015----
Camera 8, 12.48.40 uur: Zag ik [verdachte] in beeld komen lopen. Ik zag dat [verdachte] wederom een gele jas, een grijze broek en zwart-witte sneakers droeg.
12.48.44
uur: Zag ik [verdachte] met zijn rechterhand een goed uit het schap pakken. Ik zag [verdachte] daarna met zijn linkerhand een goed uit het schap pakken, en daarna met zijn rechterhand wederom een goed uit het schap pakken. Ik zag [verdachte] dus drie goederen, op borsthoogte, uit het schap pakken. Ik zag [verdachte] vervolgens in de richting van de camera lopen.
Ik zag [verdachte] de goederen wegstoppen onder zijn jas, waarna hij om 12.48.59 uur uit beeld van camera 8 liep.
Camera 3, 12.48.59 uur: Zag ik [verdachte] in beeld van camera 3 komen lopen. Ik zag [verdachte] de kassa passeren zonder goederen ter betaling aan te bieden.
----13 juli 2015----
Camera 8, 14.17.51 uur: Zag ik [verdachte] in beeld komen lopen. Ik zag dat [verdachte] wederom een gele jas, een grijze broek en zwart witte sneakers droeg.
14.17.54
uur: Zag ik [verdachte] twee goederen uit liet schap pakken. Ik zag [verdachte] een roze gekleurd goed en een zwart gekleurd goed pakken. Ik zag [verdachte] de goederen, op borsthoogte, uit liet schap pakken. Ik zag dat [verdachte] daarna met zijn gezicht in de richting van de camera wegliep. Ik zag dat [verdachte] de twee genoemde goederen onder zijn jas weg stoppen. Ik zag dat [verdachte] zijn rits van zijn jas aan het dichtmaken was.
14.18.00
uur: zag ik [verdachte] uit beeld van camera 8 lopen.
Camera 3, 14.18.01 uur: Zag ik [verdachte] in beeld van camera 3 komen lopen. Ik zag dat de rits van zijn jas tot aan zijn hals dichtgeritst was.
14.18.08
uur: Zag ik [verdachte] de kassa voorbij lopen zonder goederen ter betaling aan te bieden.
[verdachte] is mij ambtshalve bekend omdat ik hem meerdere keren heb gehoord als verdachte. Tijdens het uitkijken van de beelden zag ik dat [verdachte] iedere keer naar het cosmetica-schap, camera 8, liep. Ik zag dat [verdachte] steeds op ongeveer dezelfde plaats, vanuit het schap op borsthoogte, goederen wegnam.
De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 4. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De inhoud van een zaaksdossier, registratienummer PL0100-2015157756, gesloten op 4 juni 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
1.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015157756-1, d.d. 3 juni 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige] :
3 juni 2015 stond ik bij de draaideur van [winkelpassage] in [pleegplaats] . Ik ben werkzaam voor [beveiligingsbedrijf] in [pleegplaats] . Toen ik naar [winkelbedrijf] keek zag ik een manspersoon staan die ik herkende alszijnde [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] bij een rek met jassen stond. Vervolgens zag ik dat hij twee jassen pakte en ik zag dat hij hiermee wegliep. Hierop ben ik achter hem aangelopen en heb ik hem aangehouden bij de V&D. Ik zag dat het 2 witte jassen waren en ik zag dat de prijskaartjes er nog aanzaten.
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer Pl0100-2015157756-10, d.d. 15 juni 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van [verbalisant 2] :
Op 3 juni 2015 omstreeks 15:45 uur kreeg ik samen met mijn collega van de meldkamer opdracht om te gaan naar het pand van de Vroom en Dreesman in [pleegplaats] . Aldaar zou een winkeldief op heterdaad zijn aangetroffen.
Ik zag een manspersoon in de kamer zitten die ik ambtshalve ken als [verdachte] . Voor [verdachte] op tafel zag ik een tweetal witte jassen liggen. Ik zag dat de jassen van het merk Only waren.

Redengeving bewezenverklaring

De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen bewezen is verklaard en op grond daarvan heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 13 juli 2015, blijkens bewakingsbeelden tussen 12.48 en 12.49 uur, te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen cosmeticaproducten toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn;
2.
hij op 13 juli 2015, blijkens bewakingsbeelden tussen 14.17 en 14.19 uur, te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen Garnier BB Crème en Olaz double action dagcrème toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn;
3.
hij in de periode van 10 t/m 12 juli 2015 te [pleegplaats] , meermalen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen winkelgoederen toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn;
4.
hij op 3 juni 2015 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 2 jassen toebehorende aan het [winkelbedrijf] .
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Diefstal.
2. Diefstal.
3. Diefstal, meermalen gepleegd.
4. Diefstal.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De raadsman heeft primair verzocht om aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting, teneinde -zoals eerdere trajectconsulten hebben geadviseerd- verdachte klinisch te laten onderzoeken om een juiste diagnose te stellen, zodat er meer zicht komt op de toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
In het dossier bevinden zich onder meer een reclasseringsrapport van 2 september 2015 en trajectconsulten van 8 juni 2015, 12 mei 2015 en 13 november 2014. De deskundige M.B.E. van der Velde, reclasseringsmedewerker, heeft hier ter terechtzitting een toelichting op gegeven.
De rechtbank acht zich op grond van het voorgaande voldoende ingelicht over de persoon van verdachte en de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn begaan. De rechtbank ziet in deze stukken geen aanleiding om verdachte klinisch te laten observeren. Daarbij is van belang dat de deskundige ter zitting heeft aangegeven dat de diagnoses, die naar voren komen in de rapporten, niet wezenlijk zullen veranderen bij een klinische observatie.
De rechtbank sluit zich hierbij aan en wijst daarom het aanhoudingsverzoek van de raadsman af.
Uit de processen-verbaal van politie, de rapporten die over verdachte zijn uitgebracht en het onderzoek ter terechtzitting ziet de rechtbank geen aanwijzingen dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van de bewezenverklaarde feiten. Ook is de rechtbank niet van andere strafuitsluitingsgronden gebleken.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar voor de bewezenverklaarde feiten.

Motivering van de maatregel

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aantal winkeldiefstallen. Winkeldiefstallen zijn een ergerlijke vorm van criminaliteit die voor winkeliers veel schade en hinder opleveren. Verdachte heeft daarmee bovendien inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de winkeliers.
In het advies van Reclassering Nederland d.d. 2 september 2015 wordt aangegeven dat verdachte sinds 2013 bekend staat als veelpleger. Verdachte is binnen de GGZ gediagnosticeerd, waarbij als hoofddiagnose middelenafhankelijkheid is vastgesteld. Daarnaast is er sprake van schizofrenie en een antisociale persoonlijkheid.
In het verleden heeft verdachte zowel ambulante als klinische behandelingen gehad. Deze hebben onder meer vanwege de weigerachtige houding van verdachte ten aanzien van contact, onderzoek en begeleiding tot niets geleid. [persoon] , begeleider vanuit het GGZ FACT-team, heeft zelfs aangegeven dat het steeds slechter gaat met verdachte. Er is dan ook een hoog recidiverisico.
Thans is het moment aangebroken dat er geen interventies/behandelingen met begeleiding vanuit de reclassering uitvoerbaar zijn. De reclassering ziet in dit stadium als enige mogelijkheid nog het opleggen van een ISD-maatregel. Deze maatregel biedt de mogelijkheid om nadere diagnostiek uit te voeren en te starten met een passende (klinische) behandeling.
De deskundige M.B.E. van der Velde, reclasseringsmedewerkster, heeft ter terechtzitting in aanvulling op dit rapport aangegeven dat een ISD-maatregel het mogelijk maakt om vanuit een rustige en stabiele situatie intramuraal toe te werken naar diagnostiek, behandeling en plaatsing in een kliniek, of een andere optie mocht dat noodzakelijk blijken.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat aan de verdachte ter zake van het plegen van de ten laste gelegde feiten de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren dient te worden opgelegd. Verdachte is een stelselmatige dader en komt in aanmerking voor toepassing van de ISD-maatregel, nu er aan de wettelijke gestelde eisen in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht is voldaan, aldus de officier van justitie.
Het uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 september 2015 laat zien dat verdachte zich al jarenlang schuldig maakt aan soortgelijke strafbare feiten. Recentelijk heeft dit onder meer geleid tot veroordelingen op 6 januari 2014, 26 juni 2015 en 19 januari 2012, waarbij telkens vrijheidsbenemende straffen zijn opgelegd. Deze veroordelingen zijn onherroepelijk en de door verdachte begane feiten zijn misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Voorts moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom misdrijven zal begaan. De veiligheid van goederen eist het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, waarbij wordt verwezen naar het feit dat de verdachte telkens nieuwe strafbare feiten pleegt en de frequente oplegging van vrijheidsstraffen hem daarvan kennelijk niet weerhoudt. Aldus is voldaan aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de ISD-maatregel, zoals deze zijn opgenomen in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht.
Daarnaast is op 1 januari 2014 de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers (in het bijzonder de vordering van de ISD-maatregel voor stelselmatige daders) in werking getreden. Daarin is opgenomen dat een officier van justitie de vordering van de ISD-maatregel overweegt indien de verdachte een stelselmatige dader is zoals bedoeld in die richtlijn. Een stelselmatige dader is 'een persoon van 18 jaar of ouder die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.' De rechtbank stelt op basis van het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte vast, dat ook aan dit vereiste is voldaan.
Uit voorgaande volgt dat verdachte diverse kansen heeft gekregen om zijn leven een andere wending te geven. Niettemin blijft hij vervallen in crimineel gedrag. Gelet hierop deelt de rechtbank de visie van de officier van justitie en de reclassering dat de oplegging van de ISD-maatregel geboden is ter beveiliging van de maatschappij en ter beëindiging van de recidive van verdachte. De rechtbank zal deze maatregel dan ook aan verdachte opleggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38m, 38n, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. L.G. Wijma en mr. C.A.J. Tuinstra, rechters, bijgestaan door mr. E. de Vries-Haitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 oktober 2015.
Mr. Tuinstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Brinksma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Wijma
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
de Vries-Haitsma
locatie Leeuwarden ,