ECLI:NL:RBNNE:2015:6130

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 september 2015
Publicatiedatum
6 januari 2016
Zaaknummer
18.930098-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met vrachtwagen; vrijspraak voor roekeloos rijgedrag, veroordeling voor onvoorzichtig rijgedrag

Op 28 september 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op de A28. De verdachte, bestuurder van een vrachtwagen, werd beschuldigd van roekeloos rijgedrag, wat zou hebben geleid tot een aanrijding met een personenauto, waarbij de bestuurder van de personenauto zwaar lichamelijk letsel opliep. De tenlastelegging omvatte zowel roekeloosheid als onvoorzichtigheid in het verkeer. Tijdens de zitting op dezelfde dag was de verdachte aanwezig, en het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. B. van Bartheld.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van verschillende bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en proces-verbaal van de verkeersanalyse. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het primair ten laste gelegde, maar heeft wel bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde gevraagd. De verdachte gaf aan het standpunt van de officier van justitie te steunen.

Na beoordeling van het bewijs heeft de rechtbank geoordeeld dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. Echter, het subsidiair ten laste gelegde, dat de verdachte niet de snelheid van zijn voertuig had geregeld om tijdig te kunnen stoppen, werd wel bewezen verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gevaar op de weg had veroorzaakt door achterop een stilstaande file te rijden.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,00, met de mogelijkheid van 20 dagen hechtenis bij niet-betaling. Van deze boete werd € 500,00 voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van twee jaar. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 28 september 2015.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/930098-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
28 september 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
28 september 2015.
De verdachte is verschenen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. van Bartheld.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 februari 2015 te [pleegplaats] , gemeente Midden-Drenthe, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto), daarmede rijdende over rechter rijstrook van de uit 2 rijstroken bestaande weg, de A28, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, terwijl hij, verdachte, op korte afstand een stilstaande, althans langzaam rijdende file, was genaderd, niet de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was dat door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur tegen een voor hem, verdachte over die rechter rijstrook rijdend motorrijtuig (personenauto) is gebotst, in elk geval is aangereden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een op twee plaatsen gebroken schouder (rechts) en/of een gekneusde borst en/of een gekneusde kuit en/of een gekneusde hak en/of gekneusde tenen en/of een gekneusde arm en/of een gekneusde rug, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 25 februari 2015 te [pleegplaats] , gemeente Midden-Drenthe, als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto), daarmee rijdende op de weg, de A28, terwijl hij, verdachte, op korte afstand een stilstaande, althans langzaam rijdende, file was genaderd, niet de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was dat door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de
afstand waarover hij, verdachte, die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of (aldus) met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur tegen een voor hem, verdachte, rijdend motorrijtuig is gebotst, althans is aangereden, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdachte
De verdachte heeft aangegeven zich in het standpunt van de officier van justitie te kunnen vinden.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij dat uit de hierna te noemen bewijsmiddelen niet is gebleken dat er sprake is geweest van roekeloos dan wel zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend rijgedrag door verdachte.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het subsidiair ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting;
- een verkort proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, nummer 25021417301112, d.d.
23 maart 2015, inhoudende de relatering van verbalisanten;
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2015, opgenomen op pagina 2 van dossier, nummer PL0100-2015056694-1, d.d. 25 februari 2015, inhoudende de relatering van verbalisant.
Bewezenverklaring
Gelet op de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 25 februari 2015 te [pleegplaats] , gemeente Midden-Drenthe, als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto), daarmee rijdende op de weg, de A28, terwijl hij, verdachte, op korte afstand een langzaam rijdende file was genaderd, niet de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was dat door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg kon overzien en waarover deze vrij was en aldus met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur tegen een voor hem, verdachte, rijdend motorrijtuig is gebotst, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde levert op:
subsidiair : Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdachte
De verdachte heeft aangegeven dat hij in plaats van een werkstraf de voorkeur geeft aan een geldboete.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft door te handelen als bewezenverklaard gevaar op de weg veroorzaakt waardoor hij achter op een personenauto is gebotst en de bestuurder van die personenauto zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de omstandigheid dat verdachte niet eerder voor het plegen van strafbare feiten, in het bijzonder verkeersovertredingen, is veroordeeld.
Gelet verder op de aard en ernst van het feit acht de rechtbank een geldboete passend.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij sinds het ongeval nog voorzichtiger is gaan rijden dan hij voordien al deed. Om verdachte te stimuleren zijn sindsdien gewijzigde rijgedrag voort te zetten, zal zij een deel van de geldboete voorwaardelijk opleggen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Betaling van een geldboete ten bedrage van € 1.000,00 bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis.
Bepaalt dat van deze geldboete een gedeelte, groot € 500,00, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.H.A.M. Voncken, voorzitter, mr. M.J.B. Holsink en
mr. M. Haisma, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 september 2015.