ECLI:NL:RBNNE:2015:6128

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 oktober 2015
Publicatiedatum
6 januari 2016
Zaaknummer
18.930268-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verdachte van poging tot verkrachting en bedreiging wegens onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 23 oktober 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot verkrachting en bedreiging. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. L.A. Ongenae, verscheen op de zitting van 9 oktober 2015. Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. J.R. Eland. De tenlastelegging omvatte verschillende seksuele handelingen en bedreigingen die de verdachte zou hebben gepleegd tegen het slachtoffer op 17 december 2014 in Emmen. De rechtbank heeft de aangifte van het slachtoffer beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer niet voldoende steun vonden in objectief bewijs. De emotionele toestand van het slachtoffer na de gebeurtenis werd niet als bewijs beschouwd, omdat deze ook kon passen bij de lezing van de verdachte. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.

Daarnaast heeft het slachtoffer zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de feiten die aan de vordering ten grondslag lagen niet bewezen waren, waardoor de benadeelde partij niet-ontvankelijk werd verklaard in haar vordering. De rechtbank heeft bepaald dat de benadeelde partij haar vordering alleen bij de burgerlijke rechter kan indienen. Tot slot heeft de rechtbank besloten dat het in beslag genomen mes aan de verdachte moet worden teruggegeven, omdat er geen belang van strafvordering tegen de teruggave bestaat. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. L.H.A.M. Voncken, en is openbaar uitgesproken op 23 oktober 2015.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/930268-14
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
23 oktober 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
9 oktober 2015.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L.A. Ongenae, advocaat te Paterswolde.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.R. Eland.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 december 2014 in de gemeente Emmen ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere
feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid
[slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van [slachtoffer] ,
- bij [slachtoffer] op bed is gaan liggen en/of
- [slachtoffer] is gaan zoenen in haar nek, op haar hoofd en/of op haar
borsten en/of
- de borsten van [slachtoffer] heeft betast en/of
- met zijn handen naar (de knopen van) haar broek is gegaan en/of
- met een hand een eindje in de broek van [slachtoffer] is gegaan (ter
hoogte van haar billen) en/of
- de benen van [slachtoffer] heeft gestreeld en/of
- [slachtoffer] aan haar middel heeft betast en/of
- tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat hij seksuele gevoelens voor haar had en
met haar het bed in wilde, althans woorden van gelijke aard en/of
strekking en/of
- de deur van de kamer waarin verdachte en [slachtoffer] zich bevonden op
slot heeft gedaan en/of
- [slachtoffer] dreigend een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft
voorgehouden en/of (daarbij) tegen haar heeft gezegd: "Kutwijf, je moet
je bek houden, ik wil dit, en het gebeurt ook, wat het risico ook is",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- [slachtoffer] met geweld een eind heeft meegesleurd aan haar armen en/of
haar kleding en/of
- [slachtoffer] heeft gedwongen/bevolen naar boven te gaan en/of
- toen [slachtoffer] zichzelf in een badkamer in veiligheid had kunnen
brengen (voortdurend) op de badkamerdeur heeft gebonkt en tegen haar heeft
geroepen dat ze er uit moest komen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 17 december 2014 in de gemeente Emmen, door geweld of een
andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, een en ander hierin bestaande dat verdachte
- bij [slachtoffer] op bed is gaan liggen en/of
- [slachtoffer] is gaan zoenen in haar nek, op haar hoofd en/of op haar
borsten en/of
- de borsten van [slachtoffer] heeft betast en/of
- met zijn handen naar (de knopen van) haar broek is gegaan en/of
- met een hand een eindje in de broek van [slachtoffer] is gegaan (ter
hoogte van haar billen) en/of
- de benen van [slachtoffer] heeft gestreeld en/of
- [slachtoffer] aan haar middel heeft betast en/of
- tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat hij seksuele gevoelens voor haar had en
met haar het bed in wilde, althans woorden van gelijke aard en/of
strekking;
2.
hij op of omstreeks 17 december 2014 in de gemeente Emmen [slachtoffer] heeft
bedreigd met verkrachting, met feitelijke aanranding van de eerbaarheid en/of
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
hierin bestaande dat verdachte opzettelijk dreigend
- [slachtoffer] , nadat hij haar lichaam had betast, een mes, althans een scherp
en/of puntig voorwerp, heeft voorgehouden en/of (daarbij) tegen haar heeft
gezegd: "Kutwijf, je moet je bek houden, ik wil dit, en het gebeurt ook, wat
het risico ook is", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en dat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er geen objectief bewijs is dat de lezing van verdachte met betrekking tot de verweten gedragingen kan weerleggen. Daarom moet hij het voordeel van de twijfel krijgen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het verhaal van aangeefster tegenover dat van verdachte staat. Verdachte heeft van begin af aan consequent verklaard, er is verder geen objectief bewijs, en het beeld van aangeefster is dat van iemand die profiteert van de goedgeefsheid van verdachte.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank is van oordeel dat het aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daartoe overweegt de rechtbank dat de aangifte van [slachtoffer] in onvoldoende mate wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. De aangifte vindt op onderdelen weliswaar bevestiging in de verklaring van verdachte zelf, maar draagt - nu in verdachtes lezing van de gebeurtenissen de vrijwilligheid van de seksuele toenadering wordt benadrukt - niet bij aan het bewijs van hetgeen aan verdachte wordt ten laste gelegd. De omstandigheid dat aangeefster, nadat zij de badkamer in was gevlucht, 112 heeft gebeld en dat uit de weergave van dat gesprek blijkt dat aangeefster hevig geëmotioneerd was, terwijl ook de politieagent die aangeefster als eerste aantrof deze emotionele toestand beschrijft, kan naar het oordeel van de rechtbank niet bijdragen aan het bewijs. Immers, deze hevig emotionele toestand kan evengoed passen bij de lezing van verdachte over hetgeen er kort voor dat gesprek was voorgevallen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van al hetgeen aan hem ten laste is gelegd.

Vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 500,-- aan vergoeding van geleden immateriële schade en € 500,-- aan vergoeding voor gemaakte kosten voor rechtsbijstand.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, nu hij voor vrijspraak heeft gepleit, betoogd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, althans dat de vordering moet worden afgewezen.
Beoordeling
De rechtbank acht de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een bruin mes, moet worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven bruine mes.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.H.A.M. Voncken, voorzitter, mr. M.J.B. Holsink en
mr. J.V. Nolta, rechters, bijgestaan door mr. A.J. van Baren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 oktober 2015.