ECLI:NL:RBNNE:2015:6093

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 oktober 2015
Publicatiedatum
31 december 2015
Zaaknummer
18.820293-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van bedreiging en veroordeling tot gevangenisstraf voor het voorhanden hebben van een neppistool

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 1 oktober 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van bedreiging en het voorhanden hebben van een neppistool. De verdachte was aanwezig op de zitting, bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.J. Flach, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. P.F. Hoekstra. De tenlastelegging omvatte twee punten: de verdachte zou op 16 augustus 2015 in Groningen de [slachtoffer] hebben bedreigd met de woorden 'Zie je dit' en 'Dit is je laatste dag', en hij zou een nabootsing van een pistool voorhanden hebben gehad. Tijdens de zitting op 17 september 2015 heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de bedreiging. De rechtbank wees op het feit dat de [slachtoffer] geen aangifte had gedaan en dat de enige getuige niet door de politie was gehoord. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van het eerste ten laste gelegde feit.

Wat betreft het tweede punt, het voorhanden hebben van een neppistool, oordeelde de rechtbank dat dit wettig en overtuigend bewezen was. De rechtbank overwoog dat het voorwerp een sprekende gelijkenis vertoonde met een echt vuurwapen en dat het bezit van dergelijke wapens streng moet worden bestraft. De rechtbank hield rekening met het strafblad van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor strafbare feiten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken voor het voorhanden hebben van het neppistool. Daarnaast gelastte de rechtbank de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van één maand, omdat de verdachte de voorwaarden niet had nageleefd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit mr. F. de Jong, mr. L.W. Janssen en mr. M. van der Veen, en werd openbaar uitgesproken op 1 oktober 2015.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/820293-15
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/038791-13
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 oktober 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
verblijvende in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
17 september 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.J. Flach, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.F. Hoekstra.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 augustus 2015 te [pleegplaats] , in de gemeente Groningen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd:
"Zie je dit" en/of "Dit is je laatste dag", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of (daarbij) een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) getoond;
2.
hij op of omstreeks 16 augustus 2015 te [pleegplaats] , in de gemeente Groningen, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een nabootsing van een pistool (Beretta), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Beoordeling
Vrijspraak
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende. [slachtoffer] heeft zelf geen aangifte van het feit willen doen en de enige vermeende getuige van het feit, [getuige] , is niet door de politie als getuige gehoord. Het feit is slechts gestoeld op het proces-verbaal van bevindingen waarbij verbalisanten relateren hetgeen [slachtoffer] hen over het gebeuren heeft verteld. De rechtbank acht dit onvoldoende om tot een bewezenverklaring van het feit te komen.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven:
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting;
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 augustus 2015, opgenomen op pagina 36 van dossier, nummer PL0100-2015242395, d.d. 21 augustus 2015, inhoudende de relatering van verbalisanten;
- een proces-verbaal van onderzoek wapen d.d. 21 augustus 2015, opgenomen op pagina 39 van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant.
Bewezenverklaring
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
2.
hij op 16 augustus 2015 te [pleegplaats] , in de gemeente Groningen, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een nabootsing van een pistool (Beretta), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

2. Handelen in strijd met artikel 13, lid 1, van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 1 van de Wet wapens en munitie.

Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde tot het volgende wordt veroordeeld:
- een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft gepleit om indien de rechtbank tot een strafoplegging komt deze in de vorm van een werkstraf op te leggen. Verdachte heeft al een aantal dagen in voorarrest doorgebracht en een werkstraf kan een eerste opzet voor verdachte zijn voor het krijgen van regelmaat en het hebben van een dagbesteding.
Strafmotivering
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een nepvuurwapen (een verboden wapen in de zin van de Wet wapens en munitie) voorhanden gehad. Doordat dit voorwerp een sprekende gelijkenis vertoont met een echt vuurwapen, is dit voorwerp geschikt voor bedreiging of afdreiging. Tegen het bezit van dergelijke wapens dient derhalve streng te worden opgetreden.
Verder is verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 3 september 2015 meermalen voor strafbare feiten veroordeeld.
De rechtbank ziet op grond van het vorenstaande aanleiding verdachte een gevangenisstraf van na te noemen duur op te leggen. Omdat de rechtbank anders dan de officier van justitie niet tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde is gekomen, zal zij een gevangenisstraf van kortere duur opleggen dan is gevorderd door de officier van justitie. Een strafafdoening in de vorm van een werkstraf, als bepleit door de raadsvrouw van verdachte, acht de rechtbank mede gelet op het justitiële verleden van verdachte niet passend.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 12 december 2013, gewezen door de politierechter in deze rechtbank, onder parketnummer 18/038791-13, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 26 december 2013.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 3 september 2015 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De raadsvrouw van verdachte heeft om afwijzing van de vordering gevraagd.
De rechtbank stelt vast dat het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit door verdachte is begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de hem bij voornoemd vonnis van 12 december 2013 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht, en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
18/038791-13:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 12 december 2013, te weten:
een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. de Jong, voorzitter, mr. L.W. Janssen en
mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 oktober 2015.
Mr. Van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.