ECLI:NL:RBNNE:2015:6093
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- F. de Jong
- L.W. Janssen
- M. van der Veen
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van bedreiging en veroordeling tot gevangenisstraf voor het voorhanden hebben van een neppistool
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 1 oktober 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van bedreiging en het voorhanden hebben van een neppistool. De verdachte was aanwezig op de zitting, bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.J. Flach, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. P.F. Hoekstra. De tenlastelegging omvatte twee punten: de verdachte zou op 16 augustus 2015 in Groningen de [slachtoffer] hebben bedreigd met de woorden 'Zie je dit' en 'Dit is je laatste dag', en hij zou een nabootsing van een pistool voorhanden hebben gehad. Tijdens de zitting op 17 september 2015 heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de bedreiging. De rechtbank wees op het feit dat de [slachtoffer] geen aangifte had gedaan en dat de enige getuige niet door de politie was gehoord. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van het eerste ten laste gelegde feit.
Wat betreft het tweede punt, het voorhanden hebben van een neppistool, oordeelde de rechtbank dat dit wettig en overtuigend bewezen was. De rechtbank overwoog dat het voorwerp een sprekende gelijkenis vertoonde met een echt vuurwapen en dat het bezit van dergelijke wapens streng moet worden bestraft. De rechtbank hield rekening met het strafblad van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor strafbare feiten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken voor het voorhanden hebben van het neppistool. Daarnaast gelastte de rechtbank de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van één maand, omdat de verdachte de voorwaarden niet had nageleefd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit mr. F. de Jong, mr. L.W. Janssen en mr. M. van der Veen, en werd openbaar uitgesproken op 1 oktober 2015.