ECLI:NL:RBNNE:2015:6092

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 oktober 2015
Publicatiedatum
31 december 2015
Zaaknummer
18.750125-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht gepleegd door hulpverlener met cliënten in hulpverleningsrelatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 15 oktober 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een hulpverlener die beschuldigd werd van ontucht met twee cliënten. De verdachte, werkzaam in de gezondheidszorg, werd beschuldigd van het plegen van seksuele handelingen met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], beiden cliënten aan wie hij hulp verleende. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 29 augustus 2002 tot en met 31 augustus 2012 ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 1] en in de periode van 1 mei 2008 tot en met 2 oktober 2012 met [slachtoffer 2]. De verdachte heeft de seksuele handelingen verricht terwijl hij in een hulpverleningsrelatie met beide vrouwen stond, wat de ernst van de feiten vergroot. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als geloofwaardig beoordeeld, ondanks de verdediging van de verdachte die stelde dat de aangiftes vals waren en dat er sprake was van collaberative storytelling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar en ontzetting uit het recht tot uitoefening van het beroep van hulpverlener voor de duur van 5 jaar. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], ter hoogte van respectievelijk € 15.000 en € 7.500, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen voor het overige afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/750125-13
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 oktober 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
GBA-adres: [adres 1] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 oktober 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.F. Hoekstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 29 augustus 2002 tot en met 31 augustus 2012, te [pleegplaats 1] en/of te [pleegplaats 2] en/of (elders) in Friesland, in elk geval in Nederland,
terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke
zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 1] , die zich als patiënt en/of cliënt aan
verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft verdachte in voornoemde periode meermalen, (althans éénmaal) (in zijn functie als Intensieve Ambulante Gezinshulp [ [bedrijf 2] ] en/of als hulpverlener [vanuit het Persoons Gebonden Budget) via zijn bedrijf [bedrijf 1] ), (telkens) zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of anus van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of zich (telkens) door die [slachtoffer 1] zogenoemd doen of laten aftrekken en/of pijpen, althans (telkens) seksuele handelingen verricht met die [slachtoffer 1]
en/of daarvan (vervolgens) meermalen, althans éénmaal video/film opnames
gemaakt;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2008 tot en met 2 oktober 2012, te [pleegplaats 3] , in elk geval in Friesland en/of (elders) in Nederland, terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 2] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft verdachte in voornoemde periode meermalen, (althans éénmaal) (als hulpverlener [vanuit het Persoons Gebonden Budget) via zijn bedrijf [bedrijf 1] ), (telkens) zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of anus van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of zich (telkens) door die [slachtoffer 2] zogenoemd doen of laten aftrekken en/of pijpen, althans (telkens) seksuele handelingen verricht met die [slachtoffer 2] .
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar, met aftrek van voorarrest;
- oplegging van de maatregel ontzetting uit het beroep van hulpverlener voor de duur van 5 jaar;
- toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waarbij de officier van justitie zich heeft gerefereerd ten aanzien van het toe te wijzen bedrag;
- oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ten aanzien van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .

Beoordeling van het bewijs

De raadsman heeft vrijspraak van het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde bepleit. Hij heeft hiertoe -samengevat- onder meer het volgende aangevoerd:
1. De aangifte van [slachtoffer 1] is niet geloofwaardig. Zij heeft een en ander valselijk verklaard omdat zij verliefd op hem was en zich afgewezen voelde door verdachte. Verder blijkt uit diverse verklaringen dat [slachtoffer 1] een persoon is die vaak liegt en bedriegt en is zij bekend met psychische problemen.
2. Er is sprake van collaberative storytelling tussen [slachtoffer 1] en [persoon 1] , zijnde de bedrogen vriendin van verdachte. Zij heeft [slachtoffer 1] aangezet tot het doen van aangifte.
3. Alle aangetroffen gesprekken, onder meer via WhatsApp en Skype, die lijken te zijn gevoerd tussen verdachte en [slachtoffer 1] , zijn door [slachtoffer 1] geënsceneerd. Zij had toegang tot de server van verdachte waar alle wachtwoorden te vinden waren.
4. Niet valt uit te sluiten dat [slachtoffer 1] in het bezit is van de grondige kennis die volgens het NFI vereist is om de aangetroffen video waarop seksuele handelingen te zien zijn tussen een persoon van wie gesteld wordt dat dit verdachte is en [slachtoffer 1] , dusdanig te monteren dat het lijkt alsof verdachte daadwerkelijk degene is die de seksuele handelingen pleegt met [slachtoffer 1] .
5. Uit niets blijkt dat de deskundigen van het NFI die het lichaamsvergelijkend onderzoek hebben verricht met betrekking tot voornoemde aangetroffen video, eveneens deskundig zijn op het gebied van lichaamsvergelijkend onderzoek. Dit blijkt temeer niet nu zij zelf verklaren dat er slechts twee databases voorhanden zijn met betrekking tot lichaamsvergelijkend onderzoek.
6. Ook [slachtoffer 2] heeft valselijk aangifte gedaan. Haar motief hiervoor is het feit dat zij anders met een schuld ter zake PGB-gelden zou blijven zitten. Voorts voelde ook zij zich afgewezen door verdachte.
7. De aangetroffen digitale gesprekken met [slachtoffer 2] zijn door [slachtoffer 1] geënsceneerd, zij heeft zich voorgedaan als verdachte in de contacten met [slachtoffer 2] .
8. Voor een bewezenverklaring van artikel 249 Wetboek van Strafrecht is vereist dat er sprake is van een afhankelijkheidsrelatie tussen de verdachte en het slachtoffer en dat de seksuele handelingen plaatsvonden binnen het kader van deze hulpverleningsrelatie.
Zowel in de zaak [slachtoffer 1] als in de zaak [slachtoffer 2] vond feitelijk geen hulpverlening plaats, zo hebben beide vrouwen verklaard. In de zaak [slachtoffer 1] geldt daarnaast dat er één moment objectiveerbaar is in de tijd en dat is de seksvideo die gedateerd is in december 2007. Verdachte was toen echter geen hulpverlener, dit ving pas aan in 2008.
De rechtbank zal hierna op deze verweren ingaan en dezelfde nummering hanteren als hiervoor:
1. De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de aangifte van [slachtoffer 1] . Weliswaar is [slachtoffer 1] belast met psychische en lichamelijke gebreken maar deze beperkingen raken niet haar geloofwaardigheid. Integendeel, van [slachtoffer 1] is bekend, en zulks heeft verdachte zelf ook aangegeven, dat zij over een ijzersterk geheugen beschikt en in staat is de kleinste details vast te houden. De rechtbank overweegt voorts dat wat er verder zij van beschuldigingen aan het adres van [slachtoffer 1] of verklaringen dat zij liegt en bedriegt, dit niet noodzakelijkerwijs betekent dat de verklaringen die zij in de onderhavige zaak tegen verdachte heeft afgelegd, vals zijn.
Voorts overweegt de rechtbank dat de [deskundige 1] in zijn rapport heeft aangegeven dat hij geen opmerkelijke inconsistenties in de verklaringen heeft waargenomen en dat hij de verklaringen in die zin betrouwbaar acht.
2. [deskundige 1] heeft in zijn rapport aangegeven dat [slachtoffer 1] door te communiceren met [persoon 1] hoogstwaarschijnlijk is beïnvloed door haar negatieve verhalen over verdachte. [deskundige 1] tekent daarbij aan dat dit niet de conclusie rechtvaardigt dat de aangifte van [slachtoffer 1] vals is. De rechtbank overweegt op dit punt dat [persoon 1] en [slachtoffer 1] zich weliswaar allebei bedrogen voelen door verdachte maar dat [persoon 1] in een geheel andere relatie tot verdachte stond dan [slachtoffer 1] en (om die reden) ook geen aangifte tegen verdachte heeft gedaan. De rechtbank ziet niet in waaruit zij zou moeten afleiden dat de mogelijke beïnvloeding van [slachtoffer 1] door [persoon 1] van dien aard was dat [slachtoffer 1] een valse aangifte heeft gedaan.
3. Los van de vraag of [slachtoffer 1] inderdaad zo kundig is op IT-gebied zoals zijdens verdachte is betoogd en door verdachte zelf ter zitting is aangevoerd, komt het de rechtbank niet aannemelijk voor dat de diverse digitale gesprekken tussen [slachtoffer 1] en verdachte, geheel en al door [slachtoffer 1] zijn geënsceneerd nu dit uitgebreide gesprekken betreft en deze gesprekken ook zien op praktische zaken waar verdachte bemoeienis mee had, zoals het versturen van een brief te aan de voogd van de kinderen van [slachtoffer 1] . Bovendien bevat het dossier geen enkele concrete aanwijzing voor een digitale inbraak door [slachtoffer 1] .
4. Het NFI heeft in haar rapport van 10 juli 2013 naar aanleiding van haar onderzoek naar de authenticiteit van het door [slachtoffer 1] aangeleverde videobestand aangegeven dat zij geen sporen heeft aangetroffen van een amateuristische montage waarbij personen in een filmscène worden ingevoegd. Voor een professionele montage is zeer specifieke software en geavanceerde computerapparatuur en hardware benodigd die bovendien gehanteerd wordt door zeer ervaren personen, werkzaam in de top van de filmbranche. De rechtbank acht het zeer onwaarschijnlijk dat [slachtoffer 1] over het voornoemde beschikte dan wel contacten heeft in de filmwereld die ook nog eens bereid zijn dergelijk beelden te monteren.
5. Het NFI heeft in haar rapport van 11 december 2014 lichaamsvergelijkend onderzoek verricht met betrekking tot het door [slachtoffer 1] aangeleverde videobestand. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de deskundigheid van de personen die dit onderzoek hebben verricht, zoals door de raadsman is verondersteld. Het enkel baseren van deze veronderstelling op het feit dat er twee databases bestaan betreffende lichaamsvergelijkend onderzoek, is naar het oordeel van de rechtbank te mager om de conclusie van een gebrek van deskundigheid te kunnen dragen. Bovendien overweegt de rechtbank dat zij op basis van eigen waarneming, gedaan ter terechtzitting van 1 oktober 2015, verdachte heeft herkend als degene die te zien is op het door aangeefster [slachtoffer 1] aangeleverde videobestand.
6. De aangifte van [slachtoffer 2] wordt ondersteund door verklaringen van haar [vriendin] en haar [dochter] alsmede door de Skype gesprekken tussen verdachte en [slachtoffer 2] die zijn aangetroffen op de laptop van verdachte en op de computer van [slachtoffer 2] .
7. Met betrekking tot de digitale gesprekken die veelal getuigen van een liefdesrelatie en verwijzen naar seksuele contacten tussen [slachtoffer 2] en verdachte, heeft verdachte ter zitting betoogd dat [slachtoffer 2] zonder dat zij het wist met [slachtoffer 1] heeft gecorrespondeerd die zich buiten medeweten van verdachte in deze gesprekken uitgaf voor verdachte. [slachtoffer 1] zou dit uit rancune jegens verdachte gedaan hebben. De rechtbank acht deze suggestieve verklaring van verdachte voor het aantreffen van de Skype gesprekken hoogst onwaarschijnlijk. Allereerst zou [slachtoffer 2] niet zijn ingegaan op de seksueel getinte opmerkingen als er niet ook een seksuele relatie was en bovendien dateren deze Skype gesprekken deels van voor de datum dat [slachtoffer 1] door [persoon 1] op de hoogte is gebracht van de handel en wandel van verdachte. Van rancuneuze gevoelens aan de zijde van [slachtoffer 1] kan bijvoorbeeld op 20 juni 2012 (blz 1132 e.v. van het dossier) nog geen sprake zijn.
8. Verdachte heeft ter zitting in eerste instantie uiteengezet hoezeer [slachtoffer 1] afhankelijk van hem was. Daarnaast hebben beide aangeefsters met PGB-gelden diensten van verdachte afgenomen, waren beide aangeefsters bekend met psychische problematiek (reden waarom ze aanspraak konden maken op PGB-gelden) en hebben beide aangeefsters aangegeven zeer ontvankelijk te zijn voor de aandacht van verdachte tegen wie zij zeer opkeken omdat hij zoveel wist en ook zoveel steun gaf. [slachtoffer 2] heeft in haar ter zitting voorgedragen slachtofferverklaring aangegeven hoezeer zij zich gesteund wist door de aandacht van verdachte en hoezeer vervolgens haar wereld is ingestort nu deze aandacht niet oprecht bleek te zijn.
Met betrekking tot [slachtoffer 1] overweegt de rechtbank nog dat de hulpverleningsrelatie en daarmee de afhankelijkheidsrelatie, een aanvang nam in 2001 toen hij als gezinsvoogd fungeerde binnen het gezin van [slachtoffer 1] . Blijkens hetgeen hiervoor is overwogen, is genoegzaam duidelijk geworden dat deze afhankelijkheidsrelatie gedurende de volledige ten laste gelegde periode is blijven bestaan. Dat er binnen deze periode enige jaren geen sprake was van een officiële grondslag voor de hulpverlening, doet aan het bestaan van deze afhankelijkheidsrelatie niet af.
De rechtbank overweegt dat met de strafbaarstelling in art 249, tweede lid, aanhef en onder 3o, Sr van ‘degene die, werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, ontucht pleegt met iemand die zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd’ is beoogd ook strafrechtelijke bescherming te bieden tegen seksuele benadering van de zijde van de genoemde hulpverleners. Daarbij is uitgangspunt dat de strafbaarstelling in art. 249, tweede lid aanhef en onder 3o, Sr, gelet op de strekking daarvan, geldt voor alle gevallen waarin tussen de betrokkenen een relatie als in deze wetsbepaling bedoeld bestaat. Deze bepaling beschermt de patiënt of cliënt onder meer tegen misbruik van het psychisch overwicht dat de hulpverlener op hem heeft of van de afhankelijke positie van de patiënt of cliënt dan wel van het vertrouwen dat hij van hem heeft gewonnen. Gelet op hetgeen de rechtbank heeft vastgesteld is daaraan in dit geval voldaan.
De rechtbank overweegt voorts als volgt.
Het samenstel van de verschillende bewijsmiddelen, te weten de aangiftes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , de verschillende getuigenverklaringen, de verschillende digitaal vastgelegde gesprekken tussen verdachte en aangeefsters alsmede de resultaten van de verrichte deskundigenonderzoeken, maakt dat de rechtbank de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen acht. Meer specifiek noemt de rechtbank als bewijsmiddelen die deze aangifte van [slachtoffer 1] ondersteunen de verklaring van haar [huisarts] inhoudende dat [slachtoffer 1] bij hem in 2011 al gemeld had dat zij regelmatig seksuele handelingen verrichtte met verdachte en dat zij zich onder druk van hem voelde staan. Voorts noemt de rechtbank de verklaring van [persoon 2] , medewerker van MEE, die verklaart dat zij in 2011 benaderd is door [slachtoffer 1] om haar te helpen met het verbreken van de behandelrelatie met verdachte omdat zij niet langer seksueel contact met hem wilde. Daarnaast bevinden zich in het dossier WhatsApp berichten tussen [slachtoffer 1] en verdachte, een proces-verbaal van bevindingen inhoudende een beschrijving van foto’s en video’s van seksuele handelingen die door [slachtoffer 1] zijn aangeleverd op een USB-stick met als bijlages Skype gesprekken en foto’s afkomstig van deze USB-stick waarbij de rechtbank zowel [slachtoffer 1] als verdachte herkent, en de WhatsApp gesprekken afkomstig van de telefoon van [persoon 1] . De aangifte van [slachtoffer 2] wordt ondersteund door verklaringen van haar [vriendin] , haar [dochter] en door de Skype gesprekken tussen verdachte en [slachtoffer 2] die zijn aangetroffen op de laptop van verdachte en op de computer van [slachtoffer 2] . Tegenover al deze bewijsmiddelen heeft verdachte steeds aangevoerd dat de aangiftes zijn ingegeven door rancune, dat de overige verklaringen leugenachtig zijn en dat alle digitale bewijsmiddelen door [slachtoffer 1] gemanipuleerd zijn, ook waar het digitale bestanden betreft die betrekking hebben op de relatie tussen verdachte en [slachtoffer 2] . In het licht van de veelheid van de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, alsook om hiervoor aangegeven redenen acht de rechtbank deze weerspreking ongeloofwaardig.

Bewijsmiddelen

De rechtbank past bij de beoordeling van het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
De door verdachte op de terechtzitting van 1 oktober 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben in 2001 en 2002 gedurende een half jaar betrokken geweest bij [slachtoffer 1] , wonende te [pleegplaats 1] , in de functie van gezinsvoogd. Van 2008 tot september 2012 ben ik haar hulpverlener geweest via mijn eigen bedrijf [bedrijf 1] . Dit gebeurde in het kader van het Persoonsgebonden Budget. In de periode van 2002 tot 2008 kwam ik meerdere keren bij [slachtoffer 1] over de vloer op haar verzoek. Zij hing erg aan mij.
In de periode van 1 mei 2008 tot en met 2 oktober 2012 ben ik hulpverlener geweest van [slachtoffer 2] , wonende te [pleegplaats 3] . Dit was via mijn bedrijf [bedrijf 1] en in het kader van het Persoonsgebonden Budget.
2. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 2013006751, gesloten op 27 juli 2013, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02R2 2012098916-4, d.d. 8 oktober 2012 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 1] (blz 232-247):
V: Kun je in een woord noemen waarvan je aangifte doet?
A: Seksueel misbruik.
V: Op welke dag of in welke periode heeft dat plaatsgevonden?
A: 29 augustus 2002 is het begonnen. Eind augustus 2012 is de laatste keer seks geweest
tussen ons. Dat staat wel in de sms-berichten.
V: Wat zijn de persoonsgegevens van degene tegen wie je aangifte wilt doen?
A: [verdachte] , [adres 1] . Hij is van het bedrijf [bedrijf 1] .
V: Wanneer heb jij [verdachte] leren kennen en hoe?
A: Vanaf december 2000 is hij gekomen als gezinsvoogd voor [persoon 3] . [persoon 3] lag toen in het
ziekenhuis wegens ondervoeding. Hij is gezinsvoogd geweest tot 2002. Hij werkte bij
Jeugdzorg/Jeugdbescherming [plaats 1] .
Toen is het begonnen met troosten, arm om mij heen, op zijn schouder uithuilen en heb ik hem alles kunnen vertellen. Toen ben ik verliefd geworden op hem.
V: Hoe ging dat?
A: lk had het gevoel dat hij de eerste man in mijn leven was, die lief en aardig was. Op een
gegeven moment ging hij weg als gezinsvoogd, omdat hij overspannen was of zo. Ik heb toen een eindgesprek aangevraagd. Hij belde mij toen en ik heb toen gezegd dat ik verliefd was op hem. In dat gesprek zei hij dat hij dat wel lekker vond, zo’n jong ding.
V: Wanneer is hij gestopt als gezinsvoogd?
A: Volgens mij maart of april 2002.
V: Wanneer heb je dan weer contact met hem?
A: 29 augustus 2002. Toen kwam hij bij mij thuis en hadden we voor het eerst seksueel
contact.
V: Hoe is die ontmoeting ontstaan?
A: Er was intussen meer telefonisch contact geweest. Ook had hij mijn dagboek gelezen. Die
heb ik niet meer. Ik heb tegen hem gezegd dat ik wel wilde weten hoe seksueel contact zou
voelen, zonder dat het gedwongen was.
Hij kwam toen die 29 augustus 2002 en hebben we seksueel contact gehad.
V: Kwam hij op afspraak of onverwacht?
A: Volgens mij op afspraak. Dat weet ik niet zeker.
V: Wat was hij op dat moment voor jou?
A: Geen gezinsvoogd meer. Ik weet niet of hij toen al voor [bedrijf 2] werkte.
V: Hoe ging dat eerste seksuele contact?
A: Dat was leuk, ging fijn en verliep heel ontspannen.
V: Wat is er gebeurd op seksueel gebied?
A: Gewoon seks. Zijn piemel in mijn vagina en klaarkomen.
V: Van wie kwam dat initiatief?
A: Van mij.
V: Hoe gaat het dan verder?
A: Hij kwam ongeveer één keer in de week langs en dan hadden we seksueel contact. Hij was
dan vaak niet al te vriendelijk en ik moest maar doen wat hij zei.
V: Waarom doe je maar wat hij zegt?
A: Hij zei ook dat hij de hulpverlener was en ik de psychiatrisch patiënt en ook werkte hij samen met de politie. Hij zei ook: ”Wie zullen ze nu geloven, mij als hulpverlener of jou als psychiatrisch patiënt?”. Dat geloofde ik ook.
V: En dan?
A: Op een gegeven moment werkte hij voor [bedrijf 2] . Ook kon ik hem dan via [bedrijf 2] inhuren. Hij zei dat we dan meer tijd hadden om te praten. We hebben weinig gepraat, er was meer seksueel contact.
V: Aan wie betaalde jij dat?
A: Aan hem. Hij zei dat hij het aan zijn baas zou geven.
V: Hoe betaalde jij dat?
A: Contant.
V: Van wanneer tot wanneer is hij als IAG hulpverlener geweest bij jou?
A: Ongeveer van 2002 tot 2007 is [verdachte] als IAG hulpverlener bij mij geweest. Hij zei dat in ieder geval.
….
V: Hoe vaak hadden jullie seksueel contact, toen hij IAG-er was?
A: Meestal een keer per week. Soms bleef hij slapen en dan hadden we soms wel zes keer op
een nacht seks. Ik heb ook wel een paar keer bij hem thuis geweest in [pleegplaats 2] .
V: Waar woonde hij dan?
A: Eerst op [adres 2] en later op [adres 3] .
Hij kwam dan af en toe langs voor seks.
Hij hield constant mij voor ogen dat hij de hulpverlener was en ik de psychiatrisch patiënt.
…..
V: Oké, hoe gaat het verder tussen jou en [verdachte] ?
A: [verdachte] komt op het idee om een eigen bedrijf te beginnen. [bedrijf 1] . Omdat er met de
kinderen een dreiging van een rechtszaak is, heeft hij PGB-geld aangevraagd om mij daarbij te helpen.
V: Wie zijn kinderen?
A: Mijn kinderen.
V: Wanneer speelt dit?
A: In 2007.
V: Dus ik begrijp dat [verdachte] van IAG-er gelijk een eigen bedrijf is begonnen?
A: Ja.
V: Hoe ging dat?
A: Hij had mij al verteld dat hij het idee had een eigen bedrijf te beginnen. Een
psychologenkantoor.
….
De relatie gaat gewoon verder. Er was toen een lange periode dat hij aanbelt, zijn tas neer zet, zijn kleren uit doet en achter de computer ging zitten. Van mij werd verwacht dat ik onder de tafel ging zitten en hem moest pijpen, dan moest ik me omdraaien en neukte hij mij. Daarna kleedde hij zich aan en waste zich wat en ging weg.
….
V: Wat heb jij aan MEE verteld?
A: Het hele verhaal, ook dat ik een seksuele relatie heb gehad met [verdachte] , mijn PGB-er.
V: Hoe vaak kwam [verdachte] bij jou vanaf 2011?
A: Ongeveer één keer per week, maar hij bleef ook wel eens slapen, dan gebeurde het vaker.
V: Wat deed hij voor zijn PGB-geld?
A: Hij heeft mij wel geholpen met brieven schrijven naar de woningstichting en dergelijke. Ook heeft hij mij emotioneel wel ondersteund en adviezen gegeven hoe ik met dingen om moest gaan, voordelen en nadelen opschrijven, dat soort dingen.
Hij heeft ook gezegd dat hij de enige was die het contact tussen mij en mijn kinderen kon
verbeteren, omdat hij alle ins en outs wist.
….
V: Welke seksuele dingen zijn er gebeurd?
A: Rollenspel, anaal, vaginaal, oraal, buitenseks, in de auto.
V: Hoe hadden jullie contact met elkaar?
A: Via de mail, telefonisch, sms, WhatsApp, Skype en eerder ook wel via MSN.
….
V: Je hebt tijdens het informatieve gesprek een usb-stick overhandigd waar allerlei filmpjes op staan. Wat kun je daarover vertellen?
A: Hij vond het leuk om filmpjes te maken.
….
Ik heb een mail gezien van [slachtoffer 2] , waar seksueel getinte teksten in staan. Daar stond: ”Alles is goed hier lief, xxx”.
2.2
een schriftelijk stuk, d.d. 16 november 2012, deel uitmakend van het onder 2. genoemde proces-verbaal, zakelijk weergegeven, als verklaring van [huisarts] (blz 327-329):
1.
Wanneer is mevrouw [slachtoffer 1] in uw huisartsenpraktijk gekomen als patiënt?
06-08-2008
….
6.
Wanneer hoort u voor het eerst van mevrouw [slachtoffer 1] dat zij een seksuele relatie
heeft/had met de heer [verdachte] ?
Mevrouw [slachtoffer 1] vertelde voor het eerst van haar sexuele relatie met de heer
[verdachte] op 28-03-2011
7.
Waarvoor kwam mevrouw [slachtoffer 1] toen bij u in de praktijk?
Mevrouw [slachtoffer 1] kwam bij mij met het doel mij in kennis te stellen van deze relatie.
8.
Wat heeft mevrouw [slachtoffer 1] u verteld over de seksuele relatie met de heer [verdachte] ?
Mevrouw [slachtoffer 1] vertelde dat ze bij de bezoeken van de heer [verdachte] regelmatig seksuele handelingen verrichtte met de heer [verdachte] en dat ze regelmatig via e-mail amoureus/seksueel getinte berichten van hem ontving, waarbij ze deze melding kracht bij zette met afdrukken van deze berichten en met de mededeling dat er ook video opnames bestaan. Mevrouw [slachtoffer 1] vertelde onder druk te staan en moeite te hebben met het scheiden van de met de heer [verdachte] bestaande werkrelatie, relatie mbt PGB beheer, de cliënt-psycholoog behandelrelatie en de persoonlijke relatie.
2.3
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02R3 2012098916-12, d.d. 10 december 2012 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [persoon 2] (blz 331-335):
V: Over wie gaat het?
A: Over [slachtoffer 1] .
V: Hoe lang ken jij [slachtoffer 1] al?
A: Ik ben anderhalf jaar geleden kort bij haar betrokken geweest. Dat was destijds ook mijn eerste contact met haar.
….
V: Wat is jouw functie bij MEE?
A: Ik ben een consulent, zo noemen wij dat.
V: Wat was haar hulpvraag?
A: Zij meldde zich bij MEE, omdat zij van haar toenmalig begeleider, [verdachte] , af wilde. Zij gaf aan dat hij haar onder druk zette.
….
V: Wat heeft [slachtoffer 1] u zelf verteld over haar begeleider [verdachte] ?
A: Zij was aan hem gekomen, omdat hij in het verleden voogd was in verband met haar kinderen. Op enig moment is dat gestopt. In een afsluitend gesprek had zij hem verteld dat zij wel veel aan hem had. Op een andere basis zijn de contacten toen verder gegaan. Hij wilde dat wel, maar dan moest het via het PGB. Er is toen een andere organisatie aan te pas gekomen in verband met het PGB.
Ze vertelde dat ze seks met [verdachte] had. Hij zette haar onder druk. Het lukte haar niet zelf om de relatie met hem te beëindigen.
2.4
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02R2 2012098916-19, d.d. 11 december 2012 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [persoon 1] (blz 340-353):
A: Ik vind het raar om de naam [verdachte] te horen want ik ken hem niet als [verdachte] .
V: Hoe ken jij hem dan?
A: [alias verdachte] .
V: Wanneer ben jij er achter gekomen dat hij de naam [verdachte] gebruikt?
A: Ik wist wel dat hij die naam gebruikte. Hij zei dat het een collega van hem was, vrouwelijke psycholoog die bij hem in het bedrijf zat.
V: Hoe zullen wij hem noemen. [alias verdachte] of [verdachte] ?
A: Het praat voor mij makkelijker om hem [alias verdachte] te noemen.
O: Waar [alias verdachte] genoemd wordt in deze verklaring moet [verdachte] worden gelezen.
V: Wanneer leer jij [alias verdachte] voor het eerst kennen?
A: Eind juni 2010.
V: Hoe?
A: Via een datingssite, Relatieplanet.
…….
V: Wanneer krijg jij voor het eerst zelf contact met [slachtoffer 1] ?
A: Een week of twee, drie nadat ik [alias verdachte] de deur uit heb gezet. Twee maanden daarvoor
had ik van [alias verdachte] een telefoon gekregen. Ergens in juli 2012. Hij vroeg mij waarom ik niet
ging whats-appen omdat dit goedkoper was en makkelijker. Hij zou zichzelf dan ook toevoegen op mijn WhatsApp. Toen hij dat had gedaan kwamen er nog vier telefoonnummers in beeld. Dit waren alleen nummers, geen namen. Toen ik die opende, zag ik allemaal seksueel getinte berichtjes waar de honden geen brood van lusten. Ik heb wel berichten van [slachtoffer 1] en [alias verdachte] uitgeprint. Die heeft [slachtoffer 1] ook.
V: Hoe heb jij die uitgeprint?
A: Je kunt het in je telefoon opslaan, die berichten. Via een mapje kun je het doorsturen naar je Hotmail. Ik heb die uitgeprinte lijst nog wel thuis liggen maar niet meegenomen. Mijn naam staat er dan wel boven maar ik heb die berichtjes niet gestuurd maar omdat ik het opgeslagen heb, zie je mijn naam. Maar het zijn berichtjes tussen [slachtoffer 1] en [alias verdachte] .
….
V: Wat las jij in die berichtjes van die WhatsApp van [slachtoffer 1] ?
A: Wat heel erg is blijven hangen is het berichtje: “ [slachtoffer 1] , heb jij je anale rekstokoefeningen al gedaan”. Dat dreunde er zo in bij mij.
V: Wat begreep je daaruit?
A: Het was mij wel duidelijk dat ze een seksuele relatie hadden.
….
V: Wat heeft [slachtoffer 1] jou verteld over de seksuele relatie tussen haar en [alias verdachte] ?
A: Heel veel. Dat ze te pas en te onpas seks met hem moest hebben.
V: Hoe lang zou dit spelen?
A: Volgens [slachtoffer 1] al twaalf jaar.
V: Wat voor soort seks?
A: Orale seks, anale seks.
V: Vaginaal?
A: Ja, ook vaginaal.
….
A: Ik heb een filmpje gezien. [slachtoffer 1] was daar niet op te zien. [alias verdachte] was heel duidelijk in
beeld. Ik zag zijn gezicht.
V: Wat zag je?
A: Dat [alias verdachte] haar van achteren ging nemen.
V: Wat zag je precies?
A: [slachtoffer 1] stond gebukt en [alias verdachte] stond daarachter. Hij ging bij haar naar binnen.
V: Wat hadden ze aan?
A: Niks.
V: Waar ging hij bij haar naar binnen?
A: Zijn piemel in haar vagina. Ik heb ook foto’s gezien dat [slachtoffer 1] hem oraal bevredigde.
Alleen het gezicht van [alias verdachte] stond niet op de foto’s.
V: Hoe kwam [slachtoffer 1] aan het filmpje?
A: Volgens [slachtoffer 1] wilde [alias verdachte] dat het opgenomen werd.
Ik heb ook ingebroken op zijn MSN. Ik las een mailtje tussen [alias verdachte] en [slachtoffer 2] . Daarin stond : “Hoi [verdachte] , hoe gaat het met jou? Toen had [alias verdachte] gestuurd: met mij gaat het goed hoor lief, XXX”.
V: Je hebt de WhatsApp berichten uitgeprint, zei je net. Wil je dat aan ons doen toekomen?
A: Ja, prima. Dat zal ik vandaag regelen.
2.5
een schriftelijk stuk, als bijlage gevoegd bij het onder 2.4 genoemde proces-verbaal, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende een Whatsapp-berichtengeschiedenis.
8/2/2012 12:11: [telefoonnummer 1] : App ready xxxx
8/2/2012 12:11: [voornaam] : Wie bent u?
8/2/2012 12:12: [telefoonnummer 1] : [slachtoffer 1]
8/2/2012 12:12: [voornaam] : Hi lekker ding ik ben het [verdachte]
16/2/2012 14:45: [telefoonnummer 1] : Super schat ik oefen nog xxxxxx heb zin in
je xxxxx
16/2/2012 14:46: [voornaam] : En ik in jou lief xxxxxxx
16/2/2012 15:04: [voornaam] : jij mag dan wel met mijn piemel spelen hoor xxxxx
16/2/2012 15:05: [telefoonnummer 1] : Anaal ging pijnloos goed xxxx
16/2/2012 15:05: [voornaam] : Dat lijkt goed nieuws schat xxxxxx
16/2/2012 15:05: [telefoonnummer 1] : Heerlijk xxxxxx
….
16/2/2012 20:50: Denk aan je slaap lekker tot in onze geile droom diep in 3 gaatjes xxxxx
16/2/2012 20:53: [voornaam] : Jaaaaaaa lekker schat en idd in alle drie de gaatjes xxxxxx
2.6
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02R2 2012098916-21, d.d. 14 december 2012 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisanten (blz 515-516):
Door aangeefster [slachtoffer 1] werd tijdens het onderzoek een USB-stick overhandigd met daarop een aantal mappen waar foto's en videobestanden op staan. Aangeefster verklaarde daarbij dat er foto's en video's op staan waarbij verdachte [verdachte] seks met haar heeft.
[bestandsnaam 3]
Dit videobestand duurt 24 seconden. Kennelijk wordt door een persoon gefilmd.
Op de beelden is een vrouwspersoon te zien, die qua postuur zeer sterke overeenkomsten vertoont met de aangeefster. Te zien is dat de vrouw staat in zwarte jarretels, zwarte netkousen en een paars met wit gemêleerd hemdje met tijgerprint en een tijgerkop op de achterzijde.
[bestandsnaam 2]
Na 1 seconde komt het hoofd van een manspersoon in beeld, die kennelijk om de vrouw heen loopt. Deze manspersoon is duidelijk in beeld met zijn gezicht wordt door ons verbalisanten voor honderd procent herkend als de aangehouden verdachte [verdachte] geboren [geboortedatum] te Emmen. [verdachte] is geheel naakt. Te zien is dat [verdachte] zijn half stijve geslachtsdeel tegen het geslachtsdeel van de vrouw wrijft met zijn hand en heen en weer gaande bewegingen maakt.
Na ongeveer 23 seconden is te zien dat [verdachte] zijn geslachtsdeel in de anus van de vrouw brengt en heen en weer gaande bewegingen maakt, terwijl hij met zijn geslachtsdeel in de anus van de vrouw is. Na ongeveer 34 seconden is te zien dat [verdachte] zijn geslachtsdeel uit de anus van de vrouw haalt en zijn geslachtsdeel in de vagina van de vrouw brengt en heen en weer gaande bewegingen maakt, terwijl hij met zijn geslachtsdeel in de vagina van de vrouw is.
2.7
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02R3 2012098916-35, d.d. 14 december 2012 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant (blz 518-520):
Op 13 maart 2013 kreeg ik het verzoek om een desktopcomputer te onderzoeken van een
aangever genaamd: [slachtoffer 1]
Zoekwoorden:
[bedrijf 1]
[slachtoffer 1]
Treffers:
Op bovengenoemde zoekwoorden kreeg ik een groot aantal treffers. Het bleek mij onder andere dat iemand onder de naam [bedrijf 1] . [bedrijf 1] kennelijk Skype gesprekken heeft gevoerd met iemand onder de naam [slachtoffer 1] [nummer] .
In de map [mapnaam] trof ik een bestand
aan genaamd: [bestandsnaam 1]
In dit bestand trof ik een groot aantal gesprekken welke mogelijk duiden op een seksuele relatie tussen de gebruiker met de naam [bedrijf 1] . [bedrijf 1] en gebruiker [slachtoffer 1] .
Hieronder volgen enige relevante delen uit deze gesprekken:
[28-12-2011 11:12:28] [slachtoffer 1] : mmmmmmmmmmmmmmm
[28-12-2011 11:14:301 [bedrijf 1] : lekker diep
[28-12-2011 11:14:49] [slachtoffer 1] : heerlijk en lang
[28-12-2011 11:15:26] [bedrijf 1] : jaaaaaaaaaaa en ik spuit je kontje helemaal vol als je wilt
[28-12-2011 11:15:38] [slachtoffer 1] : ja alle gaatjes vol mmmmmmmnnmmmm
[28-12-2011 11:16:24] [slachtoffer 1] : ben lekker geil
[28-12-2011 11:19:43] [bedrijf 1] : dat wordt dan flink doorneuken schat
[9-2-2012 13:18:15] [bedrijf 1] : ik hou van je
[9-2-2012 13:18:55] [slachtoffer 1] : wat lief ik hou ook heel erg veel van jou
(9-2-2012 13:20:24] [bedrijf 1] : we hebben weer het oude contact he schat
[9-2-2012 13:20:35] [slachtoffer 1] : ja en ben reuze geil nu
[9-2-2012 13:24:36] [slachtoffer 1] : jij ook?
[9-2-2012 13:25:25] [bedrijf 1] : jaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaa
[9-2-2012 13:25:32] [bedrijf 1] : bloedgeil
[9-2-2012 13:26:01] [slachtoffer 1] : kommmm maar lekker diep dan..
[9-2-2012 13:27:26] [bedrijf 1] : graag diep in je kutje en als je geoefend hebt ook in je lekkere kontje die ik dan helemaal volspuit.
…..
2.8
een deskundigenrapport, afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie (deel uitmakend van het onder 2. genoemde proces-verbaal), zaaknummer 2013.04.24.134, d.d. 10 juli 2013 opgemaakt door [deskundige 2] , op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn/haar verklaring:
De vraagstelling, zoals geformuleerd in de vooronderzoeksaanvraag in deze zaak, luidt:
“Integriteitsonderzoek van de beelden, de verdachte beweert later in het beeld te
zijn gemonteerd.”
Inschatting van het benodigde expertiseniveau voor geclaimde montage
In het algemeen kan gezegd worden dat bij een amateuristische montage duidelijke sporen van montage waar te nemen zijn in de beelden. Dergelijke sporen zijn niet waargenomen. Al met al komen de personen, hun bewegingen en de belichting zeer natuurlijk over.
Een mogelijkheid voor het ‘invoegen’ van personen in filmscènes die in de filmindustrie wordt gebruikt is het gebruik van animaties op basis van 3D-modellen van personen. Als dergelijke technieken gebruikt zouden zijn voor de productie van het videobestand [bestandsnaam 2] , zal de producent onder andere beschikt moeten hebben over:
• Zeer gedetailleerde softwarematig 3D-modellen van het lichaam, waarvoor het lichaam van verdachte (en evt. de vrouw) met zeer veel detail ingescand moet zijn met geavanceerde 3D-scan-apparatuur.
• 3D-modelleersoftware waarmee bewegingen en vervormingen van huid en flexibele lichaamsdelen extreem realistisch gemodelleerd kunnen worden.
• Geavanceerde computerapparatuur en motion capture hardware
• Zeer ervaren persoon/personen (lees: top van de wereld) op het gebied van computer gegenereerde beelden die de animatie kan maken

Conclusie

De bevindingen van het onderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker als de man, zichtbaar in videobestand [bestandsnaam 2] , NIET in de beelden is gemonteerd, dan als die man wel in de beelden is gemonteerd.
2.9
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02R2 2013006751-6, d.d. 12 februari 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 2] (blz 766-782):
V: Op welke dag of in welke periode heeft dit alles plaatsgevonden?
A: Vanaf mei 2008 tot 2 oktober 2012. Dat was de laatste keer dat hij bij mij heeft
geslapen.
V: Wat zijn de persoonsgegevens van degene tegen wie je aangifte wilt doen?
A: [verdachte] . Hij is van het bedrijf [bedrijf 1] .
V: Wat is zijn beroep?
A: Psycholoog doctorandus.
V: Hoe vaak is hij bij jou blijven slapen?
A: In totaal vier keer. De eerste keer was op de [straatnaam 1] op de logeerkamer.
Daarna heeft bij nog twee keer op de [straatnaam 1] bij mij geslapen. Dat stopte omdat
mijn [zus] er lucht van kreeg.
Op de [straatnaam 2] heeft [verdachte] ook bij mij geslapen.
….
Op 11 december 2008 zijn wij uit eten gegaan naar [plaats 2] . Voordat wij naar [plaats 2] gingen hebben wij het voor het eerst gedaan. Toen gingen wij uit eten en toen wij
thuis kwamen, is het nog een keer gebeurd.
V: Wat hebben jullie voor het eerst gedaan?
A: Seks.
V: Wat voor seks?
A: Gewone.
V: Wat is gewoon?
A: Ik op mijn rug en hij erop.
V: Hoe kwam het dat jullie seks hadden?
A: Hij vond mij een hele mooie vrouw. Ik had toen nog heel lang haar. Hij vond mij
helemaal geweldig en ik trapte daarin.
V: Wat waren jouw gevoelens voor hem?
A: Toch wel verliefdheid.
….
V: Wat was hij op dat moment voor jou?
A: Vriend en hulpverlener in feite.
….
V: Hoe gaat jullie seksuele relatie verder?
A: Eigenlijk vanaf het moment na 11 december 2008 was het wel zo dat het iedere week
gebeurde. Toen op een gegeven moment kreeg ik ook al heel snel een ring van hem.
Dat was in [plaats 3] . Ik kreeg ook een webcam.
Op de een of andere manier was ik trots dat ik die ring had. Er stond [verdachte] 11 december 2008 op.
V: Wanneer hebben jullie voor de laatste keer seks met elkaar gehad?
A: Op 2 oktober 2012.
V: Hoe vaak hebben jullie seks gehad die jaren?
A: Het gebeurde iedere week wel. Hij kwam ook wel eens voor een half uurtje of drie
kwartier.
V: Wat gebeurde er dan in die korte tijd?
A: Wij gingen gelijk de slaapkamer in en het was gelijk seks.
V: Op wat voor manieren hebben jullie seks gehad?
A: Een keer anaal.
V: En verder?
A: Verder was het gewoon, zoals ik net zei.
A: Pijpen.
V: In hoeverre deed hij ook iets met zijn penis?
A: Dat was op gewone manier. Dat ik lag en bij bovenop mij lag.
V: Waar ging hij in met zijn penis?
A: Vagina.
V: Wanneer en waar zijn er seksuele dingen gebeurd tussen jou en [verdachte] ?
A: Het is een keer bij mijn zusje thuis gebeurd. Toen was zij aan het werk op een eiland. Volgens mij was dat in januari 2009. Dat was op [adres 4] .
V: En op de [straatnaam 1] van wanneer tot wanneer?
A: In 2008 en 2009.
V: [straatnaam 2] in [pleegplaats 3] ?
A: Van 01 juli 2009 tot 2 oktober 2012. [plaats 4] is het gebeurd op een
begraafplaats.
V: Waar nog meer?
A: Aan de snelweg tussen [plaats 5] en [plaats 3] . Vlak voor [plaats 3] op een
parkeerplaats aan de snelweg.
V: Wanneer was dat?
A: Volgens mij was dat ook in 2009.
V: En verder?
A: Een keer een middag, boven in Friesland. Dat was op een strandje. Dan kom je bij
de Waddenzee uit. Wij hebben daar nog vogels gekeken. In [plaats 2] is er ook een
keer seks geweest. Ergens in het bos in het donker. Volgens mij was dat in december
2008.
V: Wat voor sms'jes heb jij van [verdachte] ontvangen, de seksueel getinte bedoel ik dan?
A: Hij raakte dan opgewonden van mij, lik mijn kutje. Ik steek mijn piemel heel diep
in jou. Dat soort woorden.
A: Er staan nog wel dingen op mijn laptop, dat zijn
gesprekken via Skype. Dat [verdachte] bij mij blijft slapen en dat hij dit fijn vindt.
V: Onder welke naam sta jij genoemd op Skype?
A: [naam] . [verdachte] staat onder de naam [bedrijf 1] .
2.1
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02R2 2013006751-7, d.d. 6 februari 2013, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant + bijlage inhoudende een weergave van aangetroffen Skype-gesprekken (blz 935-936):
Ik heb met de uitdrukkelijke toestemming van aangeefster op de computer van aangeefster ingelogd.
In de historie van de Skype-account trof ik een gesprek aan tussen " [naam] " en " [bedrijf 1] ".
Volgens de informatie van aangeefster was haar accountnaam " [naam] ". De naam " [bedrijf 1] " werd, volgens aangeefster. gebruikt door [verdachte] . Van dit chatgesprek heb ik een uitdraai gemaakt welke als bijlage bij dit proces-verbaal wordt gevoegd.
Aangever: [slachtoffer 2]
Verdachte: [verdachte]
9/26/2012 [naam] : hou echt zielsveel v jou lieve schat xxxxxxx
9/27/2012 [bedrijf 1] : zal ik dinsdag bij je komen slapen?
9/27/2012 [naam] : ja dat is goed liefxxxxxx
9/27/2012 [naam] : het 06 nr v [vriendin] [telefoonnummer 2] vast nr [telefoonnummer 3] xxxxxx liefs van mij
9/27/2012 [naam] : ze word 40 jaar xxxxxliefs mij
9/28/2012 [bedrijf 1] : ik wens jou een fijne dag toe lieve schat…ik ga nu aan het werk…ik voel je liefde toch wel als we vandaag weinig contact hebben hoor xxxxxxxxxx
9/28/2012 [naam] : je bent een lieverd wens jou ook een hele fijne dag en voel jou liefde ook om me heen als je er niet bent love you
….
10/5/2012 [naam] : gm [verdachte] wens je een fijne dag wil even doorgeven dat je ma vanaf 4 uur kan komen dan ben ik thuis ben druk v verjaardag wens je een fijn weekend xxx.
2.11
een ambtsedig proces-verbaal, nummer Pl02R2 2013006751-8, d.d. 4 maart 2013, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [dochter] (blz 941-947):
V:Oké, zou je dan willen vertellen wat jij weet wat er gebeurd is?
A:Laat ik maar bij het begin beginnen. Ik begon te denken dat het vreemd ging worden.
Hij was haar hulpverlener. Op een gegeven moment begon ze veel dingen van hem te krijgen, een laptop. Ze kreeg dat te leen, zeg maar. Een mobiele telefoon en kleding van zijn eigen vrouw, kreeg mijn moeder. Er zat ook kleding voor mij bij. Ook het feit dat hij haar huissleutel had. Dat begon ik raar te vinden.
….
Wij zijn een keer uit eten geweest met hem. Wij aten toen bij een pizzeria. Hij vertelde dat hij mijn moeder een ring had gegeven met een bepaalde datum erin en dat stond voor vriendschap.
….
A:Ik stond een keer op een avond voor haar deur. Dit was al laat in de avond. Het
duurde even voordat de deur open werd gedaan. Ik vond dat vreemd. Mijn moeder deed de deur open en ik zag dat hij van de trap van boven kwam en dat zijn bovenlichaam ontbloot was. Dat was nog in mijn moeder haar oude woning aan de [straatnaam 1] in [pleegplaats 3] . Hij zei toen gelijk dat hij op het logeerbed had gelogeerd. Ik zei helemaal niks, maar dacht het wel, maar hij reageerde al gelijk.
….
V:In het begin van je verhaal noem je de hele tijd in je verhaal hij. Wie bedoel jij
met hij?
A:Ik bedoel er elke keer [verdachte] mee. Hij heet [verdachte] , geloof ik.
A: Ik heb een keer een sms'je gelezen van hem naar mijn moeder toe. Dat was niet expres gelezen, ik moest WhatsApp op mijn moeder haar telefoon zetten. Ik las toen een sms'je van [verdachte] naar mijn moeder met de woorden: “Schat, het was weer heerlijk”.
2.12
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02R2 2013006751-9, d.d. 8 maart 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [vriendin] (blz 948-954):
V: Wanneer heb jij voor het eerst iets gehoord van [slachtoffer 2] over [verdachte] ?
A: Ik denk vier of vijf jaar geleden, toen ze al hulp van hem had.
V: Wat deed hij voor haar?
A: Alles. Als [slachtoffer 2] problemen had met de medicatie, dan ging hij met haar mee naar de huisarts. Ook ander problemen, met de energieservice. Dat soort dingen. Het was de bedoeling haar weer wat rustig te krijgen in haar hoofd en dat ze het sociale leven weer wat meer aan kon. Ze heeft het best wel goed op de rit, maar hierdoor zit ze emotioneel weer helemaal in de put op het moment. Hij vertelde zijn problemen ook aan haar en zij vertelde die weer aan mij. Dat hoort niet zo. Ik zag aan haar dat ze het weer steeds moelijker kreeg.
V: Wat deden [slachtoffer 2] en [verdachte] zoal samen?
A: In het begin, een jaar of vijf geleden, gingen ze wel eens een dagje weg. Maar ze
bleven meer bij [slachtoffer 2] in huis. Ze was toch wel bang voor de buren, wat die zouden
zeggen. Het draaide vaak op seks uit.
V: Hoe weet je dat het vaak op seks uitdraaide?
A: Dat vertelde [slachtoffer 2] mij. Hij kwam soms maar drie kwartier of een uurtje. Ze kwamen
dan weer in bed te liggen en waarvoor hij kwam, bleef dan liggen. Hiermee bedoel ik [slachtoffer 2] haar administratie.
V: Wanneer hoorde je voor het eerst dat er seks was tussen hun?
A: Ik denk dat ik het nu een jaar of twee weet.
Ik had tegen haar gezegd dat het niet mocht. Dat een hulpverlener geen aanstalten mag
maken naar iemand. Maar voor [slachtoffer 2] is dat moeilijk, ze zit zo wel in elkaar. Als iemand dat hij haar doet, dan grijpt ze dat met beide handen aan.
V: Waarom vertelde ze het jou?
A: Ze wilde het kwijt. Ze liep er mee rond en kon er met niemand over praten. Dat
stiekeme gedoe. Hij was een getrouwde man en ze wilde het bij iemand kwijt. Ze had
het gevoel dat ze dat bij mij wel kwijt kon.
V: Wat heeft [slachtoffer 2] verteld over seksueel contact tussen haar en [verdachte] ?
….
A: Zal ik het dan maar gewoon benoemen? Geneukt en ze hebben orale seks gehad. Dat
is het denk ik.
V: Hoe vaak had [slachtoffer 2] contact met [verdachte] ?
A: Eigenlijk zou het een keer in de week. Maar ze hebben heel veel met elkaar ge-sms't
en via Skype hadden ze contact. Ik denk wel dagelijks. Ze kon hem 24 uur per dag
bereiken.
V: Wanneer hadden ze dan seksueel contact?
A: Als hij bij haar thuis kwam.
….
V: Hoe vaak heb jij [verdachte] gesproken?
A: We hebben een keer een dik uur met hem gesproken.
….
V: Wanneer was dit gesprek?
A: Ik denk in september 2012.
V: Wat is er toen besproken over hun seksuele relatie?
A: Ik heb tegen hem gezegd dat hij hulpverlener is en dat niet mag doen. Hij zei dat hij gek op haar was en dat ze er wel uit zouden komen. Dat hij bij zijn vrouw weg zou gaan en dat hij dichter bij haar zou komen wonen in [pleegplaats 3] . Hij vertelde dat het zo speciaal was met [slachtoffer 2] en dat hij alleen met [slachtoffer 2] zo’n speciale relatie.
2.13
een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, nr. 2013006751, d.d. 13 juni 2013, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant + bijlage inhoudende een weergave van Skypegesprekken (blz 1132-1139):
Op woensdag 24 april 2013 is onderstaande computer inbeslaggenomen.
Object: Computer (Notebook)
Eigenaar: [verdachte] , [adres 1]
Deze computer is overgedragen aan de afdeling Digitaal Expertise Groningen,
waarbij de data is veiliggesteld.
Op donderdag 13 juni 2013 heb ik, verbalisant, samen met [medewerker] , werkzaam bij de afdeling Digitaal Expertise Groningen een voorlopig onderzoek gedaan aan deze computer.
Bij dit onderzoek werden diverse SKYPE gesprekken aangetroffen, waarbij er diverse seksuele voorstellen en seksuele uitspraken worden gedaan, kennelijk door beide partijen. In deze gesprekken wordt geen eigen namen genoemd door de personen die elkaar berichten sturen.
Wel wordt in één van de gesprekken de naam en telefoonnummer van ene [vriendin]
genoemd, te weten [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] .
Dit gesprek vindt plaats op 27-09-2012. In het daarop volgende gesprek wordt
gesproken dat zij 40 jaar zou worden.
Het is mij, verbalisant, ambtshalve bekend dat een vriendin van de aangeefster
[slachtoffer 2] is genaamd [vriendin] . [vriendin] is tevens als getuige gehoord in dit onderzoek.
De in de Skype-gesprekken telefoonnummers zijn door aangeefster tijdens haar
aangifte genoemd, als de telefoonnummers van [vriendin] .
Tevens is er een bericht op 27-09-2012 te 13.17.11 uur, met de tekst:
Mooi schat zal ik dinsdag bij je komen slapen?
In de agenda van de aangeefster staat op dinsdag 2 september 2012 geschreven:
[verdachte] 's avonds.
De genoemde Skype-gesprekken zijn aangetroffen op de computer, die eigendom is van de verdachte [verdachte] .
Gezien vorenstaande kan worden gesteld dat deze Skype-gesprekken zijn gevoerd
tussen aangeefster [slachtoffer 2] en verdachte [verdachte] .
Skype-gesprekken, afkomstig van inbeslaggenomen laptop [verdachte]
Date/Time -20-06-2012 10:26:46
Message: ik verlang naar je schat, je te voelen, met je te vrijen en
knuffelen.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
Date/Time 20-06-2012 10:34:23
Message: het is ook fijn om zo met jou te praten, ik ben dat alleen niet gewend schat. ik word
er soms wel wat verlegen van en weet dan niet wat ik zeggen moet schat.
Date/Time - 20-06-2012 10:36:43
Message: dat moet ik ook leren om zo open te praten lieverd
Date/Time 20-06-2012 10:59:46
Message: dat merk je zeker wel. xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
Date/Time 20-06-2012 11:12:08
Message: ben je ook zo geil nu schat xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
Date/Time 20-06-2012 11:13:34
Message: ja schat dat word ik van jou schat.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
Date/Time 20-06-2012 11:22:49
Message: ik wil je voelen schat, diep in mij.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
Date/Time 20-06-2012 11:35:26
Message: en dat jij dan klaarkomt en een warme stroom in mij spuit mijn lieverd.xxxxxxxxxxxxxx
3. een deskundigenrapport, afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2013.04.24.134, d.d. 11 december 2014, opgemaakt door prof. dr. Z.J.M.H. Geradts, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn/haar verklaring:

Onderzoeksvragen

Is de man, zichtbaar in het videobestand [bestandsnaam 2] , [verdachte] ?
Is de vrouw, zichtbaar in het videobestand [bestandsnaam 2] , de aangeefster [slachtoffer 1]
?”

Conclusie

Conclusie aangaande de heer [verdachte]
De bevindingen van het onderzoek, met name wat betreft de vorm en kenmerken van de afzonderlijke gezichts- en lichaamsdelen in de afbeeldingen, zijn zeer veel waarschijnlijker als de man, afgebeeld in videobestand [bestandsnaam 2] , dezelfde is als
de heer [verdachte] dan wanneer dit niet zo is.
Conclusies aangaande mevrouw [slachtoffer 1]
De bevindingen van het onderzoek, met name wat betreft de vorm en kenmerken van de afzonderlijke lichaamsdelen in de afbeeldingen, zijn veel waarschijnlijker als de vrouw, afgebeeld in videobestand [bestandsnaam 2] , dezelfde is als mevrouw [slachtoffer 1] dan wanneer dit niet zo is.
4. een deskundigenrapport, inhoudende rechtspsychologische analyses, d.d. 31 januari 2014, opgemaakt door [deskundige 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn verklaring:
Conclusie
In uw benoemingsbrief stelt u de volgende vragen:
1. Zijn de verklaringen van de aangeefsters consistent?
2. Zijn de verklaringen valide?
3. Zijn de verklaringen betrouwbaar?
4. Heeft de politie de aangeefsters gestuurd tijdens de verhoren?
5. Is [slachtoffer 1] beïnvloed door [persoon 1] ?
De korte antwoorden op deze vragen luiden als volgt:
1. De verklaringen van de aangeefsters zijn inderdaad consistent. Er zitten geen cruciale tegenstrijdigheden in.
2. Of de verklaringen valide zijn, kan ik niet beoordelen. De (onvoldoende) informatie die ik heb gekregen uit de verhooropnamen geeft geen reden om te twijfelen aan de validiteit.
3. De verklaringen zijn wel betrouwbaar. Betrouwbaarheid is psychometrisch hetzelfde als consistentie.
4. Tijdens geen van de door mij bestudeerde verhoren was er sprake van opmerkelijke sturing door de politie.
5. [slachtoffer 1] is door te communiceren hoogstwaarschijnlijk wel beïnvloed door de negatieve verhalen van [persoon 1] (collaborative story telling). Praten met anderen dan de politie over aan te geven incidenten is per definitie een risicofactor (voor wat betreft de validiteit van de aangifte) in de methode van de alternatieve scenario’s. Of de aangifte van [slachtoffer 1] ronduit vals is (gedaan omdat [persoon 1] [slachtoffer 1] geld bood om [verdachte] te belasten), kan ik niet goed beoordelen. Valse aangiften komen regelmatig voor. Maar als in casu van een dergelijke valse aangifte sprake zou zijn (en [verdachte] beweert volledig onschuldig te zijn), moet vervolgens ook nog de aangifte van [slachtoffer 2] worden weg verklaard. Ik zie niet zonder meer hoe dat zou kunnen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 29 augustus 2002 tot en met 31 augustus 2012, te [pleegplaats 1] en te [pleegplaats 2] , terwijl hij toen werkzaam was in de maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 1] , die zich als cliënt aan verdachtes hulp had toevertrouwd, immers heeft verdachte in voornoemde periode meermalen, in zijn functie als hulpverlener (telkens) zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of anus van die [slachtoffer 1] gebracht en zich (telkens) door die [slachtoffer 1] zogenoemd laten pijpen en daarvan video/film opnames gemaakt;
2.
hij in de periode van 1 mei 2008 tot en met 2 oktober 2012, te [pleegplaats 3] , in elk geval in Friesland en elders in Nederland, terwijl hij toen werkzaam was in de maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 2] , die zich als cliënt aan verdachtes hulp had toevertrouwd, immers heeft verdachte in voornoemde periode meermalen, als hulpverlener vanuit het Persoons Gebonden Budget via zijn bedrijf [bedrijf 1] , (telkens) zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of anus van die [slachtoffer 2] gebracht en/of zich (telkens) door die [slachtoffer 2] zogenoemd laten pijpen.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Ontucht plegen als hulpverlener met iemand die zich als cliënt aan zijn hulp heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd;
2. Ontucht plegen als hulpverlener met iemand die zich als cliënt aan zijn hulp heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het over hem opgemaakte reclasseringsrapport en het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met twee vrouwen die aan zijn hulp waren toevertrouwd. In één geval ging het om een periode van 10 jaar waarin verdachte wekelijks seks had met het slachtoffer aan wie hij hulp verleende op sociaal-maatschappelijk vlak. Met het andere slachtoffer, met wie een vergelijkbare hulpverleningsrelatie bestond, had verdachte gedurende een periode van vier jaar wekelijks seks. Beide slachtoffers zijn kwetsbare vrouwen met een voorgeschiedenis op het gebied van psychisch-sociale problematiek, waarvan verdachte op de hoogte was.
Verdachte heeft van zijn positie als hulpverlener gedurende een lange periode, op ernstige wijze, misbruik gemaakt. Dit rekent de rechtbank hem zwaar aan.
Verdachte is niet eerder voor vergelijkbare feiten veroordeeld. De conclusie van het over hem uitgebrachte trajectconsult is dat, gelet op de ontkennende houding van verdachte, geen verband met de ten laste gelegde feiten kan worden gelegd. Hoewel persoonlijkheidsproblematiek niet wordt uitgesloten, is er geen basis voor gedragskundig onderzoek.
De reclassering heeft in 2013 over verdachte gerapporteerd dat zijn voorgeschiedenis is belast vanwege mishandelingen door zijn vader tijdens zijn jeugd. Omdat verdachte, ondanks zijn ontkenning van de feiten, aangaf open te staan voor ambulante behandeling, adviseert de reclassering onder meer verplichte ambulante behandeling bij de forensische psychiatrie. Daarnaast adviseert de reclassering ontzetting uit het beroep van hulpverlener voor een periode van twee jaar.
Verdachte heeft zijn ontkennende houding tot op de zitting volgehouden. Hoewel dit een aan hem toekomend recht is, stelt de rechtbank vast dat verdachte kennelijk niet in staat is tot het nemen van verantwoordelijkheid voor zijn kwalijke handelen in deze.
Gelet op de houding van verdachte ziet de rechtbank geen meerwaarde in het opleggen van reclasseringstoezicht en verplichte behandeling. Bovendien is geen persoonlijkheidsproblematiek bij verdachte vastgesteld, waardoor het doel van een dergelijke behandeling evenmin kan worden gedefinieerd.
Bij de ernst van de feiten past alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur. De rechtbank kan zich wat betreft de duur vinden in de strafeis van de officier van justitie, welke eis de rechtbank zal overnemen. Eveneens zal aan verdachte het verbod worden opgelegd een hulpverleningsberoep uit te oefenen voor de duur van vijf jaar. Na verloop van deze termijn zal hij de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, zodat verdachte naar verwachting niet weer terugkeert in een hulpverlenend beroep.

Benadeelde partijen

[slachtoffer 1] , bijgestaan door mr. Poortman-De Boer, heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank stelt voorop dat de hoogte van de immateriële schadevergoeding als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 BW, naar billijkheid moet worden vastgesteld. Daarbij houdt de rechtbank rekening met alle omstandigheden van het geval, in het bijzonder de aard en de ernst van de inbreuk en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. In dit specifieke geval geldt als uitgangspunt dat het seksueel grensoverschrijdend gedrag van verdachte met grote regelmaat plaatsvond gedurende een buitengewoon lange periode (van ruim 10 jaar) tegen de achtergrond van een hulpverleningsrelatie. Daarbij komt dat verdachte als hulpverlener op de hoogte was van de kwetsbaarheid van het slachtoffer en in het bijzonder van het seksueel misbruik in haar verleden.
De rechtbank laat ook meewegen de omstandigheid dat het slachtoffer getuige de verklaring van de behandelend psycholoog thans (onder meer) lijdt aan PTSS, hetgeen een psychiatrisch erkend ziektebeeld is. Voorts overweegt de rechtbank dat, blijkens de onderbouwing bij de vordering, het slachtoffer naar aanleiding van de ernstige gevolgen die de feiten hebben gehad, een suïcidepoging heeft ondernomen.
Al deze omstandigheden afwegend, ziet de rechtbank aanleiding de hoogte van de immateriële schadevergoeding vast te stellen op € 15.000,--, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. De rechtbank komt op een lager bedrag uit dan door het slachtoffer gevorderd nu de zaak die ten grondslag ligt aan de door het slachtoffer aangehaalde jurisprudentie op belangrijke onderdelen anders is dan de onderhavige.
Het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank afwijzen.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
[slachtoffer 2] , bijgestaan door mr. Poortman-De Boer, heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank stelt voorop dat de hoogte van de immateriële schadevergoeding als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 BW, naar billijkheid moet worden vastgesteld. Daarbij houdt de rechtbank rekening met alle omstandigheden van het geval, in het bijzonder de aard en de ernst van de inbreuk en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. In dit specifieke geval geldt als uitgangspunt dat het seksueel grensoverschrijdend gedrag van verdachte met grote regelmaat plaatsvond gedurende een periode van bijna vier en een half jaar, tegen de achtergrond van een hulpverleningsrelatie. Daarbij komt dat verdachte als hulpverlener op de hoogte was van de sociale kwetsbaarheid van het slachtoffer.
De rechtbank laat ook meewegen de omstandigheid dat het slachtoffer, blijkens de onderbouwing bij de vordering, naar aanleiding van de bewezenverklaarde feiten, langdurig therapie heeft gevolgd bij een GZ-psycholoog en dat, na afloop van de strafzaak, traumatherapie aangewezen is.
Al deze omstandigheden afwegend, ziet de rechtbank aanleiding de hoogte van de immateriële schadevergoeding vast te stellen op € 7.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank komt op een lager bedrag uit dan door het slachtoffer gevorderd nu de zaak die ten grondslag ligt aan de door het slachtoffer aangehaalde jurisprudentie op belangrijke onderdelen anders is dan de onderhavige.
Het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank afwijzen.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 28, 36f, 57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Ontzetting uit het recht tot uitoefening van het beroep van hulpverlener voor de duur van 5 jaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 15.000,00 (zegge: vijftienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2007.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van € 15.000,00 (zegge: vijftienduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 110 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige deel af.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 7.500,00 (zegge: zevenduizendvijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2010.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van € 7.500,00 (zegge: zevenduizendvijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 72 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige deel af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Jansen, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. W.S. Sikkema, rechters, bijgestaan door mr. E.M. Troost, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 oktober 2015.
w.g.
Jansen
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Brinksma
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Sikkema
locatie Leeuwarden,
Troost