ECLI:NL:RBNNE:2015:5977
Rechtbank Noord-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Ontbinding arbeidsovereenkomst en ontslag op staande voet
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 16 december 2015 uitspraak gedaan in een ontbindingsprocedure tussen een besloten vennootschap (verzoekster) en een werknemer (verweerder). De werknemer was sinds 22 mei 2000 in dienst en had op 8 oktober 2015 zijn werkzaamheden niet afgemaakt en was zonder afmelding naar huis gegaan. Dit leidde tot een ontslag op staande voet door de werkgever, die dit ontslag baseerde op werkweigering. De werknemer was het niet eens met het ontslag en had een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend, primair op grond van verwijtbaar handelen van de werknemer en subsidiair vanwege een verstoorde arbeidsverhouding.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer op 8 oktober 2015 verlof had gekregen om zijn rijbewijs op te halen en dat hij dus niet in strijd met de arbeidsovereenkomst had gehandeld door eerder naar huis te gaan. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet kon standhouden, omdat er geen sprake was van werkweigering. Het verzoek van de werkgever tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst werd afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelde dat de werknemer toestemming had om eerder te vertrekken en dat er geen verstoorde arbeidsverhouding was. De kantonrechter heeft de werkgever veroordeeld in de proceskosten van de werknemer.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie tussen werkgever en werknemer, vooral in situaties waarin verlof is verleend. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de miscommunicatie tussen partijen niet voldoende was om een ontbinding van de arbeidsovereenkomst te rechtvaardigen. De werknemer blijft in dienst van de werkgever en heeft recht op zijn loon.